Читать книгу Vóór vier Eeuwen: Een Volksboek over de Ontdekking van Amerika - Pieter Louwerse - Страница 3

HOOFDSTUK I.

Оглавление

Inhoudsopgave

INLEIDING.

De aardappel is oorspronkelijk een Amerikaansch gewas, tenminste, men houdt Chili of Mejico voor het vaderland ervan, en met zekerheid weet men, dat deze plant vroeger in heel Europa niet te vinden was. In 1565 was er echter een Engelschman, John Hawkins geheeten, die het dagelijksch brood, en waarschijnlijk wel meer dan dat, als slavenhandelaar verdiende. Daar, door eene langdurige reis, zijn scheepsvoorraad aan levensmiddelen in Amerika noodwendig moest aangevuld worden, zoo nam hij te Santa Fé, eene stad in de nabijheid van de Rio la Plata, bij gebrek aan wat beters, een soort van knollen aanboord, welke daar groeiden en door de inlanders gegeten werden. Van deze knollen had hij nog over toen hij eene Iersche haven binnenliep. Deze knollen waren niets anders dan aardappelen. Ze schenen evenwel niet bevallen te zijn, want aan het poten van de vrucht dacht de Ier niet. Negentien jaar later bracht de Engelsche Admiraal Walter Raleigh dezelfde knollen, als wat nieuws, uit Virginia, een’ van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, in Engeland, en in 1589 wist Clusius, Hoogleeraar te Leiden, eenige knollen te bekomen, welke zorgvuldig in den Hortus werden aangekweekt. Langzamerhand verspreidde dit gewas zich over geheel Europa. Van een algemeen gebruik was evenwel nog zóó weinig sprake, dat Frederik II, de Groote, Koning van Pruisen, de koppige boeren met geweld moest dwingen om aardappelen te teelen. Men vond dit bevel een’ dwang gelijk.

En hoe is het tegenwoordig gesteld met het verbouwen der aardappels?

In jaren van misgewas worden in ons land duizenden Hectoliters uit Saksen ingevoerd. En wat zou Ierland, het arme Ierland, zijn zonder aardappelen?

Moesten bijna twee eeuwen na het bekend worden dezer plant nog dwangmaatregelen genomen worden om haar te verbouwen, thans is hare vrucht over een groot deel van Europa het hoofdvoedsel van millioenen menschen.

Doch waarom een boek over de ontdekking van Amerika begonnen met eene korte geschiedenis van den aardappel?

Hierom. Ik wist met geen beter voorbeeld uit het dagelijksch leven te beginnen, om aan te toonen, hoe lang het dikwijls duurt eer eene ontdekking of uitvinding van algemeen nut wordt.

Een voorbeeld, op het gebied der uitvindingen, levert de geschiedenis van den stoom.

Ja, het is waar, de stoom is eigenlijk niet uitgevonden, want het was iets, dat bestond, maar de toepassing van den stoom op fabriekswezen, scheepvaart en middelen van vervoer is wél eene uitvinding, en wel eene, die zulke groote afmetingen in hare gevolgen heeft, dat de toestand der heele maatschappij er door gewijzigd is geworden, en nog veel meer wijzigingen noodig heeft. Welk eene tijdruimte ligt er tusschen het heden, waarin de stoom als wereldkoning heerscht, en het oogenblik waarop de beroemde wis- en natuurkundige Hero van Alexandrië, die anderhalve eeuw vóór onze tijdrekening leefde, de aeolipile of dampkogel uitvond! Zonder volkomen bekend te zijn met de kracht, die door den stoom uitgeoefend wordt, was het niet mogelijk zulk een’ dampkogel uit te vinden. Zelfs de Celtische heidenpriesters schijnen met de kracht van den stoom bekend geweest te zijn. En lezen we ook niet van Blasco de Garay, een’ zeeman, die ten tijde van Keizer Karel V, dus drie eeuwen geleden, in de haven van Barcelona eene openbare proef gaf van het voortstuwings-vermogen van schepen door middel van stoom? Door geleerde onderzoekers wordt deze toepassing van stoomkracht door Blasco de Garay tegengesproken, doch een feit is het, dat Papin reeds in 1681 een werk uitgaf, waarin hij de mogelijkheid aantoonde, dat schepen door stoomkracht konden voortbewogen worden. Om de proef op de som te geven, voer hij langs het riviertje de Fulda van Cassel naar Münden met eene raderstoomboot, die volgens zijne aanwijzingen gemaakt was. Bekend is het ook, dat de schippers, woedend dat men hun met deze uitvinding het brood uit den mond nemen zou, zijne eerste stoomboot vernielden. De proef was geleverd, wat stoomkracht vermocht, doch het moest toch 1787, dus ruim eene eeuw later worden, vóór zekere Patrick Miller in Schotland, op de Firth of Forth, stoom op zijn vaartuig gebruikte. Langzaam, zeer langzaam begon men nu ook in andere landen de stoomkracht op de scheepvaart toe te passen. Wanneer bij ons te lande van de eerste stoomboot gebruik gemaakt werd, ben ik niet te weten kunnen komen, doch het is ons allen bekend genoeg, hoe ook bij ons het aantal stoombooten, zoowel voor de zee- als binnenvaart, met het jaar toeneemt. En dan, welk eene uitbreiding heeft de toepassing van den stoom op de nijverheid verkregen!

Is het nu met den stoom niet gegaan als met de aardappelen?

Men zegt wel eens, dat de Nieuwe Geschiedenis in 1492 een’ aanvang neemt, en wel met de ontdekking van Amerika. Wáár, ontegenzeggelijk wáár is het, dat het vinden van een nieuw werelddeel op den toestand der heele maatschappij van onberekenbaar grooten invloed was, maar dat alleen de ontdekking van Amerika aan de Middel-geschiedenis een einde maakte en de nieuwe deed beginnen, is toch wat al te boud gesproken.

De Nieuwe Geschiedenis, met al hare veranderingen, begon met den geest, die in dien tijd alle zeevarende volken bezielde, om hunne kennis van de aarde uit te breiden. Er was eene behoefte naar weten, een dorst naar kennis ontstaan. Die begeerte en die dorst breidden zich steeds meer en meer uit; zij brachten de Portugeezen, om Kaap de Goede Hoop heen, in den rijken Oostindischen Archipel; zij voerden de Spanjaarden naar de landen, waar goud en zilver opgetast lagen.

Die behoefte naar weten en die dorst naar kennis maakten aan de Middel-geschiedenis, met al hare ruwheid, dichterlijk als eene woeste bergpartij, een einde. Eene nieuwe maatschappij moest ontstaan; ze was niet meer te keeren.

Zóó zullen misschien eenmaal de geschiedschrijvers ook het tijdvak der Nieuwe Geschiedenis in deze eeuw doen ophouden, om eene „Nieuwste nieuwe” te stellen. Die krijgt dan wellicht den naam van „Stoom-Geschiedenis”.

Eigenlijk is die Nieuwste-nieuwe geschiedenis er al een vijftig jaar, want de maatschappelijke toestand der volken van den tegenwoordigen tijd, gelijkt zoo goed als niets op dien van het einde der vijftiende eeuw.

Over den stoom en zijne gevolgen willen we evenwel niet schrijven; een ander moge dat doen, als de stoom afgedaan heeft, zooals nu eene zeereis met een zeilschip bijna tot het verleden behoort. Toch blijven ook die eerste groote zeereizen merkwaardig genoeg om er vier eeuwen later nog eens op terug te komen. Over al die zeereizen kunnen we echter niet spreken, en daarom zullen we enkele maar terloops aanstippen, en ons bepalen bij die reizen, welke ten gevolge hadden: de ontdekking van Amerika, het werelddeel, dat voorbestemd schijnt te zijn in den zoogenaamden „cirkelgang der beschaving” aan de beurt te komen om uit de schatkameren van den menschengeest schooner en rijker schatten te voorschijn te roepen, dan hare rijke goud- en zilvermijnen eenmaal in edele metalen den Spanjaard aanboden.

Eer we echter de ontdekking van Amerika gaan beschrijven, willen we even stilstaan bij de zeevaart der oude volken en die van de volken der Middel-geschiedenis.

Vóór vier Eeuwen: Een Volksboek over de Ontdekking van Amerika

Подняться наверх