Читать книгу GRONDBEGINSELEN KOUDETECHNIEK / In twee talen Nederlands/Engels - Volker Stamer - Страница 34

Оглавление

Een COP van "3" betekent dat 1 kW aandrijfvermogen

van de compressor 3 kW koelvermogen aan de

verdamper oplevert.

Naast de eigenschappen van het koudemiddel, het

rendement van de componenten en de configuratie van

het systeem, hebben de bedrijfsdrukken (verdampings-

en condensatietemperatuur) een doorslaggevende

invloed op de COP.

Het rendement van een warmtepomp wordt bepaald

aan de hand van zijn prestatiecoëfficiënt εWP c.q. de

COP. Voor de prestatiecoëfficiënt van de warmtepomp

wordt de verhouding berekend tussen het condensor-

vermogen (thermisch vermogen) en het gebruikte

aandrijfvermogen van de compressor.

De COP met betrekking tot de capaciteit van de con-

densor (ook wel COPWP genoemd) is altijd "1" hoger

dan de COP van het koelvermogen (zie hierboven).

Daarom moet, om verwarring te voorkomen, altijd de

exacte referentie worden vermeld.

Een verwarmingscoëfficiënt "4" betekent dat 1 kW

aandrijfvermogen van de compressor 4 kW warmte-

capaciteit aan de condensor oplevert.

Opmerking:

Voor een hoge prestatiecoëfficiënt geldt: Een lage con-

densatietemperatuur (condensatiedruk) en een hoge ver-

dampingstemperatuur (verdampingsdruk). De prestatie-

coëfficiënt mag niet worden verward met het rendement.

De prestatiecoëfficiënten worden bepaald op een test-

bank onder standaard bedrijfsomstandigheden. Deze gel-

den dus alleen voor de gespecificeerde bedrijfscondities.

3.1.4

Seizoensgebonden EER (SEER), COP/EER

(SEPR), seizoensgebonden COP (SCOP)

Voor verschillende soorten installaties (bijv. airconditio-

ners, condensing-units, vloeistofkoelers) EU Ecodesign

Directive, seizoensgebonden EER- (SEER) of COP/

EER (SEPR)- waarden worden opgegeven en voor

warmtepompen seizoensgebonden COP-waarden

(SCOP). Het grote verschil tussen COP en EER: de

prestatiemeting en de opgave van de prestatiegegevens

zijn niet alleen gebaseerd op één enkele temperatuur

en vollast conditie, maar op vier verschillende referent-

iepunten en koellasten. Voor de koelapparatuur voor

comfort airconditioning liggen deze referentiepunten

(meetpunten) bij 20 °C, 25 °C, 30 °C en 35 °C buiten-

temperatuur, en voor condensatie-units en chillers voor

A cooling coefficient of performance ‘3’ means that

1 kW of compressor drive power delivers 3 kW of re-

frigerating capacity at the evaporator.

In addition to the refrigerant properties, the compo-

nent efficiencies and the system design, the operating

pressures (evaporation and condensing temperature)

have a decisive influence on the cooling coefficient of

performance.

The efficiency of a heat pump is evaluated using the

heat pump coefficient of performance εHP, COP. The

ratio of the condenser capacity (heating capacity) and

the compressor drive power is used for the calculation

of the heat pump coefficient of performance.

The COP relative to the condenser capacity (also

referred to as COPHP) is always greater by ‘1’ than the COP relative to the refrigerating capacity (see above). Therefore, to avoid confusion, the exact reference should always be given.

A heating capacity coefficient ‘4’ means that with

1 kW of compressor drive power, 4 kW of heating

capacity is provided to the condenser.

Note:

A high coefficient of performance means: condensing

temperature (condensing pressure) low, evaporation

temperature (evaporation pressure) high. The coefficient

of performance should not be confused with efficiency.

The coefficients of performance are determined on

a test bench under standard operating conditions.

Consequently, they only apply to the specified

operating conditions.

3.1.4

Seasonal EER (SEER), COP/EER (SEPR),

seasonal COP (SCOP)

Under the EU Ecodesign Directive, seasonal EER

(SEER) or COP/EER (SEPR) values must be declared

for various cooling products (e.g. air conditioners, con-

densing units, liquid chillers) as well as seasonal COP

(SCOP) values for heat pumps. The major difference

to COP and EER: the performance measurement and

declaration of performance data is based not only on

a single temperature and full-load conditions, but on

four different reference points and load conditions. For

cooling equipment in comfort air conditioning, these

reference points (measuring points) are 20°C, 25°C,

30°C and 35°C ambient temperature, and for con-

densing units and liquid chillers for process cooling

36

Koeltechnische specificaties // Refrigeration parameters

GRONDBEGINSELEN KOUDETECHNIEK / In twee talen Nederlands/Engels

Подняться наверх