Читать книгу Historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart - Agatha Deken - Страница 16
MEJUFFROUW ZUZANNA HOFLAND AAN MEJUFFROUW CORNELIA SLIMPSLAMP.
ОглавлениеDierbare Vriendinne!
Wel, wat heb ik een dag gehad, een dag gehad: och! ik vrees dat de Boze maar te veel vat op my gehadt heeft; ik was zo toornigjes, zo toornigjes. Och ja, zo van myn hert afgedwaalt. Dogt ik dat, toen ik dat meisje by me nam? Ik dogt, dat er wat goeds in was; want toen haar Moeder ziek was, was zy zo stil en zo ingetogen, en kreeg ook onze kleur[1] al; maar 't was ook maar onze kleur, en meer niet. Zy was my nog te waereldsgezint; zo bedroeft was zy over hare Moeder; en moest het Hellewicht niet gedagt hebben, dat ik haar beter was dan zeven Moeders? Wat zeg jy, Zusje? Ik, die alles doe om hare lusten te doden en te kruizigen. Och ja!
Ja, het stond my ook nooit wel aan, dat zy, als zy in het oude Testament las, altyd met er neus in de Spreuken en den Prediker zat. En ik vond het nog erger, toen Broeder Benjamin zei: "dat Salomon al dat pligtmatige, waar van hy zo veel schreef, geschreven hadt, in den tyds zyn's afvals; eenigjes en alleentjes om zyne Heidensche Wyven en Bywyven te behagen, die wel zin daar aan hadden, in die blinkende zonden, zei hy; en dat, toen Salomon zich bekeert hadt, hy ook van dat betrachten, dat doen, zoude gezegt hebben: Ydelheid der ydelheden, dit alles is ook ydelheid". Al dat doen, Zusje, laat de ziel maar leeg; die draf van goeije werken zyn ook al todden en vodden van eigen gerechtigheid, zo als de Zuster Alida met yver altoos zegt.
Zusje, wat is die Broeder Benjamin toch een groot mannetje! Nou, ik zal zien te komen, en dan zullen wy spreken van herte tot herte. Ik heb u en de broeders lief.