Читать книгу Bijna Weg - Блейк Пирс - Страница 8

HOOFDSTUK DRIE

Оглавление

Parijs vouwde zich uit onder Cassies blik. Hoge flats en sombere industriële blokken maakten langzaam plaats voor groenere wijken. Het was een koude, grijze middag. Het waaide en er viel af en toe regen.

Ze keek ingespannen op de borden langs de weg. Ze gingen richting Saint Maur, en even dacht ze dat dat de bestemming was, maar de chauffeur nam de afslag niet en bleef rechtdoor rijden, de stad uit.

‘Hoe ver is het nog?’ vroeg ze, in een poging een gesprek te starten, maar hij bromde iets onverstaanbaars en zette de radio harder.

Regen tikte tegen de ruiten en het glas voelde koud tegen haar wang. Ze wou dat ze haar dikke jas uit de kofferbak had gehaald. En ze verging van de honger. Ze had sinds het ontbijt niet meer gegeten en er was geen gelegenheid geweest om iets te kopen.

Na meer dan een half uur reden ze het platteland op, langs de rivier de Marne, waar schepen in felle kleuren oplichtten tegen het grijs, en een paar mensen in regenjassen onder de bomen door liepen. Sommige takken waren al kaal, andere waren nog gekleed in roodbruine bladeren.

‘Wat is het koud vandaag, hè?’ observeerde ze, in een tweede poging tot conversatie met de chauffeur.

Zijn enige antwoord was een gemompeld: ‘Oui,’ maar hij deed tenminste de verwarming aan, waardoor ze stopte met rillen. Omhuld door de warmte viel ze in een onrustige slaap, terwijl de kilometers onder haar door vlogen.

Ze schrok wakker van een harde toeter en het plotselinge remmen van de auto. De chauffeur wurmde de auto langs een stilstaande vrachtwagen en nam een afslag naar een smalle, met bomen omzoomde weg. Het weer was opgeklaard en in de zachte avondschemering was het herfstlandschap adembenemend mooi. Cassie keek uit het raam en nam het landschap in zich op: de lappendeken van velden, afgewisseld met enorme, donkere wouden. Ze kwamen langs een wijngaard waarvan de nette rijen met ranken tot over de heuvel rijkten.

De chauffeur minderde vaart terwijl ze door een dorpje reden. Bleke, stenen huizen met gewelfde ramen en steile daken flankeerden de weg. Daarachter lagen open velden, en toen ze over een stenen brug reden, ving ze een glimp op van een rivier met treurwilgen langs de kant. Haar blik viel op de hoge kerktoren en ze vroeg zich af hoe oud het gebouw was.

Dit moest dichtbij het chateau zijn, dacht ze, misschien zelfs in dezelfde buurt. Die gedachte liet ze weer varen toen ze het dorp achter zich lieten en verder de heuvels in reden, tot ze totaal gedesoriënteerd was en de kerktoren niet meer kon zien. Ze had niet verwacht dat het chateau zo afgelegen zou zijn. Het navigatiesysteem gaf een ‘Signaal Verloren’-melding. De chauffeur maakte een geërgerd geluid, pakte zijn telefoon en keek geconcentreerd naar de kaart terwijl hij reed.

Na een rechterbocht door een hoge poort ging Cassie rechtop zitten. Ze staarde langs het lange grindpad. Verderop, groot en elegant, met de ondergaande zon op de stenen muren, lag het chateau.

De banden kraakten op het grind toen de auto tot stilstand kwam voor een grote, indrukwekkende entree. Haar maag maakte een nerveus sprongetje. Dit huis was veel groter dan wat ze zich had voorgesteld. Het leek wel een paleis, met allemaal hoge schoorstenen en versierde torentjes. Ze telde achttien ramen, met complex metselwerk en ornamenten, verdeeld over de twee verdiepingen van de indrukwekkende gevel. Het huis had uitzicht op een formele tuin, met perfect getrimde heggen en stenen paden.

Hoe zou zij zich verhouden tot de familie daarbinnen, die in zulke weelde leefde, met haar eigen eenvoudige achtergrond?

Ze merkte dat de chauffeur ongeduldig met zijn vingers op het wiel tikte. Hij was duidelijk niet van plan haar te helpen met haar tassen. Ze klom vlug uit de auto.

De koude wind sneed onmiddellijk door haar heen. Ze liep snel naar de kofferbak en worstelde haar koffer eruit, over het grind naar de deur, waar ze haar jas dichtritste.

Er was geen deurbel bij de zware, houten deur, alleen een grote, ijzeren klopper die koud in haar hand lag. Hij maakte een opvallend hard geluid, en een moment later hoorde Cassie lichte voetstappen.

De deur ging open en ze stond oog in oog met een bediende in een donker uniform, met donker haar in een strakke paardenstaart. Achter haar ving Cassie een glimp op van een grote, rijkversierde ontvangsthal met een schitterende houten trap.

De bediende keek om toen ergens een deur dichtsloeg.

Cassie was zich meteen bewust van een ruzie in de atmosfeer. Ze voelde het, een elektriciteit in de lucht, zoals een naderende storm. Het zat hem in het zenuwachtige gedrag van de bediende, in de knal van de deur en het chaotische geluid van wegstervend geschreeuw. Haar ingewanden verkrampten en ze voelde een overweldigende drang om te vluchten. Om achter de chauffeur aan te rennen en hem terug te roepen.

Maar ze bleef staan en forceerde een glimlach.

‘Ik ben Cassie, de nieuwe au pair. De familie verwacht me.’

‘Vandaag?’ De bediende keek bezorgd. ‘Wacht even.’ Ze haastte zich het huis in, en Cassie hoorde haar roepen: ‘Monsieur Dubois, komt u alstublieft gauw.’

Na een paar minuten beende een forse man met donker, grijzend haar de hal in, met een gezicht als een donderwolk. Toen hij Cassie bij de deur zag staan, verstijfde hij.

‘Ben je er nu al?’ vroeg hij. ‘Mijn verloofde zei dat je morgenochtend aan zou komen.’

Hij draaide zich om en wierp de jonge, geblondeerde vrouw achter hem een boze blik toe. Ze droeg een avondjurk en haar knappe gezicht stond strak van de spanning.

‘Ja, Pierre, ik heb de e-mail uitgeprint toen ik in de stad was. Het bureau zei dat de vlucht om vier uur ‘s ochtends landt.’ Ze liep naar een chique houten bijzettafel, schoof een Venetiaanse presse-papier opzij en hield een vel papier omhoog als een schild. ‘Hier. Zie je?’

Pierre wierp een blik op het papier en zuchtte. ‘Er staat vier uur ‘s middags. Niet ‘s ochtends. De chauffeur die je hebt geboekt wist duidelijk het verschil, dus hier is ze.’ Hij draaide zich om naar Cassie en stak zijn hand uit. ‘Ik ben Pierre Dubois. Dit is mijn verloofde, Margot.’

De bediende stelde hij niet voor. In plaats daarvan snauwde Margot tegen haar dat ze boven de slaapkamers van de kinderen moest opruimen, en de bediende maakte zich uit de voeten.

‘Waar zijn de kinderen? Liggen ze al in bed? Ze moeten Cassie ontmoeten,’ zei Pierre.

Margot schudde haar hoofd. ‘Ze zijn aan het eten.’

‘Zo laat? Ik had toch gezegd dat ze vroeg moesten eten op weekdagen? Ze hebben wel vakantie, maar ze zouden al in bed moeten liggen om hun normale ritme houden.’

Margot staarde hem aan, haalde kwaad haar schouders op en liep op klikkende hakken naar de deur rechts. ‘Antoinette?’ riep ze. ‘Ella? Marc?’

Ze werd beloond met het gebons van voeten en harde schreeuwen.

Een jongetje met donker haar sprintte de hal in, met een pop die hij aan het haar vasthield. Hij werd op de voet gevolgd door een jonger, mollig meisje dat tranen met tuiten huilde.

‘Geef mijn Barbie terug!’ gilde ze.

De jongen kwam tot stilstand toen hij de volwassenen zag, en rende toen naar de trap. In zijn haast raakte hij met zijn schouder de zijkant van een grote, blauw met gouden vaas.

Cassie sloeg vol afschuw haar handen voor haar mond terwijl de vaas ronddraaide op zijn voet, omviel en uiteenspatte op de vloer. Kleurige glassplinters schoven over het parket.

De geschokte stilte werd doorbroken door Pierres woedende schreeuw.

‘Marc! Geef Ella haar pop.’

Marc trok een pruillip en liep schoorvoetend langs de ravage. Met tegenzin gaf hij de pop aan Pierre, die hem doorgaf aan Ella. Haar gesnik nam af en ze aaide het haar van de pop.

‘Dat was een kunstvaas van Durand,’ siste Margot tegen het jongetje. ‘Antiek. Onvervangbaar. Heb je geen enkel respect voor de spullen van je vader?’

De enige reactie was een nukkige stilte.

‘Waar is Antoinette?’ vroeg Pierre op gefrustreerde toon.

Margot keek op, en Cassie, die haar blik volgde, zag een slank meisje met donker haar bovenaan de trap staan. Ze leek een paar jaar ouder dan de andere twee. Ze was elegant gekleed in een perfect gestreken jurk, en wachtte met een hand op de balustrade tot ze de volledige aandacht van het gezin had. Toen, met haar kin in de lucht, kwam ze naar beneden.

Cassie, die graag een goede indruk wilde maken, schraapte haar keel en deed een poging tot een vriendelijke begroeting. ‘Hallo, kinderen. Ik ben Cassie. Ik vind het heel leuk om hier te zijn en ik kijk ernaar uit om voor jullie te zorgen.’

Ella glimlachte verlegen. Marc bleef onafgebroken naar de vloer staren. En Antoinette keek haar lang en uitdagend aan. Zonder een woord te zeggen, wendde ze zich af.

‘Als ik geëxcuseerd mag worden, Papa,’ zei ze tegen Pierre. ‘Ik moet mijn huiswerk nog maken voordat ik ga slapen.’

‘Natuurlijk,’ zei Pierre, en Antoinette zweefde weer naar boven.

Cassie voelde haar gezicht gloeien door de opzettelijke afwijzing. Ze vroeg zich af of ze iets moest zeggen, om de sfeer te verlichten of te proberen Antoinettes onbeleefde gedrag goed te praten, maar ze kon niet op de juiste woorden komen.

Margot mompelde woedend: ‘Ik zei het toch, Pierre. Dat tienerhumeur begint nu al,’ en Cassie realiseerde zich dat zij niet de enige was die genegeerd was door Antoinette.

‘Ze doet haar huiswerk tenminste, ondanks dat niemand haar daarbij helpt,’ snauwde Pierre terug. ‘Ella, Marc, stellen jullie jezelf eens voor aan Cassie.’

Er viel een korte stilte. Dit ging duidelijk niet lukken zonder ruzie. Maar misschien kon ze de spanning doorbreken met een paar vragen.

‘Nou, Marc, ik weet hoe je heet, maar ik wil graag weten hoe oud je bent,’ zei ze.

‘Ik ben acht,’ mompelde hij.

Ze wierp een blik op Pierre en zag een duidelijke gelijkenis. Het warrige haar, de stevige kin, de felblauwe ogen. Ze fronsten zelfs op dezelfde manier. De andere kinderen hadden ook donker haar, maar Ella en Antoinette hadden fijnere gelaatstrekken.

‘En Ella, hoe oud ben jij?’

‘Ik ben bijna zes,’ kondigde het meisje trots aan. ‘Ik ben jarig op de dag na Kerstmis.’

‘Dat is een leuke dag voor een verjaardag. Dan krijg je vast heel veel extra cadeautjes.’

Ella lachte verrast, alsof dit een voordeel was waar ze nog niet eerder aan had gedacht.

‘Antoinette is de oudste. Zij is twaalf,’ zei ze.

Pierre klapte in zijn handen. ‘Goed, nu is het bedtijd. Margot, laat jij Cassie het huis zien nadat je de kinderen in bed hebt gelegd. Ze moet haar weg kunnen vinden. Schiet een beetje op. We moeten om zeven uur weg.’

‘Ik moet me nog klaarmaken,’ zei Margot op ijzige toon. ‘Leg jij de kinderen in bed, en vraag de butler om deze bende op te ruimen. Ik laat Cassie het huis wel zien.’

Pierre slaakte een geërgerde zucht, wierp een snelle blik op Cassie en perste zijn lippen op elkaar. Ze vermoedde dat haar aanwezigheid hem zijn woorden deed inslikken.

‘Naar boven en naar bed,’ zei hij, en de kinderen liepen met tegenzin achter hem aan de trap op. Met enige opluchting zag ze dat Ella zich omdraaide en even naar haar zwaaide.

‘Kom mee, Cassie,’ beval Margot.

Cassie volgde Margot door een deur aan de linkerkant naar een formele lounge met kostelijke design-meubels en wandtapijten aan de muren. De kamer was gigantisch, en koud; er brandde geen vuur in de enorme openhaard.

‘Deze lounge wordt zelden gebruikt, en de kinderen mogen hier niet komen. Hierachter ligt de grote eetkamer, daarvoor gelden dezelfde regels.’

Cassie vroeg zich af hoe vaak de reusachtige, mahoniehouten eettafel gebruikt werd. Hij zag er gloednieuw uit en ze telde zestien stoelen met hoge rugleuningen. Drie vazen, van dezelfde soort als die Marc net had gebroken, stonden op de donkere, gepolijste wandtafel. Ze kon zich niet voorstellen dar er in deze strenge, stille kamer ooit gezellige gesprekken tijdens het eten werden gevoerd.

Hoe zou ik het vinden om in zo’n huis op te groeien, waar hele kamers verboden terrein waren omdat de meubels beschadigd zouden kunnen raken? Ze vermoedde dat een kind zich waarschijnlijk minder belangrijk zou voelen dan het meubilair.

‘Dit noemen we de Blauwe Kamer.’ Het was een kleinere lounge, met marineblauw behang en grote deuren met glazen ruitjes. Cassie vermoedde dat ze uitkwamen op een terras of een binnenplaats, maar het was donker en het enige wat ze kon zien was de reflectie van het zachte licht in de ramen. Ze wou dat er lampen met hogere wattages in het huis hingen – alle kamers waren somber, met schaduwen die in de hoeken kleefden.

Haar oog viel op een beeldhouwwerk... de sokkel van het marmeren beeld was gebroken, dus het lag met het gezicht naar boven op tafel. Het gezicht was emotieloos en onbewogen, alsof het steen een lijk bedekte. De ledematen waren blokkerig en ruw uitgehouwen. Cassie rilde en wendde zich af van de griezelige aanblik.

‘Dat is een van onze meest waardevolle stukken,’ informeerde Margot haar. ‘Marc heeft het vorige week omgegooid. We laten het binnenkort repareren.’

Cassie dacht aan de vernielzuchtige energie van het jongetje, en de manier waarop zijn schouder tegen de vaas was gekomen. Was dat echt per ongeluk geweest? Of was er een onbewust verlangen om het glas te doen versplinteren, om opgemerkt te worden in een wereld waar bezittingen prioriteit leken te hebben?

Margot leidde haar terug naar de hal. ‘De kamers in die gang zijn afgesloten. De keuken is hierheen, rechts, en daarachter liggen de dienstvertrekken. Links is een kleine zitkamer, en een kamer waar we als gezin eten.’

Op de terugweg passeerden ze een butler in een grijs uniform, met een bezem, stoffer en blik. Hij ging opzij om ze langs te laten, maar Margot keurde hem geen blik waardig.

De westelijke vleugel was het spiegelbeeld van de oostelijke. Enorme, donkere kamers met schitterende meubels en kunstwerken. Stil en leeg. Cassie huiverde. Ze verlangde naar gezellig, helder licht of het bekende geluid van een televisie, als zoiets überhaupt bestond in dit huis. Ze volgde Margot de prachtige trap op naar de tweede verdieping.

‘De gastenkamers.’ Drie smetteloze slaapkamers met hemelbedden werden gescheiden door twee ruime zitkamers. De slaapkamers waren even netjes en formeel als hotelkamers, en de lakens zagen er gladgestreken uit. ‘En de kamers van het gezin.’

Cassie vrolijkte op, blij dat ze eindelijk het deel van het huis zou zien waar gewoond werd.

‘De babykamer.’

Tot haar verwarring was dit weer een lege kamer, waar alleen een grote wieg stond met hoge spijlen.

‘En hier zijn de kamers van de kinderen. Onze suite ligt aan het eind van de gang, om de hoek.’ Drie gesloten deuren op een rij. Margot begon zachter te praten en Cassie vermoedde dat ze niet bij de kinderen naar binnen zou gaan – niet eens om welterusten te zeggen.

‘Dit is Antoinettes slaapkamer, deze is van Marc, en die van Ella ligt het dichtst bij de onze. Jouw kamer is tegenover die van Antoinette.’ De deur stond open, en twee dienstmeisjes waren druk bezig het bed op te maken. De kamer was gigantisch en ijskoud. Er stonden twee fauteuils, een tafel en een grote houten kledingkast. Zware, rode gordijnen hingen langs het raam. Haar koffer was aan het voeteneind van het bed gezet.

‘Je kunt de kinderen horen als ze huilen of roepen. Ga dan alsjeblieft naar ze toe. Morgenochtend moeten ze aangekleed en klaar voor vertrek zijn om acht uur. Ze gaan naar buiten, dus kies warme kleren.’

‘Dat zal ik doen, maar...’ Cassie raapte haar moed bij elkaar. ‘Zou ik misschien wat te eten kunnen krijgen? Ik heb niets gegeten sinds het eten in het vliegtuig gisteravond.’

Margot staarde haar verbijsterd aan en schudde haar hoofd. ‘De kinderen hebben vroeg gegeten omdat wij uit gaan. De keuken is dicht. Morgen wordt het ontbijt om zeven uur geserveerd. Je kan tot dan wachten?’

‘Ik… jawel.’ Ze was misselijk van de honger. Het snoep in haar tas, wat ze voor de kinderen bedoeld had, was plotseling een onweerstaanbare verleiding. ‘En ik moet het bureau e-mailen om te zeggen dat ik ben aangekomen. Zou ik misschien het Wi-Fi-wachtwoord kunnen krijgen? Mijn telefoon heeft hier geen bereik.’

Margot staarde haar met een lege blik aan. ‘We hebben geen Wi-Fi, en er is hier geen signaal. Er is een telefoon in Pierres studeerkamer. Om te e-mailen, moet je de stad in.’ Zonder op antwoord te wachten, draaide ze zich om en liep naar haar slaapkamer.

De bediendes waren weg, en hadden Cassies bed achtergelaten in een staat van koele perfectie.

Ze sloot de deur. Ze had zich niet kunnen voorstellen dat ze heimwee zou hebben, maar ze verlangde ontzettend naar een vriendelijke stem, het geluid van een televisie en de warboel van een volle ijskast. Borden in de gootsteen, speelgoed op de vloer, YouTube-video’s op telefoons. De vrolijke chaos van een normaal gezinsleven – het leven waar ze deel van uit had willen maken.

In plaats daarvan voelde ze dat ze nu al onderdeel was van een bitter en ingewikkeld conflict. Ze kon niet hopen om meteen vrienden te worden met deze kinderen – niet met de gezinsdynamiek die ze tot nu toe had gezien. Dit huis was een slagveld, en hoewel de kleine Ella misschien een medestander zou zijn, vreesde ze dat ze aan Antoinette al een vijand had.

De flikkerende lamp aan het plafond viel plotseling uit. Cassie zocht in haar rugzak naar haar telefoon en pakte haar koffer uit, zo goed en kwaad als het ging in het licht van de zaklamp. Daarna legde ze hem aan de oplader bij het enige stopcontact dat ze kon vinden, aan de overkant van de kamer, en schuifelde door het duister naar haar bed.

Koud, ongerust en hongerig gleed ze tussen de kille lakens, die ze optrok tot haar kin. Ze had verwacht dat ze zich hoopvol en optimistisch zou voelen na het ontmoeten van het gezin, maar in plaats daarvan twijfelde ze of ze wel met ze om zou kunnen gaan, en was ze bang voor wat de volgende dag zou brengen.

Bijna Weg

Подняться наверх