Читать книгу Voor Nu en Voor Altijd - Sophie Love, Софи Лав - Страница 9
HOOFDSTUK VIER
ОглавлениеEmily werd de volgende dag gedesoriënteerd wakker. Er kwam zo weinig licht binnen door de dichtgespijkerde ramen, dat het een tijdje duurde voor ze wist waar ze was. Haar ogen moesten even wennen aan het duister. Toen kon ze de kamer zien en wist ze het weer: Sunset Harbor. Het huis van haar vader.
Het duurde nog iets langer voordat ze zich bedacht dat ze werkloos, dakloos en helemaal alleen was.
Ze sleepte haar vermoeide lichaam uit bed. De ochtendlucht was koud. Ze schrok van haar verschijning in de stoffige spiegel: haar gezicht was opgezwollen door de tranen die ze de nacht ervoor vergoten had, haar huid getekend en bleek. Ze bedacht zich opeens dat ze de vorige dag niet goed had gegeten. Het enige wat ze de avond ervoor op had was een beker van de thee die Daniel boven het vuur had gemaakt.
Ze twijfelde even voor de spiegel, starend naar de weerspiegeling van haar lichaam in het oude vieze glas, denkend aan alles wat er de nacht ervoor gebeurd was. Het verwarmende vuur, hoe ze met Daniel bij de haard had gezeten en thee had gedronken, Daniel die haar uit had gelachen omdat ze zich niet had kunnen redden in het huis. Ze dacht aan de sneeuwvlokken in zijn haar toen ze de deur voor hem open had gedaan, en hoe hij de sneeuwstorm weer in was gelopen. Hij was in de donkere nacht verdwenen, net zo snel als hij gekomen was.
Haar rommelende maag onderbrak haar gedachten en haalde haar terug in het heden. Ze kleedde zich snel aan. Het verkreukelde shirt dat ze aantrok, was veel te dun voor de koude lucht, dus sloeg ze de stoffige deken van het bed om haar schouders. Toen liep ze de kamer uit en ging ze op blote voeten naar beneden.
Beneden was alles stil. Ze keek door de bevroren ruit in de voordeur en was overdonderd toen ze zag dat hoewel de storm was gaan liggen, de sneeuw nu een meter hoog lag waardoor de buitenwereld glad, stil en eindeloos wit was. Ze had in haar hele leven nog nooit zoveel sneeuw gezien.
Emily kon net zien hoe een vogel sporen had nagelaten terwijl het zich over het pad had bewogen, maar verder was er niets verstoord. Het zag er vreedzaam uit, maar ook verlaten, en het herinnerde Emily aan haar eenzaamheid.
Ze realiseerde zich dat naar buiten gaan geen optie was, dus besloot Emily het huis te verkennen om te zien wat ervan over was. Het huis was gisteravond zo donker geweest dat ze niet goed rond had kunnen kijken, maar in het ochtendlicht was dit gemakkelijker. Ze liep eerst de keuken in, intuitief gedreven door haar rommelende maag.
De keuken was rommeliger dan ze zich had gerealiseerd toen ze hier gisteren ronddwaalde. De koelkast, een originele crèmekleurige Prestcold uit de vijftiger jaren die haar vader tijdens een zomeruitverkoop had gevonden, werkte niet. Ze probeerde zich te herinneren of het apparaat ooit gewerkt had en of het nog zo’n bron van ergernis was geweest voor haar moeder, nog meer troep waarmee haar vader het oude huis had gevuld. Als kind had Emily haar vaders verzamelingen saai gevonden, maar nu koesterde ze deze herinneringen en hield ze ze dicht bij zich.
In de koelkast vond Emily alleen een vreselijke stank. Ze deed hem snel dicht, vergrendelde de deur met het handvat, en doorzocht toen de keukenkastjes. Hier trof ze een oud blik maïs aan, het label gebleekt door de zon zodat het niet meer leesbaar was en een fles moutazijn. Ze overwoog even om met deze ingredienten een soort maaltijd te maken, maar ze besloot dat ze nog niet zo wanhopig was. De blikopener was toch helemaal vastgeroest, dus ze zou het blik maïs toch niet open kunnen maken.
Vervolgens ging ze naar de bijkeuken, waar de wasmachine en de droger waren. De ruimte was donker, het kleine raam bedekt met multiplex zoals alle andere ramen in het huis. Emily drukte op een knop van de wasmachine, maar was niet verbaasd toen er niets gebeurde. Haar situatie frustreerde haar steeds meer en Emily besloot actie te ondernemen. Ze klom op het dressoir en probeerde een stuk multiplex weg te halen. Het was moeilijker dan ze verwacht had, maar ze was vastbesloten. Ze trok en trok, gebruikte alle kracht in haar armen. Eindelijk begon het bord te scheuren. Emily trok nog een keer, en het multiplex bord gaf op en liet los van het raam. De kracht was zo groot dat ze van het dressoir viel, het zware bord schoot uit haar handen en slingerde richting het raam. Emily hoorde het geluid van het raam dat brak, op hetzelfde moment dat ze op de grond terecht kwam, waardoor de adem uit haar gestoten werd.
Koude lucht stroomde de bijkeuken in. Emily kreunde en ging zitten om haar gekneusde lichaam te controleren. Haar rug deed pijn en ze masseerde zichzelf terwijl ze naar het kapotte raam keek. Er viel een zwakke straal licht naar binnen. Het frustreerde Emily toen ze zich bedacht dat ze haar situatie alleen erger voor zichzelf had gemaakt in een poging om een probleem op te lossen.
Ze haalde diep adem en stond op. Ze pakte voorzichtig een stuk hout van het dressoir, waar het terecht was gekomen. Stukjes glas vielen op de grond en braken in nog kleinere stukjes. Emily inspecteerde het stuk van de plaat en zag dat de spijkers helemaal verbogen waren. Zelfs als ze een hamer zou kunnen vinden, iets waar ze erg aan twijfelde, zouden de spijkers nog onbruikbaar zijn. Toen zag ze dat ze het kozijn had weten te splijten terwijl ze het bord wegtrok. Het zou allemaal vervangen moeten worden.
Emily had het veel te koud om in de bijkeuken te blijven. Door het gebroken raam zag ze weer die eindeloze witte sneeuw. Ze raapte haar deken op en sloeg hem weer om haar schouders, en liep toen de bijkeuken uit en naar de woonkamer. Ze zou hier in ieder geval een vuur kunnen stoken om haar botten te verwarmen.
In de woonkamer hing nog steeds de troostrijke geur van verbrand hout. Emily knielde bij de haard en begon aanmaakblokjes en houtblokken op te stapelen in de vorm van een pyramide. Dit keer dacht ze eraan de schoorsteen open te doen, en het was een hele opluchting toen de eerste vlammen tot leven kwamen.
Ze leunde naar achteren en begon haar koude handen op te warmen. Toen zag ze de ketel waar Daniel de thee in had gezet naast de haard staan. Ze had niets opgeruimd, en de ketel en kopjes lagen nog steeds waar zij ze hadden achtergelaten. Ze dacht weer aan hoe zij en Daniel de thee hadden gedeeld en over het oude huis hadden gepraat. Haar maag knorde, om haar te herinneren aan haar honger, en ze besloot wat thee te zetten op de manier die Daniel haar had laten zien. Dat zou haar honger een beetje stillen, in elk geval voor even.
Net toen ze de ketel boven het vuur had geplaatst, hoorde ze haar telefoon ergens in het huis rinkelen. Het was een bekend geluid, maar het galmde nu zo door de gangen dat ze ervan schrok. Ze had het opgegeven toen ze door kreeg dat ze geen bereik had, dus het verraste haar dat ze het gerinkel hoorde.
Emily sprong op, liet de thee voor wat het was en volgde het geluid van haar telefoon. Ze vond het op de kast in de gang. Ze werd gebeld door een onbekend nummer en ze nam op, enigszins in de war.
“O, uh, hallo,” zei een oudere man aan de andere kant van de lijn. “Bent u de dame van West Street nummer vijftien?” De lijn was slecht, en de zachte vertwijfelde stem van de man was bijna niet hoorbaar.
Emily fronste, verward door het telefoontje. “Ja. En wie bent u?”
“Mijn naam is Eric. Ik, uh, ik lever olie aan alle huizen in de buurt. Ik heb gehoord dat u in dat oude huis verblijft, dus dacht ik dat ik misschien langs kon komen met een levering. Ik bedoel, als u, uh, het nodig heeft.”
Emily kon het bijna niet geloven. Het nieuws had zich zeker als een lopend vuurtje verspreid in de kleine gemeenschap. Maar wacht, hoe kwam Eric aan haar telefoonnummer? Toen herinnerde ze zich dat Daniel er de avond ervoor naar gekeken had toen ze tegen hem zei dat ze slecht bereik had. Hij moest het nummer gezien hebben en het uit zijn hoofd hebben geleerd om het door te kunnen geven aan Eric. Daar ging haar trots; ze kon haar blijdschap nauwelijks bedwingen.
“Ja, dat zou fantastisch zijn,” antwoordde ze. “Wanneer kunt u komen?”
“Nou,” antwoordde de man, nog steeds op die nerveuze, bijna beschaamde toon. “Ik zit momenteel eigenlijk in mijn truck, op weg naar u toe.”
“Echt waar?” stamelde Emily, en kon bijna niet geloven hoeveel geluk ze had. Ze keek snel naar de tijd op haar telefoon. Het was nog niet eens 8 uur in de morgen. Misschien begon Eric altijd vroeg met werken, maar het kon ook zijn dat hij speciaal voor haar op pad ging. Ze vroeg zich af of de man die haar gisteren een lift had gegeven contact had opgenomen met het oliebedrijf, of… Daniel?
Ze duwde de gedachte weg en wendde haar aandacht weer tot het telefoongesprek. “Gaat het lukken hier te komen?” vroeg ze. “Er is veel sneeuw.”
“Maakt u zich daar maar geen zorgen over,” zei Eric. “De truck kan wel wat sneeuw hebben. U hoeft er alleen maar voor te zorgen dat ik bij de pijp kan komen.”
Emily probeerde zich te herinneren of ze ergens in het huis een schep had gezien. “Oké, ik zal mijn best doen. Dank u wel.”
Het gesprek werd beëindigd en Emily kwam direct in beweging. Ze rende terug naar de keuken en keek in alle kasten. Er was niets wat ook maar leek op wat ze nodig had, dus keek ze in alle kasten van de bijkeuken en toen in de berging. Uiteindelijk vond ze een sneeuwschep bij de achterdeur. Emily had nooit gedacht dat ze ooit zo blij zou zijn om een schep te zien, maar ze hield hem vast alsof haar leven ervan afhing. Ze was zo blij met de schep dat ze bijna vergat schoenen aan te trekken. Maar net toen ze haar hand boven de deurklink van de achterdeur hield, zag ze haar sportschoenen in een tas die ze daar had achtergelaten. Ze deed de schoenen snel aan en trok de deur open, haar waardevolle schep in haar handen.
Het werd haar meteen duidelijk hoe ernstig de sneeuwstorm was geweest. Het was één ding geweest om de sneeuw vanuit haar raam te zien, maar het was heel wat anders om hopen van drie meter als ijsmuren de lucht in te zien steken.
Emily verspilde geen tijd. Ze sloeg met de schep tegen de muur van sneeuw en ijs en begon een pad vanuit het huis aan te leggen. Het was niet gemakkelijk; binnen een paar minuten voelde ze het zweet over haar rug lopen. Haar armen deden pijn en ze wist zeker dat ze blaren op haar handpalmen zou hebben als ze klaar was.
Na ongeveer een meter van sneeuw kwam Emily in een ritme. De taak had iets louterends; het tempo dat nodig was om sneeuw weg te halen. Zelfs de fysieke onplezierigheid leek minder belangrijk toen ze begon te zien hoe ze opschoot. In New York had ze het liefst aan lichaamsbeweging gedaan door te rennen op de loopband, maar dit de beste workout die ze ooit had gehad.
Emily wist een pad van een paar meter door de sneeuw achter het huis aan te leggen.
Maar ze voelde zich wanhopig toen ze zag dat de uitlaatpijp nog meer dan tien meter verder was, en ze was al uitgeput. Ze probeerde niet te wanhopen en besloot even te rusten om op adem te komen. Ondertussen zag ze het huis van de opzichter verderop in de tuin, verstopt tussen het wintergroen. Een kleine rookpluim kwam uit de schoorsteen en er viel warm licht door de ramen naar buiten. Emily kon zichzelf er niet van weerhouden om aan Daniel te denken. Die zat nu vast lekker warm binnen met een kop thee. Hij zou haar helpen, daar twijfelde ze niet aan, maar ze wilde zich bewijzen. Hij had haar de avond ervoor genadeloos bespot en hij was zeer waarschijnlijk degene geweest die Eric had gebeld. Hij moest haar gezien hebben als een dame in nood, en Emily gunde hem het plezier van gelijk krijgen niet.
Maar haar maag begon weer te klagen en ze was doodop. Veel te moe om door te gaan. Emily stond in de rivier die ze had gemaakt, opeens overweldigd door haar situatie, te trots om te vragen om de hulp die ze nodig had, te zwak om zelf te doen wat er gedaan moest worden. Frustratie rees in haar op, tot dit zich uitte in hete tranen. Haar tranen maakten haar nog bozer, boos op zichzelf dat ze zo nutteloos was. In haar gefrustreerde geest berispte ze zichzelf en als een nukkig en koppig kind, nam ze zichzelf voor meteen naar huis te gaan zodra de sneeuw gesmolten was.
Emily gooide de schop neer en stampte met doorweekte sportschoenen terug het huis in. Ze schopte ze uit bij de deur en ging terug de woonkamer in om zich op te warmen bij het vuur.
Ze liet zich op de stoffige bank zakken en greep haar telefoon. Ze zou Amy bellen en haar het o-zo-verwachte nieuws te vertellen dat ze gefaald was in haar eerste en enige poging om zelfstandig te zijn. Maar de batterij van de telefoon was leeg. Emily onderdrukte een gil en gooide haar nutteloze telefoon terug op de bank. Ze ging verslagen op haar zij liggen.
Door haar eigen gesnik heen hoorde Emily buiten geschraap. Ze ging rechtop zitten, droogde haar tranen, rende naar het raam en keek naar buiten. Ze zag meteen dat Daniel er was. Hij had de schop die ze neergegooid had in zijn handen en groef zich een weg door de sneeuw heen. Hij werkte verder aan wat zij niet af had kunnen maken. Ze kon bijna niet geloven hoe snel hij de sneeuw weg kon halen, hoe vaardig hij was, hoe geschikt hij was voor het werk, alsof hij geboren was om op het land te werken. Maar haar bewondering was van korte duur. In plaats van Daniel dankbaar te zijn, of blij te zijn dat hij een pad had kunnen maken, helemaal tot aan de uitlaat, was ze boos op hem, richtte ze haar frustratie op hem in plaats van op zichzelf.
Zonder na te denken greep Emily haar natte sportschoenen en trok ze weer aan. Haar hoofd liep over van de gedachten; herinneringen aan al haar waardeloze ex-vriendjes die niet naar haar geluisterd hadden, die zich met haar bemoeid hadden, en hadden geprobeerd haar te “redden”. Niet alleen Ben; voor hem was het Adrian geweest, die zo beschermend was geweest dat hij haar verstikte, en voor hem was er Mark, die haar had behandeld als een breekbaar kunstwerk. Ieder van hen had het verhaal van haar verleden gehoord, waarvan de mysterieuze verdwijning van haar vader slechts het topje van de ijsberg was, en hadden haar behandeld als iets wat bescherming nodig had. Al deze mannen in haar verleden hadden haar gemaakt hoe ze nu was en ze wilde het niet langer accepteren.
Ze stormde naar buiten, de sneeuw in.
“Hey!” riep ze. “Waar ben je mee bezig?”
Daniel stopte maar even. Hij keek niet eens over zijn schouder, ging gewoon door met zijn werk en zei toen op kalme toon, “Ik maak een pad vrij.”
“Dat zie ik ook wel,” snauwde Emily. “Wat ik bedoel is waarom; ik had toch gezegd dat ik je hulp niet nodig had?”
“Omdat je anders zou bevriezen,” antwoordde Daniel simpelweg, en keek nog steeds niet naar haar. “En het water ook, nu ik heb gezorgd dat het werkt.”
“Dus?” antwoordde Emily. “Wat heb jij ermee te maken als ik bevries? Het is mijn leven. Ik kan bevriezen als ik dat wil.”
Daniel had geen haast om met Emily te praten, of mee te doen met de ruzie die ze zo duidelijk zocht. Hij bleef gewoon scheppen, heel kalm, ritmisch, net zo onverstoord door haar aanwezigheid als hij geweest zou zijn wanneer ze er helemaal niet was geweest.
“Ik ben niet bereid niets te doen en je gewoon te laten sterven,” antwoordde Daniel uiteindelijk.
Emily deed haar armen over elkaar. “Ik denk dat dat een beetje melodramatisch is, jij niet? Er zit wel wat verschil tussen het een beetje koud hebben en doodgaan!”
Eindelijk ramde Daniel de schop de sneeuw in en hij ging rechtop staan. Hij keek haar aan, zijn uitdrukking onleesbaar. “De sneeuw lag zo hoog dat het de uitlaat bedekte. Als je die boiler aan zou zetten, zouden de rookgassen meteen terug het huis in gaan. Je zou binnen twintig minuten dood zijn door koolmonoxidevergiftiging.” Hij zei het zo vanzelfsprekend dat Emily ervan schrok. “Als je dood wilt gaan, doe je dat maar in je eigen tijd. Maar het gebeurt niet terwijl ik in de buurt ben.” Met die woorden gooide hij de schop op de grond en liep hij terug naar het koetshuis.
Emily stond daar en keek hem na. Ze voelde haar boosheid wegsmelten, waarna schaamte het overnam. Ze voelde zich schuldig over hoe ze tegen Daniel had gesproken. Hij probeerde alleen maar te helpen en zij had het gewoon terug in zijn gezicht gegooid als een verwend kind.
Ze wilde achter hem aan rennen om haar excuses aan te bieden, maar op dat moment verscheen de oude olietruck aan het einde van de straat. Emily voelde haar hart een blij sprongetje maken, en was verrast door hoe gelukkig ze zich voelde, terwijl ze alleen maar olie geleverd kreeg. In het huis in Maine verblijven had niet meer kunnen verschillen van haar leven in New York.
Emily keek toe terwijl Eric uit de truck sprong, verrassend behendig voor iemand die zo oud was. Hij had een overall met olievlekken aan, net als een personage uit een tekenfilm. Hij had een verweerd maar vriendelijk gezicht.
“Hallo,” zei hij op dezelfde onzekere toon die hij ook aan de telefoon had gebruikt.
“Ik ben Emily,” zei Emily, en ze reikte hem de hand. “Ik ben erg blij dat u hier bent.”
Eric knikte alleen maar en ging meteen aan de slag met de oliepomp. Hij was duidelijk niet zo’n prater. Emily stond er een beetje ongemakkelijk bij te kijken hoe hij werkte, met een zwak lachje iedere keer dat ze merkte dat hij snel haar kant op keek, alsof hij verward was door het feit dat ze hier was.
“Kunt u me de boiler laten zien?” zei hij toen alles klaar was.
Emily dacht aan de kelder, aan haar afkeer voor de grote machines die er stonden en het huis aandreven, aan de duizenden spinnen die er door de jaren heen hun webben hadden gemaakt.
“Ja, deze kant op,” zei ze met een dun stemmetje.
Eric pakte zijn zaklamp, en samen gingen ze de enge, donkere kelder in. Net als Daniel bleek Eric handig te zijn met machines. Binnen een paar seconden begon de grote boiler te werken. Emily kon het niet helpen; ze sloeg haar armen om de oude man heen.
“Het werkt! Ik kan niet geloven dat het werkt!”
Eric verstijfde bij haar aanraking. “Je moet niet rommelen met zo’n oud huis,” antwoordde hij.
Emily liet hem los. Het kon haar niet eens schelen dat er nog een persoon was die zei dat ze moest stoppen, dat ze niet goed genoeg was. Het huis had nu verwarming en water, en dat betekende dat ze niet als een mislukkeling terug hoefde te keren naar New York.
“Hier,” zei Emily, en ze pakte haar tas. “Hoeveel krijgt u van me?”
Eric schudde alleen maar zijn hoofd. “Dat is allemaal geregeld,” antwoordde hij.
“Geregeld door wie?” vroeg Emily.
“Gewoon iemand,” antwoordde Eric ontwijkend. Hij voelde zich duidelijk niet op zijn gemak bij de ongewone situatie. Wie hem ook had betaald om hier te komen en haar van olie te voorzien had hem gevraagd om het stil te houden, en de situatie maakte hem ongemakkelijk.
“Nou, oké,” zei Emily. “Als u het zegt.”
Ze besloot dat ze zou uitzoeken wie het gedaan had zodat ze hem kon terugbetalen.
Eric knikte een keer, scherp, en liep toen terug de kelder uit, met Emily op zijn hielen; ze wilde niet alleen in de kelder blijven. Terwijl ze de trap beklom, merkte ze dat ze zich lichter voelde.
Ze liep met Eric naar de deur.
“Dank u, echt,” zei ze, met zo veel mogelijk betekenis in haar stem als ze erin kon leggen.