Читать книгу De Reis om de Wereld - Charles Darwin - Страница 3
ОглавлениеInleiding.
Darwin’s reis om de wereld als natuuronderzoeker op de Beagle was, volgens zijn zeggen, verreweg de belangrijkste gebeurtenis zijns levens, die zijne geheele verdere carrière bepaald heeft.
Ook was zij een allergewichtigst voorval in hare gevolgen op het hedendaagsche denken.
“Toch,” zegt Darwin, “hing zij slechts af van het onbeduidende feit, dat mijn oom mij aanbood mij 30 mijlen ver naar Shrewsbury te rijden, en van zoo’n bagatel als den vorm van mijn neus.”1
De reis maakte Darwin met zekere feiten bekend, welke “eenig licht schenen te werpen op het ontstaan der soorten—dat grootste aller mysterieën.” Darwin’s groote theorie der Natuurkeus was een uitvloeisel van deze reis, en die theorie—gelijk Grant Allen zegt—bracht eene algeheele omwenteling teweeg in de wetenschappen der plant- en dierkunde, en maakte de leer der Organische Evolutie, die toen slechts door een klein getal scherpzinnige wijsgeerige biologen was aangenomen, tot het algemeene geloof van alle mannen der wetenschap.
Huxley verklaart, dat het “te voorschijn treden van de wetenschap der Evolutie uit den limbus van haat en—zooals velen hoopten—van vergeten dingen, in de houding van kroonpretendente van het rijk der gedachte, het meest beteekenende feit is in de negentiende eeuw.”
De Beagle, onder bevel van kapitein Fitz-Roy, had een inhoud van 235 ton, was “uitgerust als brik en voerde tien kanonnen.” Lang na Darwin’s reis (in 1888), werd het te Yokosoeka door de Japanners als oefeningsvaartuig gebruikt.
Darwin’s hut, welke hij met een officier deelde, was zeer klein. “Kapitein Fitz-Roy zegt er voor te zullen zorgen, dat de eene hoek zóó zal worden ingericht, dat ik mij daar op mijn gemak zal voelen alsof ik thuis was, maar dat ik ook den zijnen zal mogen gebruiken. Mijne hut is de receptiehut; en in het midden staat eene groote tafel, waarboven wij beiden in hangmatten slapen.”
“Mijn vader placht te zeggen,” schrijft Francis Darwin in “Het Leven” van zijn vader, “dat het de volstrekte behoefte aan netheid was in de beperkte ruimte van de Beagle, die hem “zijne methodische gewoonte van werken hielp verkrijgen.” Ook placht hij te zeggen, dat hij op de Beagle leerde, wat hij als den gulden regel voor tijdsbesparing beschouwde, namelijk—op de minuten te letten.”
Na afloop van de reis, vertelde hij kapitein Fitz-Roy, dat hij zijne herinneringen en wat hij van de Natuurlijke Historie geleerd had, voor geen £ 20,000 per jaar zou willen ruilen.
1 Darwin’s vader had namelijk geen zin zijn zoon deze reis te laten ondernemen, dan op voorwaarde, dat deze een man vond, die het hem ernstig aanried. Deze man was Darwin’s oom. Voorts had kapitein Fitz-Roy, commandant van de Beagle, aanvankelijk er op tegen, dat Darwin als natuuronderzoeker meêging, om reden diens neus, waarin hij gebrek aan energie meende te lezen, hem niet beviel. Kapitein Fitz-Roy was namelijk een leerling van Lavater. (Noot van den vertaler.)
Voorwoord van den schrijver.
Ik heb in de voorrede bij de eerste uitgaaf van dit werk en in de Zoology of the Voyage of the Beagle medegedeeld, dat een door Kapitein Fitz-Roy geuite wensch om een wetenschappelijk man aan boord te hebben, vergezeld van zijn aanbod om een deel zijner eigen gemakken op te offeren, reden waren waarom ik mijne diensten aanbood, die door de vriendelijkheid van den hydrograaf, Kapitein Beaufort, de goedkeuring der Lords of the Admiralty verwierven. In het bewustzijn, dat de gelegenheid welke mij te beurt viel tot het bestudeeren van de Natuurlijke Geschiedenis der verschillende door ons bezochte landen, geheel aan Kapitein Fitz-Roy te danken is, hoop ik, dat het mij vergund zij hem te dezer plaatse mijne dankbaarheid opnieuw te betuigen, met de bijvoeging, dat ik gedurende de vijf jaren van ons samenzijn de hartelijkste vriendschap en de duurzaamste hulp van hem genoot. Zoowel Kapitein Fitz-Roy als alle officieren van de Beagle zal ik steeds ten hoogste dankbaar zijn voor de onverflauwde welwillendheid, waarmeê zij mij op onze lange reis bejegenden.1
Dit deel bevat, in den vorm van een Dagboek, eene geschiedenis onzer reis en eene schets van die waarnemingen in de Natuurlijke Geschiedenis en Aardkunde, welke ik denk dat voor den algemeenen lezer van eenig belang kunnen zijn. In deze uitgaaf heb ik sommige gedeelten aanmerkelijk bekort en verbeterd, en aan andere iets toegevoegd, om het boek zoodoende meer voor eene populaire lezing geschikt te maken; ik vertrouw echter, dat natuuronderzoekers zullen begrijpen, dat zij voor bijzonderheden de grootere uitgaaf moeten naslaan, die de wetenschappelijke uitkomsten van den tocht bevatten. De “Dierkunde van de Reis van de Beagle” bevat een verslag van de Fossiele Zoogdieren, door Prof. Owen; van de Levende Zoogdieren, door Waterhouse; van de Vogels, door Gould; van de Visschen, door Rev. L. Jenyns, en van de Kruipende Dieren, door Bell. Aan de beschrijving van elke soort heb ik een verhaal van hare leefwijze en verspreiding toegevoegd. Deze werken, die ik te danken heb aan de talenten en den belangeloozen ijver der bovengenoemde schrijvers, hadden niet ondernomen kunnen worden zonder de milde vrijgevigheid der Lords Commissioners van H. M. Schatkist, die, vertegenwoordigd door den Edelhoogachtbaren Kanselier der Rijks-Schatkist,2 zoo goed zijn geweest eene som van £ 1000 beschikbaar te stellen, om de kosten van uitgaaf gedeeltelijk te bestrijden.
Zelf heb ik verscheidene deelen in het licht gegeven, als: The Structure and Distribution of Coral Reefs; The Volcanic Islands visited during the Voyage of the Beagle, en The Geology of South America. Het zesde deel der Geological Transactions bevat twee bijdragen van mij over de Zwerfblokken en Vulkanische Verschijnselen van Zuid-Amerika. De heeren Waterhouse, Walker, Newman en White hebben verscheidene goede geschriften uitgegeven over de Insecten, die toen verzameld werden, en ik vertrouw, dat vele andere hierna zullen volgen. De planten uit de zuidelijke gedeelten van Amerika zullen door Dr. J. Hooker behandeld worden in zijn groot werk: The Botany of the Southern Hemisphere. De Flora van den Galápagos-archipel is het onderwerp eener afzonderlijke verhandeling van hem in de Linnean Transactions. De Rev. Professor Henslow heeft eene lijst in ’t licht gegeven van de planten, die ik op de Keeling-Eilanden verzameld heb; en de Rev. I. M. Berkeley heeft mijne kryptogamische planten beschreven.
Gaarne erken ik de groote hulp, die ik in den loop van dit en mijne overige werken van verscheidene andere natuuronderzoekers ontvangen heb; tevens zij het mij vergund hier mijn oprechtsten dank te betuigen aan den Rev. Professor Henslow, die toen ik undergraduate3 te Cambridge was, een der hoofdpersonen was, die mij neiging voor de Natuurlijke Historie inboezemde; die gedurende mijne afwezigheid zorg droeg voor de verzamelingen welke ik naar huis zond, en door zijne briefwisseling mijne pogingen leidde; en die mij sedert mijne terugkomst al de hulp heeft bewezen, zooals de hartelijkste vriend ooit bieden kon.
Down, Bromley, Kent.
Juni 1845.
1 Ik moet deze gelegenheid aangrijpen om mijn oprechten dank te betuigen aan den heer Bynoe, arts op de Beagle, voor zijne zeer vriendelijke zorgen jegens mij, toen ik te Valparaiso ziek was.
2 De Britsche Minister van Financiën.
3 Een student, die zijn eersten graad nog niet bereikt heeft.
(Vert.)