Читать книгу Bijna Weg - Блейк Пирс - Страница 9

HOOFDSTUK VIER

Оглавление

Het beeld stond in Cassies deuropening, omgeven door duisternis.

De levenloze ogen gingen open, en de lippen kwamen van elkaar terwijl het op haar af kwam. De barstjes rondom de lippen werden groter, en toen begon het hele gezicht te desintegreren. Stukjes marmer regenden naar beneden en kletterden op de vloer.

‘Nee,’ fluisterde Cassie, maar ze kon zich niet bewegen. Ze zat vast in het bed, haar ledematen waren bevroren, ook al smeekte haar paniekerige brein haar om te vluchten.

Het beeld kwam met uitgestrekte armen op haar af, terwijl de brokstukken naar beneden bleven vallen. Het begon te gillen, een hoog, dun geluid, en ze zag wat er onder de marmeren huls zat.

Het gezicht van haar zus. Koud, grijs, dood.

‘Nee, nee, nee!’ riep Cassie, en ze werd wakker van haar eigen gegil.

De kamer was aardedonker. Ze was opgekruld tot een rillende bal. Ze ging paniekerig overeind zitten en greep naar een lichtknopje dat er niet zat.

Haar ergste angst... die ze overdag zo beslist probeerde te onderdrukken, maar in haar nachtmerries naar boven kwam. De angst dat Jacqui dood was. Waarom zou haar zus anders ineens de communicatie verbroken hebben? Waarom had ze anders al jaren geen brieven, geen telefoontjes of wat dan ook gehad?

Trillend van kou en angst besefte Cassie dat de vallende stenen in haar droom het geluid was van regen, dat in de wind tegen de ruiten sloeg. Boven de regen uit hoorde ze nog iets anders. Een van de kinderen gilde.

‘Je kunt de kinderen horen als ze huilen of roepen. Ga dan alsjeblieft naar ze toe.’

Cassie was in de war en gedesoriënteerd. Ze wou dat ze een nachtlampje aan kon doen en een paar minuten tot zichzelf kon komen. De droom was zo levensecht geweest dat het voelde alsof ze er nog steeds in opgesloten zat. Maar het gegil moest begonnen zijn terwijl ze sliep – het zou de nachtmerrie zelfs veroorzaakt kunnen hebben. Iemand had haar nodig, en ze moest zich haasten.

Ze duwde de dekens van zich af en zag dat het raam niet goed dicht zat. De regen was naar binnen gewaaid, en de onderkant van de gordijnen was drijfnat. Ze stapte het bed uit, de duisternis in, en liep naar waar ze hoopte dat haar telefoon lag.

Een plas water op de grond had de tegels in ijs veranderd. Ze gleed uit, viel achterover en landde met een pijnlijke dreun op haar rug. Haar hoofd knalde tegen de rand van het bed en even zag ze niets anders dan sterretjes.

‘Verdomme,’ fluisterde ze, rolde zich om voorzichtig, ging op handen en knieën zitten en wachtte tot de pijn in haar hoofd en de duizeligheid zouden gaan liggen. Ze kroop over de tegels op zoek naar haar telefoon, hopende dat die niet in het water lag. Tot haar opluchting was die kant van de kamer droog. Ze deed de zaklamp aan en ging voorzichtig staan. Haar hoofd bonkte en haar t-shirt was doorweekt. Ze rukte het uit en trok snel de eerste kleren aan die ze kon vinden: een sportbroekje en een grijs topje. Op blote voeten rende ze de kamer uit. Met haar zaklamp scheen ze op de muren, maar ze zag geen lichtknopjes. Voorzichtig volgde ze de lichtstraal in de richting van het geluid, naar de suite van de Dubois. De dichtstbijzijnde kamer was die van Ella. Cassie klopte zachtjes op de deur en ging naar binnen.

Gelukkig, eindelijk licht. In de gloed van de plafondlamp zag ze het bed bij het raam, waar Ella haar dekbed van zich af had geschopt. Schreeuwend en gillend vocht ze tegen de demonen in haar droom.

‘Ella, word wakker!’ Cassie sloot de deur achter zich, ging op de rand van het bed zitten en pakte het meisje zachtjes bij haar schouders, die opgetrokken waren en trilden. Haar donkere haar was één grote klittenbos, haar pyjama was omhoog gerold. Ze had haar blauwe dekbed naar het voeteneinde geschopt. Ze moest het koud hebben.

‘Word wakker, alles is goed. Het is maar een nachtmerrie.’

‘Ze komen me halen!’ Ella snikte en probeerde zich los te rukken. ‘Ze komen eraan, ze staan bij de deur!’

Cassie hield haar stevig vast en hielp haar overeind. Ze duwde een kussen achter haar rug en trok haar pyjama recht. Ella trilde van angst. De manier waarop ze “ze” had gezegd, maakte dat Cassie zich afvroeg of dit een terugkerende nachtmerrie was. Wat gebeurde er in Ella’s leven dat ze zulke doodsangsten uitstond in haar dromen? Het kleine meisje was totaal getraumatiseerd, en Cassie had geen idee hoe ze haar moest troosten. Ze had een vage herinnering aan hoe Jacqui, haar zus, een bezem naar een kast had gezwaaid om een imaginair monster te verjagen. Maar die angst was gevestigd in de realiteit. De nachtmerries waren begonnen nadat Cassie zich in de kast had verstopt tijdens een dronken woedeaanval van haar vader.

Ze vroeg zich af of Ella’s angst ook was gevestigd in iets wat echt was gebeurd. Ze zou er later achter moeten proberen te komen. Nu moest ze haar overtuigen dat de monsters weg waren.

‘Niemand komt je halen. Alles is oké. Kijk maar. Ik ben hier en het licht is aan.’

Ella sperde haar ogen wijd open. Vol tranen staarden ze Cassie een ogenblik aan. Toen draaide ze haar hoofd en keek naar iets achter zich.

Nog steeds geschrokken van haar eigen nachtmerrie en Ella’s volharding dat ze “ze” gezien had, keek Cassie snel achterom. Haar hart bonsde toen de deur open knalde.

Margot stond in de deuropening, met haar handen op haar heupen. Ze droeg een gewaad van turquoise zijde en haar blonde haar was losjes gevlochten. Haar perfecte gezicht werd alleen ontsierd door een restje uitgelopen mascara.

De woede golfde van haar af en Cassie voelde haar ingewanden ineenkrimpen.

‘Wat duurde er zo lang?’ snauwde Margot. ‘Ella’s gehuil maakte ons wakker, ze ging uren door! We hebben een lange avond gehad, we betalen jou niet zodat we uit onze slaap gehaald kunnen worden!’

Cassie staarde haar aan, verward door het feit dat Ella’s toestand wel het laatste leek te zijn waar Margot aan dacht. ‘Het spijt me,’ zei ze. Ella klemde zich tegen haar aan en maakte het onmogelijk voor haar om op te staan en haar werkgeefster onder ogen te komen. ‘Ik kwam zodra ik het hoorde, maar het licht in de slaapkamer is kapot, het was helemaal donker, en het duurde even voordat ik…’

‘Ja, het duurde te lang, en dit is dus je eerste waarschuwing! Pierre werkt hard en hij wordt kwaad als de kinderen hem wakker maken.’

‘Maar...’ Een rebelse opwelling maakte zich van Cassie meester. ‘Had jij niet naar Ella kunnen komen als je haar hoorde huilen? Dit is mijn eerste avond hier, en ik kon niks vinden in het donker. Ik beloof dat ik het volgende keer beter zal doen, maar ik bedoel, het is jouw kind, en ze had een afschuwelijke droom.’

Margot deed een stap naar Cassie, haar gezicht strak. Heel even dacht Cassie dat ze een excuus zou snauwen en dat ze een gespannen wapenstilstand zouden bereiken.

Maar dat gebeurde niet.

In plaats daarvan haalde Margot uit en sloeg Cassie hard in haar gezicht.

Cassie onderdrukte een gil en slikte haar tranen weg terwijl Ella’s gehuil escaleerde. Haar wang gloeide van de klap, de bult op haar hoofd bonkte harder en de vreselijke realisatie dat haar nieuwe werkgeefster gewelddadig was, maakte haar duizelig.

‘Voordat jij werd aangenomen, deed een keukenmeisje jouw taken. Daar kunnen we prima naar terug. We hebben een hoop bedienden. Dit is je tweede waarschuwing. Ik gedoog geen luiheid, en ook geen grote mond van mijn personeel. Bij een derde waarschuwing word je onmiddellijk ontslagen. Zorg dat dat kind stopt met huilen, dan kunnen wij eindelijk slapen.’ Ze beende de kamer uit en sloeg de deur achter zich dicht.

Cassie nam Ella in haar armen en voelde een overweldigende opluchting toen het luide gesnik zachter werd. ‘Alles is oké,’ fluisterde ze. ‘Het is in orde, maak je maar geen zorgen. Volgende keer kom ik sneller, dan kan ik de weg beter vinden. Zal ik de rest van de nacht hier slapen? Zullen we je lampje aan laten, voor alle zekerheid?’

‘Ja, blijf alsjeblieft hier. Dan komen ze misschien niet terug,’ fluisterde Ella. ‘En laat het licht aan. Daar houden ze niet van, denk ik.’

De kamer was in een neutrale, blauwe kleur geschilderd, maar het lampje met zijn roze lampenkap was een vrolijk, troostrijk voorwerp.

Terwijl ze Ella troostte, had Cassie wel kunnen overgeven, en ze besefte dat haar handen hevig trilden. Ze kroop onder de dekens, dankbaar voor de warmte. Ze had het ijskoud. Hoe kon ze in vredesnaam blijven werken voor een werknemer die haar verbaal en fysiek mishandelde waar haar kinderen bij waren? Het was ondenkbaar, onvergeeflijk, en het bracht zoveel herinneringen terug die ze bijna was vergeten. De volgende ochtend zou ze haar spullen pakken en maken dat ze wegkwam.

Maar... ze had nog geen salaris gekregen; ze zou tot het einde van de maand moeten wachten voordat ze überhaupt geld had. Ze kon niet eens de taxirit naar het vliegveld betalen, laat staan de kosten van een vliegticket.

En dan waren de kinderen er nog. Hoe kon ze hen achterlaten in de handen van deze gewelddadige, onvoorspelbare vrouw? Ze hadden iemand nodig om voor ze te zorgen, zeker de jonge Ella. Ze kon hier niet zitten en haar troosten en beloven dat alles goed zou komen, om dan de volgende dag te verdwijnen.

Met een gevoel van afschuw realiseerde Cassie zich dat ze geen keuze had. Ze kon nu niet meer terug. Ze was financieel en moreel gedwongen om te blijven. Ze zou moeten proberen om op het koord van Margots humeur te dansen, om een derde en laatste misstap te voorkomen.

Bijna Weg

Подняться наверх