Читать книгу Per luchtballon naar de Zuidpool - Wladyslaw Uminski - Страница 6

DERDE HOOFDSTUK. Het wonder der werktuigkunde.

Оглавление

Inhoudsopgave

James wist van blijdschap niet wat hij doen zou bij de gedachte, dat hij weldra het eeuwige ijs van de pool zou terugzien.

„Wat is het jammer, dat we al in October zijn!” zeide hij met een zucht. „Anders hadden we binnen eenige dagen den tocht reeds kunnen ondernemen.”

„Men is daar nu in het midden van den winter; het kwik bevriest er zeker,” antwoordde de kapitein.

„Hoe nu? Hebt ge het oog op de Noordpool?” vroeg de ingenieur.

„Zeker. Dat spreekt vanzelf. En men kan er nu niet naar toe gaan, zelfs niet met een luchtballon als de uwe, ofschoon daarvoor geene ijsbergen bestaan. We zouden terstond doodvriezen.”

„Daarin heeft u gelijk.”

„Dus zijn we genoodzaakt, op zijn minst acht maanden te wachten!.… Drommels! dat is onmogelijk!”

„Welnu, als u zooveel haast heeft,” hernam de ingenieur glimlachende, „dan kunnen we ons wel onmiddellijk op reis begeven.”

„Maar dan zullen we doodvriezen. Dat heeft u immers zelf toegestemd.”

„Juist zoo. Maar u vergeet, dat de aarde twee polen heeft. Ik stem toe, dat de reis naar de Noordpool gedurende den winter onmogelijk is; maar wat zou ons verhinderen, naar de Zuidpool te gaan? U weet, dat de jaargetijden op het zuidelijk halfrond geheel tegenovergesteld zijn aan die op het noordelijk halfrond. Men is aldaar nu midden in de lente. Dat is zeker wel het gunstigste tijdstip voor zulk eene reis.”

James hoorde al die dingen met een open mond aan; de dappere zeeman had vergeten, dat de aarde twee polen heeft. Hij dacht steeds en uitsluitend aan de Noordpool, en zijn vurigst verlangen was tot dusverre geweest, eenmaal die pool te bereiken.

„De Zuidpool,” bracht hij stotterend uit, „de Zuidpool… Niemand is nog ooit naar de Zuidpool gegaan, niet waar?”

„Men heeft dit wel beproefd, maar men heeft gemerkt, dat de Zuidpool nog minder toegankelijk is dan de Noordpool; want de eerstgenoemde bevindt zich nog verder van eenig bewoond oord en ligt te midden van het groote en onbekende zuidelijke vasteland. Naar mijne meening zal men tot de ontdekking van de Zuidpool eerst een geruimen tijd na die van de Noordpool komen.”

„Zoo? Is zij moeilijker te ontdekken? Laat ons het echter beproeven! Het is, geloof ik, voor uw ballon volmaakt onverschillig, hierheen of daarheen te gaan.”

„Stelt u dit plan in ernst voor?” vroeg de kapitein, die zich nu in het gesprek mengde.

„In vollen ernst,” antwoordde Gromski. „Als we naar de Zuidpool willen gaan, dan behoeven we niet te wachten. Hoe eer wij dit doen, des te beter.”

„Maar de bezwaren, aan zulk een tocht verbonden, zullen grooter zijn. Is u niet bang voor een langen tocht langs of liever boven den Oceaan? Het kan lichtelijk gebeuren, dat wij daarin vallen, en dan…”

„Dat zal wel niet gebeuren. Mijn luchtballon kan, zooals u weet, gedurende drie weken eene voldoende hoeveelheid gas inhouden. Wij zullen ons naar de zuidelijkste punt van Amerika begeven en van kaap Hoorn opstijgen, vanwaar de wind ons naar de pool zal overbrengen.”

„De wind? Welke wind?”

Inderdaad begreep de kapitein niet, op welken wind Gromski rekende: hij wist slechts, dat er in de poolstreken koude winden waaien, die zich naar de evennachtslijn richten.

„Maar op die koude winden reken ik niet,” zeide Gromski. „Ik onderstel alleen, dat er boven deze winden een warme luchtstroom moet bestaan, die van de evennachtslijn naar de pool gaat. De plaats, die de koude lucht besloeg, moet toch aangevuld worden.”

„U heeft gelijk, ik had daaraan niet gedacht. Het moet wel zoo wezen: ge bedriegt u niet… Bravo! Zal dus de warme luchtstroom ons naar de Zuidpool brengen?”

„Naar de Zuidpoolstreken ten minste. Wij zullen de pool zelf met behulp van onze machine bereiken.”

„Ik erken, dat ik erg nieuwsgierig ben om eenige nadere bijzonderheden te weten te komen, om iets meer omtrent uw luchtballon te vernemen. Hoe is het u gelukt, eene lichte stoommachine te vervaardigen, die toch krachtig genoeg is om aan den ballon zulk eene snelheid te geven? Is de electriciteit u niet geschikt voorgekomen om dit doel te bereiken?”

„Daar ge met mij een langdurigen tocht zult doen,” zeide Gromski, „moet ik u mijn ballon wat meer van nabij laten bekijken. We zullen een klein tochtje door de lucht doen. En dan zult ge zien, wat de luchtballon is en hoe hij zich houdt. Ge dient dit trouwens te weten, daar gij mij moet helpen om hem te besturen.”

Gromski gaf bevel om den ballon in orde te brengen, en terwijl zijne bedienden zich met het maken van de noodige toebereidselen bezighielden, verklaarde hij aan zijne nieuwe metgezellen de beginselen, waarop de samenstelling van zijn luchtballon berustte.

„Er bestaat, strikt genomen, tusschen een stoomschip en een luchtballon, die door eene machine als deze in beweging gebracht wordt, hetzelfde onderscheid als er bestaat tusschen het soortelijk gewicht van het water en dat van de lucht. Een ballon, evenals een schip, moet eene beweegkracht hebben, om niet ten speelbal der luchtstroomen te worden. Hij kan slechts aan deze laatste weerstand bieden, als zijne eigen snelheid de snelheid van den wind overtreft. In dat geval kan de ballon zich zelfs bewegen in eene richting, tegenovergesteld aan die van den luchtstroom, hetgeen hierop neerkomt, dat aan den ballon eene bepaalde richting kan gegeven worden. Het waren de Heeren Renard en Krebs, die in 1884 dit vraagstuk oplosten. Het gelukte hun om met hun ballon met eene electrische beweegkracht terug te keeren naar het punt, vanwaar zij waren uitgegaan. Van toen af was het beginsel gevonden. Ik zeide, dat de ballons eene eigen snelheid moeten bezitten, die ze in staat stelt, zegevierend tegen de winden te kampen. Ge weet zeker wel, dat de luchtballon van de Heeren Renard en Krebs eene snelheid van 7 meters in de seconde heeft. Maar deze snelheid is onvoldoende. Er is eene snelheid van minstens 15 meters noodig om, ondanks een krachtigen wind, in eene gewenschte richting voort te komen. Een flinke en tevens lichte motor, die aan den luchtballon eene vrij aanzienlijke snelheid kan geven,—zulk eene machine was nog niet uitgevonden. Renard bedient zich van de electriciteit; de electrische motoren zijn zeer gemakkelijk te behandelen, maar zij vereischen zware machines, die veel plaats beslaan en waarvan de werking bovendien kostbaar en van korten duur is. Bij slot van rekening is de electrische motor betrekkelijk zwaar. Die, waarvan men zich op de France bediende, had slechts 5 paardekrachten en woog 600 kilogrammen. Deze overwegingen hebben er mij toe gebracht, het voorbeeld van Henri Giffard te volgen en mij van stoom te bedienen. Verwondert u hierover niet! Mijne machine heeft weinig overeenkomst met de gewone machines. Hare voornaamste eigenschap is, zooals ik u reeds heb doen opmerken, hare bijzondere lichtheid.”

„Is uw stoomketel dan…”

„Er is geen eigenlijke stoomketel in mijne machine,” viel de ingenieur hem glimlachende in de rede; „deze wordt vervangen door de platte buis, die ge daar ziet. Deze buis is spiraalvormig opgerold en bestaat uit vijf deelen, die met elkaar de enorme lengte van 200 meters hebben. Haar inhoud daarentegen is nog geen 25 kubieke centimeters, want hare wanden raken elkaar bijna. Men kan zulk een stoomketel met volle recht een „bliksem-stoomketel” noemen, daar de stoom zich daarin onmiddellijk vormt, dank zij de aanzienlijke grootte van de verwarmde oppervlakte; het is niet noodig, veel water in te nemen; men heeft op zijn hoogst 40 kilogrammen noodig, want de stoom ontsnapt, nadat hij in de machine zijn mechanischen arbeid verricht heeft, niet in de lucht, maar stort zich in den grooten condensator, vanwaar hij opnieuw automatisch in den stoomketel terugkomt. Het is gemakkelijk te begrijpen, dat zulk een stoomketel aan geenerlei gevaar van ontploffing blootstaat; want hij bevat slechts weinig stoom, en het water kan, indien er voor de capillariteit van de buis gezorgd wordt, niet in den spheroïdalen toestand overgaan.”

„Bravo!” riep Ford vol geestdrift uit. „Het beginsel, waarop u de samenstelling van uw stoomketel gebouwd heeft, is verwonderlijk eenvoudig; maar men heeft heel lang op die verbetering moeten wachten. En van welke brandstof bedient ge u?”

„Van benzine. Dáár, op het fornuis, zult ge het reservoir vinden, dat het waterstofgas inhoudt. De producten der verbranding gaan door kleine buizen naar het reservoir; als hunne temperatuur 120° bereikt, kunnen zij de benzine nog op het kookpunt brengen. De damp der benzine komt door eene kleine afzonderlijke buis in het fornuis, vermengt zich daarbij met de lucht en brandt, zonder rook van zich te geven, evenals de lamp van Bunsen.”

„Juist zoo. Dus verliest u niet het minste gedeelte van de brandbare stof. Heeft u ook eene machine van een nieuw model vervaardigd?”

„Ik was er wel toe genoodzaakt, Mijnheer. De bestaande machines zijn te zwaar voor mij. Het is mij voorgekomen, dat eene rotatiemachine, die geregeld zonder vliegwiel kan werken, het best zou beantwoorden aan het doel, dat ik mij voorstelde.”

„Waar is die machine?” vroeg James, terwijl hij in het schuitje van bamboes, met zijde bekleed, keek.

„Daar,” zei de ingenieur, terwijl hij naar een bol van aluminium, één meter in middellijn, wees.

„Is die bol eene machine?” riep de stuurman uit, terwijl hij groote oogen opzette. „Nooit heb ik zóó iets gezien.”

„Ja, het is eene machine, en wel een heel lichte. In het inwendige van den bol bevindt zich een klep, die door den stoom met snelheid ronddraait.”

„Hoe groot is dan het gewicht van uw motor?” vroeg de kapitein.

„Die is veel lichter dan de machine, waarvan Giffard zich in 1856 bediend heeft. Zijn gewicht bedraagt nog geen 30 kilogrammen per paardekracht.”

„Nu begrijp ik het. Deze zoo lichte machine heeft eene reusachtige kracht en kan aan den ballon eene ontzaglijke snelheid geven.”

„Men zou hetzelfde resultaat ook door andere middelen kunnen bereiken,” zeide Gromski. „In theorie is het niet noodig, lichte motoren te vervaardigen.”

„Hoe zoo, Mijnheer?” riep Ford uit. „Dat is toch wat al te sterk. Als het zoo was, dan zou men daarvan, geloof ik, al lang gebruik gemaakt hebben.”


De luchtballon begon langzaam op te stijgen. Blz. 28.

„Maar dat is in de practijk niet zoo gemakkelijk, kapitein. Ge weet, dat de inhoud der lichamen toeneemt in evenredigheid met het kubiek, en hunne oppervlakte in evenredigheid met het vierkant van hunne afmetingen. Een ballon, waarvan de straal verdubbeld wordt, zal, om dezelfde snelheid te bereiken, een viermaal grooter tegenstand te overwinnen hebben, maar hij zal tevens in staat zijn, een achtmaal zwaarder last te dragen, want het opstijgingsvermogen van den ballon is in dezelfde verhouding toegenomen. Ge begrijpt dus, dat een ballon van een driemaal grooter inhoud dan de mijne, slechts een tweemaal grootere oppervlakte moet hebben; maar zijn opstijgingsvermogen zal verdriedubbeld worden, en bijgevolg zal hij een betrekkelijk zwaarderen motor kunnen hebben. Mijnheer Henri Giffard heeft berekend, dat een luchtballon, die een inhoud van 200.000 vierkante meters heeft, 20 meters in de seconde zou kunnen afleggen, dat wil zeggen, dat hij aan de krachtigste winden weerstand zou kunnen bieden. Ge begrijpt echter, dat de vervaardiging van zulk een reus onoverkomelijke bezwaren oplevert. Ik heb mij voor mijn luchtballon dus vergenoegd met een inhoud van iets meer dan 3000 vierkante meters. Ik heb hem bovendien een langwerpiger vorm gegeven dan de ballon van de Heeren Renard en Krebs heeft; ik ben er op die wijze in geslaagd, den tegenstand van de lucht aanmerkelijk te verminderen.”

Ford en de stuurman luisterden met de meeste aandacht naar de woorden van den ingenieur en bekeken den luchtballon met steeds levendiger nieuwsgierigheid.

Inderdaad zag hij er indrukwekkend uit. Er hing een langwerpig en licht schuitje aan, dat er met touwen van zijde aan bevestigd was. Bij den eersten oogopslag scheen de stof, waaruit de ballon vervaardigd was, van metaal te zijn; de bewegingen, die de wind er in deed ontstaan, bewezen echter, dat het geene vaste zelfstandigheid was.

„Waarvan is uw ballon toch gemaakt? Hij is noch van zijde, noch van doek,” bracht Ford in het midden.

„Ja, hij is van zijde, Mijnheer, maar met een zeker vernis bedekt; boven dit vernis bevindt zich een zeer dunne laag aluminium, die daarop door middel van de galvanoplastiek gelegd is; het geheel zal, zooals ik stellig durf verzekeren, bijna geen gas laten ontsnappen. Het waterstofgas kan gedurende drie weken in mijn ballon blijven. Als dat niet zoo was, zou ik er mij niet aan wagen, eene reis naar de pool te ondernemen. De stoomketel en de machine zijn insgelijks van aluminium. Maar laat ons eens opstijgen, dan zult ge zien, hoe men met dezen luchtballon reist.”

Bij deze woorden nam Gromski in de nabijheid van de machine plaats.

„Gij, kapitein, gij moet het roer in handen nemen,” voegde hij er bij, zich tot Ford wendende. „Ga daar zitten! Hier is het stuurrad. Verbeeld u nu maar, dat ge op een gewoon jacht zijt.”

Ford zette zich zeer gemakkelijk op een stoeltje neer, dat bij den stoomketel hing. Na een oogenblik van aarzeling besloot James insgelijks in den ballon te stappen en nam, op verzoek van den ingenieur, het beheer over den ballast op zich.

„Het is toch geen jacht,” mompelde hij. „’t Heeft veel meer van een walvisch weg.”

De ingenieur deed de benzine, die in het fornuis nabij de machine geplaatst was, ontbranden; dit fornuis was bestemd om de noodige warmte te ontwikkelen, ten einde den motor in beweging te brengen en den inhoud van het hoofdreservoir aan het koken te maken.

„Laat de touwen los!” riep Gromski uit. „Opgelet! Daar gaan we!” voegde hij er bij, zich tot den kapitein wendende.

„Breng ons onder den wind, en gij, James, werp een zak zand uit!”

De stuurman voldeed aan dit bevel, en tegelijkertijd begon de luchtballon langzaam op te stijgen.

Ford draaide het roer rechts, en nu beschreef de ballon, aan zijn wil gehoorzamende, een grooten halven cirkel.

„Houd het roer rechts!” beval Gromski.

Deze manoeuvre bracht den luchtballon in de gewenschte richting.

James keek, nadat hij nog een zak zand had uitgeworpen, naar het land, dat zich al meer en meer verwijderde.

Na zich tot eene hoogte van 100 meters verheven te hebben, ging de ballon met eene verbazende snelheid over het park heen, dat tot de villa van den ingenieur behoorde; toen vloog hij over eene andere villa en over een stuk weiland heen. De boomen schenen te wijken en plaats te maken voor eene groote opeenhooping van huizen, die door eene grijze wolk van rook verduisterd werden, welke zich in de doorschijnende lucht boven hooge fabrieksschoorsteenen verhief. Dit was Chicago. Achter de stad in de verte schitterde in de stralen der zon de verrukkelijke oppervlakte van een meer, waarop het van schuiten en schepen wemelde. Nog verder teekende zich, als op eene topographische kaart, de zwarte lijn van den anderen oever af, doorsneden door boerderijen, die halverwege achter het groen verscholen waren. De luchtballon, die steeds voortging met den wind, die uit het Zuidwesten blies, in dezelfde richting als de westelijke spoorweg, kwam al spoedig boven den ochtendtrein, die de reizigers naar San-Francisco vervoerde. Het oorverdoovend gedruisch, dat de wielen der waggons, terwijl zij zich over de rails voortbewogen, maakten, vormde een scherp contrast met de rustige stilte en de onmerkbare beweging van den ballon.

James, die zich over den rand van het schuitje heenboog, groette spottend de passagiers, die door de portieren keken. Men antwoordde hem met toejuichingen. Verscheidene Yankees, die op het balkon van den salonwagen stonden, begroetten onze luchtreizigers met revolverschoten. Al spoedig verloor men in den trein den ballon uit het oog. Zijne schaduw, langwerpig en zwart, gleed over de landerijen, die den weg begrensden.

James lachte, toen hij de boeren en de arbeiders, die hen hielpen, de hoofden zag oprichten en, hunne taak vergetende, den ballon nastaren; het vee, dat op de weilanden graasde, liep weg, verschrikt bij het zien daarvan, of verzamelde zich in troepjes, als wilde het zich tegen een vijand verdedigen.

Van tijd tot tijd draaide Ford even aan het stuurrad, en dan ging de luchtballon, aan zijn wil gehoorzamende, als een goed gedresseerd paard, naar rechts of naar links, en vloog over boomen, rotsen, rivieren en afgronden heen. Er bestonden voor hem geene hinderpalen.

Toen de zon achter eene wolk schuilgegaan was, begon het waterstofgas, dat de werking der warme zonnestralen niet meer ondervond, in inhoud te verminderen; het schuitje raakte de toppen der boomen bijna aan.

„James, werp nog maar eens een zak zand uit!” riep de kapitein uit.

„Neen, neen!” viel de ingenieur hem in de rede, „we kunnen niet altijd op den ballast rekenen, te meer daar ik maar weinig bij mij heb. We zullen het op eene andere manier aanleggen. Het gas heeft zich samengeperst; we moeten het dus doen uitzetten door het te verwarmen. Ziet maar eens: ik open de kraan van de buis, die aan het fornuis aangebracht is en in het inwendige van den ballon uitkomt. Welnu, we rijzen al. De warme gassen doen eensklaps de temperatuur van het waterstofgas toenemen. Ik zou op deze manier hebben kunnen opstijgen zonder mijne toevlucht tot den ballast te nemen; ik stel mij echter voor, mij slechts van dit middel te bedienen in de gevallen, waarin ik voor een korten tijd het opstijgingsvermogen moet vermeerderen. Nu sluit ik de kraan; de zon begint opnieuw te schijnen en het gas zet zich uit. Maar het wordt tijd om een einde aan ons tochtje te maken. Onze luchtballon kan terugkeeren naar het punt, vanwaar wij vertrokken zijn door te draaien ondanks den wind, die nu een weinig van ter zijde blaast. Herken je mijne villa, vanwaar we een kwartier geleden vertrokken zijn?”

„Ja, ik herken haar aan de cipressen.”

„Welnu, wend dan den voorsteven van het schuitje naar dit punt!”

Ford voldeed aan dit bevel. De luchtballon beschreef een cirkelboog van omstreeks 80 graden, met een straal van 300 meters, en vloog voort, met den wind van achteren.

Zijne snelheid vermeerderde nu met 6 meters in de seconde. Onze luchtreizigers bemerkten dit terstond aan de snellere afwisseling van het landschap. De boerderijen en de weilanden verschenen en verdwenen onmiddellijk om plaats voor nieuwe tooneelen te maken.

„Dat gaat goed!” riep James verrukt uit. „Mijnheer, al de stoomschepen beteekenen niets bij uw luchtballon. Waarlijk! Een meeuw en een albatros zijn ver achter ons gebleven.”

„Maar dat is nog niets: met een krachtiger wind zouden wij tweemaal sneller kunnen gaan.”

„Ja, maar dan zouden wij altijd den wind van achteren moeten hebben,” merkte Ford aan. „Het komt mij voor, dat een ballon als de uwe al te krachtige luchtstroomen moet vermijden.”

„Zeer zeker, maar als wij de krachtige tegenwinden vermijden, moeten wij tevens ons voordeel met de gunstige winden doen. In allen gevalle ben ik niet gewoon, mij boven 300 meters te verheffen; in de bovenste streken van den dampkring heerschen veel heviger winden dan die, welke nabij de oppervlakte der aarde waaien.”

„En wat zoudt ge doen, als zelfs in de benedenste lagen van den dampkring een wind blaast, waarvan de snelheid die van uw luchtballon overtreft?”

„Als de richting, die ik wensch te volgen, geheel tegenovergesteld is aan die van den wind, dan vertrek ik niet. Maar als zij met deze laatste een zekeren hoek maakt, dan onderzoek ik—steunende op het parallelogram der krachten—naar welken kant ik mijn ballon moet richten, en in den regel kan ik dan in de gewenschte richting gaan. Overigens zullen eenige wendingen van het roer mij zeggen, of ik gelijk dan wel ongelijk heb. Let er bijvoorbeeld op, dat we naar mijne villa moeten terugkeeren; we hebben een zwakken wind op zijde en van achteren. We moeten ons dus naar den tegenovergestelden kant houden.”

Ford vond inderdaad den hoek, waaronder men den ballon moest plaatsen, om niet van de vastgestelde richting af te wijken.

De luchtballon, die zich met eene snelheid voortbewoog, welke meer dan 64 kilometers in het uur bedroeg, bevond zich eenige minuten daarna weder boven het park, waaruit hij opgestegen was. De ingenieur deed de machine stilstaan en wierp het touw uit, dat door zijne bedienden gegrepen werd. Nu daalde de ballon langzaam op het groene gras neer.

„Ik dank u, Mijnheer,” zeide James, terwijl hij de hand van den ingenieur drukte. „Zoolang ik leef, zal ik mij deze reis herinneren. Mijn hemel, ’t is nu niet meer de moeite waard om op het vasteland of zelfs op zee te reizen. Van dit oogenblik af laat ik den Oceaan in den steek en, in plaats van op zee te varen, doe ik het in de lucht; met andere woorden, ik word een luchtreiziger!”

De ingenieur gaf den stuurman glimlachende de verzekering, dat de luchtscheepvaart zeer trotsch op haar nieuwen aanhanger was.

De kapitein gaf in zijne loftuitingen dezelfde wenschen te kennen. Na den luchtballon nog eens nauwkeurig bekeken te hebben, begaven onze vrienden zich met Gromski naar de villa, waar hun een overheerlijk maal wachtte. Aan het einde daarvan stelde Ford een toost in op de gezondheid van „den weldoener der menschheid.”

„Ja, ja!” riep hij vol vuur uit, „uwe uitvinding zal eene omwenteling in de maatschappelijke toestanden teweegbrengen en aan de wetenschap vergunnen, een grooten stap voorwaarts te doen …”

„En wij zullen een grooten stap naar de Zuidpool doen,” voegde James er bij.


Per luchtballon naar de Zuidpool

Подняться наверх