Читать книгу Bijna Weg - Блейк Пирс - Страница 7
HOOFDSTUK TWEE
ОглавлениеEen vliegveld was één groot afscheid, dacht Cassie. Haastige omhelzingen, waarbij de onpersoonlijke omgeving je de woorden ontnam die je had willen zeggen, of de tijd om dat goed te doen.
Ze had erop gestaan dat de vriendin die haar naar het vliegveld had gereden, haar daar afzette in plaats van mee naar binnen te gaan. Een knuffel voordat ze uit de auto stapte was snel en makkelijk. Beter dan dure koffie en ongemakkelijke gesprekken die verder opdroogden naarmate het moment van vertrek naderde. Ze reisde tenslotte alleen, en liet iedereen die ze kende achter. Dan kon ze maar beter zo snel mogelijk beginnen.
Terwijl Cassie het bagagekarretje de terminal in reed, voelde ze een golf van opluchting over de doelen die ze al had bereikt. Ze had de opdracht gekregen – het belangrijkste doel. Ze had de vlucht betaald, evenals het bureau, haar visum was versneld toegekend en ze was op tijd om in te checken. Haar spullen waren ingepakt volgens de lijst die ze had gekregen. Ze was blij met de felblauwe rugzak met het logo van ‘Maureens Au Pairs’ erop, want ze zou niet genoeg plek in haar koffer hebben gehad voor al haar kleren.
Vanaf nu, tot aan de landing in Parijs, zou alles op rolletjes lopen.
En toen stond ze plotseling doodstil, met een bonzend hart, toen ze hem zag staan. Hij stond vlakbij de ingang van de terminal, met zijn rug naar de muur, zijn duimen in de zakken van het leren jack dat ze hem had gegeven. Zijn lengte, zijn donkere, stekelige haar en zijn agressieve kaak maakten hem tot een opvallende verschijning. Hij scande de menigte.
Zane.
Hij was erachter gekomen dat ze nu vertrok. Ze had van meerdere vrienden gehoord dat hij had rondgebeld om te vragen waar ze was, en om het Florida-verhaal te controleren. Zane kon manipulatief zijn, en niet iedereen was op de hoogte van de situatie. Iemand moest hem, in alle onschuld, de waarheid verteld hebben.
Voordat hij haar kant op kon kijken, draaide ze haar kar om en trok de capuchon van haar trainingspak over haar hoofd om haar golvende roodbruine haar te verbergen. Ze haastte zich de andere kant op en zette het karretje achter een pilaar, uit het zicht.
De Air France check-in was aan het eind van de terminal. Ze kon onmogelijk langs hem zonder dat hij haar zou zien.
Denk na, Cassie, zei ze tegen zichzelf. In het verleden had Zane gezegd dat ze snel iets kon verzinnen in een lastige situatie. ‘Je denkt razendsnel,’ had hij gezegd. Dat was aan het begin van hun relatie geweest. Tegen het eind had hij haar op bittere toon beschuldigd van achterbaksheid, stiekem gedoe, en dat ze slimmer was dan goed voor haar was.
Tijd om slimmer te zijn dan goed voor haar was, dus. Ze haalde diep adem en hoopte op een idee. Zane stond bij de ingang van de terminal. Waarom? Het was makkelijker geweest om bij de check-in te wachten, waar hij haar zeker zou zien. Dat betekende dat hij niet wist met welke maatschappij ze vloog. Degene die hem had geïnformeerd, had het niet geweten, of niet gezegd. Als ze een andere manier kon vinden om de balie te bereiken, kon ze misschien inchecken voordat hij haar kwam zoeken.
Cassie haalde haar bagage van de kar, zwaaide de rugzak over haar schouder en sleepte de koffer achter zich aan. Er was een roltrap bij de ingang van het gebouw – daar was ze op de heenweg langsgekomen. Als ze naar de bovenste verdieping zou gaan, zou ze misschien een roltrap of lift naar beneden kunnen nemen aan de andere kant.
Ze liet de bagagekar achter, liep snel terug naar de ingang en nam de roltrap naar boven. De roltrap aan de andere kant was stuk, dus nam ze een steile trap naar beneden, haar zware koffer achter zich aan slepend. De Air France-balie was dichtbij, maar tot haar schrik stond er al een lange, trage rij.
Ze trok de grijze capuchon verder over haar hoofd, sloot aan in de rij, haalde een boek uit haar tas en begon te lezen. Ze nam de woorden niet in zich op. Het vest was bloedheet. Ze wilde het uittrekken en het zweet in haar nek koelen, maar dat kon ze niet riskeren. Haar felle haar zou meteen opvallen. Ze kon zich beter blijven verstoppen.
Maar toen tikte een stevige hand op haar schouder.
Ze draaide zich om, naar adem happend, en stond oog in oog met een verbaasde blondine van haar eigen leeftijd.
‘Sorry als ik je liet schrikken,’ zei ze. ‘Ik ben Jess. Ik zag je rugzak en wilde hallo zeggen.’
‘O. Ja. Maureens Au Pairs.’
‘Ben je op weg naar een opdracht?’ vroeg Jess.
‘Ja.’
‘Ik ook. Zullen we vragen of we naast elkaar mogen zitten? Dat kunnen we vragen bij de check-in.’
Terwijl Jess over het weer in Frankrijk praatte, keek Cassie zenuwachtig rond. Ze wist dat Zane niet zomaar op zou geven. Niet nadat hij hier helemaal naartoe gereden was. Hij zou iets van haar willen – een excuus, een toezegging. Hij zou haar dwingen om mee te gaan voor een "afscheidsdrankje" en vervolgens ruzie zoeken. Het zou hem niks kunnen schelen of ze met verse blauwe plekken in Frankrijk aankwam... of haar vlucht miste.
En toen zag ze hem, een paar balies verderop. Hij liep haar kant uit terwijl hij elke rij zorgvuldig bekeek.
Ze draaide zich snel om, voor het geval hij haar blik zou voelen. Even kreeg ze hoop toen ze zag dat ze nu aan de beurt waren.
‘Mevrouw, die moet u afzetten,’ zei de baliemedewerker, op Cassies capuchon wijzend.
Met tegenzin deed ze hem af.
‘Hé, Cass!’ hoorde ze Zane roepen.
Cassie bevroor. Ze wist dat een reactie tot een ramp zou leiden. De zenuwen maakten haar onhandig, ze liet haar paspoort op de grond vallen en probeerde het op te rapen terwijl haar zware rugzak over haar hoofd gleed.
Nog een schreeuw, en deze keer keek ze om. Hij had haar gezien en duwde mensen in de rij opzij om bij haar te komen. De passagiers werden boos; ze hoorde luide stemmen. Zane was een opschudding aan het veroorzaken.
‘Wij willen graag samen zitten, als dat kan,’ zei Jess tegen de baliemedewerker. Cassie beet op haar lip. Nu duurde het nog langer.
Zane riep nog eens, en met een misselijk gevoel besefte ze dat hij zo bij haar zou zijn. Hij zou charmant doen en haar smeken om even te praten, en Cassie ervan verzekeren dat hij maar een minuutje alleen met haar nodig had om iets te zeggen. Ze wist uit ervaring dat zijn doel was om haar te isoleren. En dan zou de charme verdwijnen.
‘Wie is die vent?’ vroeg Jess nieuwsgierig. ‘Zoekt hij jou?’
‘Dat is mijn ex-vriend,’ mompelde Cassie. ‘Ik probeer hem te ontlopen. Ik wil niet dat hij stennis schopt voor ik vertrek.’
‘Maar dat doet hij nu ook al!’ Jess draaide zich woedend om.
‘Beveiliging!’ gilde ze. ‘Help ons! Hou die man tegen!’
Jess’ gegil riep een passagier op tot actie, en hij greep Zane’s jack vast terwijl die zich een weg probeerde te banen. Hij gleed uit op de tegels, zwaaide met zijn armen en haalde een paaltje naar beneden in zijn val.
‘Hou hem vast,’ riep Jess. ‘Beveiliging, snel!’
Met een golf van opluchting zag Cassie dat de beveiliging inderdaad op de hoogte was gesteld. Twee agenten renden op de rij af. Ze zouden op tijd komen, voordat Zane haar kon bereiken of weg kon rennen.
‘Ik wilde alleen afscheid van mijn vriendin nemen, agenten,’ zei Zane, maar zijn charmeoffensief werd genegeerd door het duo. ‘Cassie,’ riep hij, terwijl de langste van de twee zijn arm greep. ‘Au revoir.’
Met tegenzin draaide ze zich om.
‘Au revoir! Dat is geen afscheid,’ schreeuwde hij, terwijl de agenten hem wegleidden. ‘We zien elkaar nog wel. Sneller dan je denkt. Pas maar goed op jezelf.’
Ze hoorde de waarschuwing in die laatste woorden, maar voorlopig waren dat loze dreigementen. ‘Heel erg bedankt,’ zei ze tegen Jess, overweldigd door dankbaarheid vanwege haar gewaagde actie.
‘Ik heb ook zo’n fout vriendje gehad,’ zei Jess medelevend. ‘Ik weet hoe bezitterig ze kunnen worden, ze plakken aan je als klittenband. Het was me een genoegen om hem tegen te houden.’
‘Laten we gauw door de paspoortcontrole gaan, voordat hij een weg terug vindt. Je krijgt een drankje van me. Waar heb je zin in: koffie, bier of wijn?’
‘Sowieso wijn,’ zei Jess terwijl ze door de poortjes liepen.
‘Dus, waar ga je naartoe in Frankrijk?’ vroeg Cassie, nadat ze hun wijn hadden besteld.
‘Deze keer ga ik naar een gezin in Versailles. Dichtbij het paleis, geloof ik. Hopelijk krijg ik de kans om het te gaan bezichtigen als ik een vrije dag heb.’
‘Deze keer? Ben je al eens eerder au pair geweest?’
‘Ja, maar dat liep niet zo goed af.’ Jess liet een ijsblokje in haar glas vallen. ‘Dat gezin was vreselijk. Daarna heb ik nooit meer gebruik gemaakt van Maureens Au Pairs. Deze keer heb ik een ander bureau gebruikt. Maar maak je geen zorgen,’ voegde ze er snel aan toe, ‘het komt vast goed. Maureen heeft vast ook goeie klanten in haar bestand.’
Cassie kreeg ineens een droge mond. Ze nam een grote slok wijn. ‘Ik dacht dat ze goed aangeschreven stond. Ik bedoel, haar slogan is Europa’s Beste Bureau.’
Jess lachte. ‘Nou ja, dat is maar reclame. Ik heb andere dingen gehoord.’
‘Wat is jou dan overkomen?’ vroeg Cassie. ‘Vertel het me, alsjeblieft.’
‘Nou, de opdracht klonk in orde, hoewel een paar vragen die Maureen stelde me wel zorgen baarden. Ze waren zo raar dat ik me begon af te vragen of er problemen waren met de familie, omdat de au pairs die ik kende niet zulke vragen kregen tijdens hun sollicitatie. En toen ik er eenmaal was – nou, het was niet zoals ze hadden gezegd.’
‘Waarom niet?’ Cassie voelde haar binnenste koud worden. Zij had Maureens vragen ook raar gevonden. Ze was ervan uitgegaan dat elke sollicitant dezelfde vragen kreeg – dat ze iets wilde weten over je vaardigheden. En misschien was het dat ook wel... maar om andere redenen dan ze zich had voorgesteld.
‘Het gezin was onwijs disfunctioneel,’ zei Jess. ‘Ze waren respectloos en vernederend. Ik moest dingen doen die ver buiten de taakomschrijving vielen. Dat kon ze niks schelen, en ze weigerden te veranderen. En toen ik zei dat ik wegging… Toen werd het pas echt oorlog.’
Cassie beet op haar lip. Als kind had ze dat ook meegemaakt. Ze herinnerde zich luide stemmen achter gesloten deuren, ruzies die mompelend werden uitgevochten in de auto, een ijzige spanning. Ze had zich altijd afgevraagd waarover haar moeder – zo stil, zo onderworpen, zo klein gemaakt – in vredesnaam over had kunnen ruziën met haar bombastische, agressieve vader. Pas nadat haar moeder was omgekomen in een auto-ongeluk, had Cassie begrepen dat de discussies juist dienden om te vrede te bewaren, de situatie te managen en Cassie en haar zus te beschermen tegen de agressie die onvoorspelbaar en zonder goede reden oplaaide. Zonder de aanwezigheid van haar moeder was het conflict overgekookt tot een totale oorlog.
Ze had zich voorgesteld dat ze, door au pair te worden, onderdeel kon worden van een gelukkige familie die ze nooit had gehad. Nu was ze bang dat het tegenovergestelde zou gebeuren. Ze had thuis nooit de vrede kunnen bewaren. Zou ze een explosieve situatie ooit kunnen sussen zoals haar moeder had gedaan?
‘Ik maak me zorgen om mijn gezin,’ bekende Cassie. ‘Ik kreeg ook rare vragen tijdens de sollicitatie, en hun eerste au pair was eerder weggegaan. Wat gebeurt er als ik dat ook moet doen? Ik wil niet blijven als de situatie escaleert.’
‘Niet weggaan, tenzij het een noodgeval is,’ waarschuwde Jess. ‘Het leidt tot een gigantisch conflict, en je bloedt financieel leeg; je bent aansprakelijk voor een heleboel extra kosten. Daardoor durfde ik het bijna geen tweede keer aan. Ik was heel voorzichtig toen ik deze opdracht accepteerde. Ik had ‘t me niet kunnen veroorloven als mijn vader deze keer niet alles had betaald.’ Ze zette haar wijnglas neer. ‘Zullen we naar de gate gaan? We zitten achterin het vliegtuig, dus we zijn als eerste aan de beurt om aan boord te gaan.’
Het aan boord gaan van het vliegtuig was spannend genoeg om Cassie af te leiden van wat Jess had gezegd, en toen ze eenmaal zaten, kletsten ze over andere onderwerpen. Toen het vliegtuig opsteeg, steeg haar humeur ook. Het was haar gelukt. Ze had het land verlaten, ze was ontsnapt aan Zane, en ze zat in een vliegtuig op weg naar een nieuwe start in een ander land.
Pas na het eten, toen ze weer dacht aan de details van haar opdracht en de waarschuwingen van Jess, kwam haar bezorgdheid weer terug. Het kon niet dat elk gezin slecht was, toch? Maar wat als een bepaald bureau een reputatie had voor het accepteren van lastige families? Dan zouden de kansen toch groter zijn.
Cassie probeerde even te lezen, maar ze kon zich niet concentreren op de woorden, en haar gedachten bleven maar rondgaan. Ze keek uit haar ooghoeken naar Jess. Nadat ze zeker had gesteld dat die verdiept was in haar film, pakte Cassie onopvallend een doosje pillen uit haar tas en nam er een in met een restje Cola Light. Als ze niet kon lezen, kon ze net zo goed slapen. Ze deed haar lampje uit en leunde achterover in haar stoel.
*
Cassie zat in haar tochtige slaapkamer, onder het bed, met haar rug tegen de ruwe, koude muur. Beneden klonk dronken gelach, gestommel en geschreeuw: feestvreugde die elk moment om kon slaan in geweld. Ze luisterde ingespannen en wachtte op het geluid van brekend glas. Ze herkende de stem van haar vader en zijn nieuwe vriendin, Deena. Er waren minstens vier anderen beneden, misschien meer. En toen, boven het geschreeuw uit, hoorde ze de vloer kraken onder zware voetstappen op de trap.
‘Hé, lief schatje,’ fluisterde een zware stem, en het twaalfjarige meisje kromp ineen van angst. ‘Ben je daar, meissie?’
Ze kneep haar ogen dicht en probeerde zichzelf ervan te overtuigen dat het een nachtmerrie was, dat ze veilig in bed lag en dat de vreemden beneden bijna weg zouden gaan.
De deur zwaaide langzaam open. In het maanlicht verscheen een zware laars. De voeten kwamen op haar af.
‘Hé, meissie.’ Een hees gefluister. ‘Ik kom even hallo zeggen.’
Ze kneep haar ogen dicht en bad dat hij haar gejaagde ademhaling niet zou horen. Het geluid van dekens die worden weggetrokken... en toen een verbaasd gebrom toen hij het kussen en de jas zag die ze eronder gestopt had.
‘De hort op,’ mompelde hij. Ze gokte dat hij naar de smerige gordijnen keek waar de wind mee speelde, naar de regenpijp die een gevaarlijke ontsnappingsroute suggereerde. De volgende keer zou ze moed vatten en naar beneden klimmen. Het kon niet erger zijn dan zich hier te verstoppen.
De laarzen verdwenen uit het zicht. Beneden klonk plotseling muziek, gevolgd door boos geschreeuw.
De kamer was stil. Ze rilde; als ze zich hier de hele nacht moest verstoppen, zou ze een deken nodig hebben. Die kon ze maar beter nu pakken. Langzaam bewoog ze weg van de muur. Maar toen ze haar hand onder het bed vandaan stak, werd die door een ruwe hand vastgegrepen.
‘Dus daar zit je!’ Hij trok haar onder het bed vandaan – ze graaide naar het frame, het koude staal schaafde haar handen en ze begon te gillen. Haar doodsbange kreten klonken door de kamer, door het huis...
Ze schrok wakker, zwetend, gillend, en met Jess’ bezorgde stem in haar oren. ‘Hé, Cassie, gaat het?’
De tentakels van de nachtmerrie lagen nog op de loer en wilden haar terug naar binnen zuigen. Ze voelde de rauwe schaafwonden op haar arm waar ze zich had bezeerd aan het frame van het bed. Ze drukte haar vingers tegen haar huid en voelde opgelucht dat er geen wond zat. Ze sperde haar ogen wijd open en deed het lampje aan om de duisternis te verjagen.
‘Het gaat wel. Nachtmerrie, dat is alles.’
‘Wil je wat water? Of thee? Ik kan de stewardess vragen.’
Cassie stond op het punt om beleefd te weigeren, maar toen herinnerde ze zich dat ze haar medicijnen weer moest nemen. Als één pil niet werkte, werkte een tweede vaak wel om de nachtmerries tegen te houden.
‘Wat water zou fijn zijn. Dank je,’ zei ze. Ze wachtte tot Jess niet keek en slikte gauw nog een pil. Ze probeerde niet meer te slapen.
Tijdens de afdaling wisselende ze telefoonnummers uit met Jess, en voor de zekerheid noteerde ze ook de naam en het adres van het gezin waar Jess zou gaan werken. Cassie hield zichzelf voor dat het hopelijk net als een verzekering was, dat ze hem niet nodig zou hebben als ze hem had. Ze beloofden elkaar dat ze samen het paleis van Versailles zouden gaan bekijken zodra de mogelijkheid zich voordeed.
Terwijl ze naar Charles de Gaulle taxieden, lachte Jess opgewonden. Ze liet Cassie een selfie zien die haar gezin had gemaakt terwijl ze op haar wachtten. Een aantrekkelijk stel met twee kinderen, lachend, met een bordje waar Jess’ naam op stond.
Cassie had geen bericht gekregen. Maureen had alleen gezegd dat ze van het vliegveld zou worden afgehaald. De wandeling naar de paspoortcontrole leek eindeloos. Ze werd omringd door het gezoem van gesprekken in allerlei verschillende talen. Ze probeerde het stel naast haar te volgen en besefte hoe weinig gesproken Frans ze eigenlijk begreep. De realiteit was zo anders dan de lessen en de audio-cursussen. Ze was bang, alleen en moe, en ze was zich plotseling bewust van hoe kreukelig en zweterig haar kleren waren, in vergelijking met de elegant geklede Franse reizigers om haar heen.
Zodra ze haar tassen had, haastte ze zich naar de wc, trok een schoon topje aan en kamde haar haar. Ze voelde zich nog niet klaar om haar gezin te ontmoeten. Ze had geen idee wat ze kon verwachten. Maureen had gezegd dat het huis een uur rijden was vanaf het vliegveld, dus misschien waren de kinderen niet mee. Ze moest niet naar een groot gezin zoeken. Een vriendelijk gezicht zou genoeg zijn.
Maar in de zee van mensen die haar aanstaarden, zag ze geen blik van herkenning, ondanks dat ze haar ‘Maureens Au Pairs’-rugzak bovenop haar bagagekarretje had gezet. Ze liep langzaam van de gate naar de aankomsthal en keek zenuwachtig om zich heen, op zoek naar iemand die naar haar zou zwaaien of roepen. Maar iedereen leek op iemand anders te wachten.
Cassie liep kriskras door de aankomsthal, haar koude handen om het handvat van de kar geklemd, terwijl de menigte langzaam uitdunde. Maureen had niet gezegd wat ze moest doen als dit gebeurde. Moest ze iemand bellen? Zou haar telefoon überhaupt werken in Frankrijk?
En toen, tijdens een laatste, wanhopige ronde door de hal, zag ze het.
“CASSANDRA VALE.”
Een klein bordje, in de hand van een slanke man met donker haar in een zwart jack en jeans. Hij stond tegen een muur en werd volledig in beslag genomen door zijn telefoon. Hij was niet eens naar haar op zoek.
Onzeker liep ze op hem af. ‘Hoi, ik ben Cassie. Ben jij...?’ vroeg ze, en liet de woorden wegsterven toen ze besefte dat ze geen idee had wie hij zou kunnen zijn.
‘Ja,’ zei hij met een zwaar accent. ‘Kom mee.’
Ze stond op het punt om zichzelf voor te stellen, om de woorden te zeggen die ze had geoefend – over hoe leuk ze het vond om onderdeel van de familie te worden – toen ze het kaartje op zijn jack zag. Hij was een taxichauffeur. Het kaartje was zijn pasje voor het vliegveld.
Haar gezin had niet eens te moeite genomen om haar op te komen halen.