Читать книгу GRONDBEGINSELEN KOUDETECHNIEK / In twee talen Nederlands/Engels - Volker Stamer - Страница 42

Оглавление

Fig. 8 Hogedrukreservoir met gemonteerde afsluiter

High pressure receiver with shut-off valve fitted [BITZER]

Het vloeistofvat bevat bij een correct koudemiddelpeil

twee afzonderlijke stoffen: koudemiddelvloeistof en

verzadigde damp. In systemen met een vloeistof

vat

bedraagt de onderkoeling aan de uittrede praktisch

0 K. Hierbij garandeert het vloeistofreservoir de ver-

eiste vloeistoftoestand.

Als alternatief of aanvulling kan het koudemiddel

worden gekoeld tot onder de condensatietemperatuur.

Het temperatuurverschil is de onderkoeling.

Zonder vloeistofreservoir ligt de optimale onderkoeling

gewoonlijk tussen 2 en 3 K bij de condensoruittrede.

Voor lage temperatuuur toepassingen verhoogt een

onderkoeling in de orde van 10 tot 15 K

of meer de prestaties en de efficiëntie. Dit vraagt

echter om speciale systeem-technische maatregelen.

3.3.2

Hoe ontstaat onderkoeling?

Voor een goede onderkoeling in de condensor wordt

een deel van de condensor d.m.v. opstuwing vóór het

expansieventiel gevuld met vloeibaar koudemiddel.

Het koelmedium dat door deze ruimte stroomt, koelt

het koudemiddel af.

Aangezien het condensatieoppervlak in de conden-

sor hierdoor kleiner wordt, neemt de condensatiedruk

toe, waardoor de efficiëntie van het systeem afneemt.

Daarom heeft het eigenlijk weinig zin om een onder-

koeling in de condensor te genereren.

If the refrigerant level is correct, the vessel contains

two separate phases: refrigerant liquid and saturated

vapour. In systems with a receiver, the subcooling at

the receiver outlet is practically 0 K. Here, the receiver

guarantees the necessary liquid barrier.

Alternatively, or additionally, the refrigerant can be

cooled to below its condensing temperature. The tem-

perature differential is the subcooling.

Without a receiver, the optimum subcooling is usually

in the 2 to 3 K range at the condenser outlet. In low

temperature applications, subcooling in the order of 10

to 15 K or more increases performance and efficiency,

in particular. However, special system engineering

measures are necessary to achieve this.

3.3.2

How is subcooling achieved?

To achieve subcooling in the condenser, part of the

condenser is charged with liquid refrigerant by back-

logging upstream of the expansion valve. The coolant

flowing through this area subcools the refrigerant.

Because the condensing surface area in the condenser

is thereby reduced, an increase in the condensing

pressure and thus lower system efficiency may result.

Consequently, it does not necessarily make sense to

achieve subcooling in the condenser.

44

Koeltechnische specificaties // Refrigeration parameters

GRONDBEGINSELEN KOUDETECHNIEK / In twee talen Nederlands/Engels

Подняться наверх