Читать книгу Langs Rotte, Maas en Schie: Schetsen uit de geschiedenis van Rotterdam - J. S. Verburg - Страница 6

II.

Оглавление

Inhoudsopgave

Bezien wij nu het kaartje, dat den toestand van Maasland aangeeft omtrent het jaar 1000. Al aanstonds valt ons op, dat er meer plaatsen liggen.

We lezen o. a.: Hargan, Schie en Bergan, namen, die ge bij de aardrijkskunde van Zuid-Holland niet geleerd hebt. De plaatsen liggen er echter nog; het zijn Kethel, Overschie en Hillegersberg. Verder zien wij naar het Westen nog Flardinga of Vlaardingen, maar dit dagteekende reeds uit den tijd der Romeinen, ofschoon het toen waarschijnlijk iets zuidelijker lag.

En hoe staat het met Rotterdam? Nog niets van te ontdekken. Aan de Rotte ligt nog geen enkele plaats.

Nu dringen zich twee vragen aan ons op. Ten eerste: Als bovengenoemde dorpen in het jaar 1000 wel, maar ten tijde der Romeinen nog niet bestonden, wanneer zijn zij dan ontstaan? Op deze vraag moeten wij het juiste antwoord schuldig blijven; de geschiedenis vermeldt het jaartal van het ontstaan niet. We vermoeden echter, dat zij dagteekenen uit de 10de of 11de eeuw.

Vermoedelijke toestand van het land bezuiden den Ouden Rijn omstreeks het jaar 1000. (vergroting: 1119×1181, 56kb)

De tweede vraag, die wij als vanzelf stellen is deze: Waren de Wilde Venen niet meer zoo moerassig? Hierop kunt ge zelf wel een antwoord geven. Bekijk het kaartje maar, dan zult ge zien, dat de moerassen nog steeds zijn aangegeven. Vreemd, niet waar, dat men zich midden in deze lage streken een woonplaats koos; dat er zich zelfs zoovelen daar neerzetten, dat er plaatsen ontstonden? Maar nog vreemder zult ge het vinden, als wij u zeggen, dat daar juist dorpen verrezen, omdat het er moerassig was. Indien de bodem er droog en vast geweest was, zouden waarschijnlijk Hargan, Schie en Bergan niet zijn ontstaan.

Om dit duidelijk te maken, moeten wij ons een gedeelte der Vaderlandsche Geschiedenis voor den geest roepen.

Zooals bekend is, werd ons land tusschen 800 en 1000 zwaar geteisterd door de invallen der ruwe Noormannen. Vele plaatsen, waaronder ook Vlaardingen, werden door deze zonen van het koude Noorden gebrandschat. Witla, dat in den omtrek van Vlaardingen gelegen heeft, (waarschijnlijk op het eiland Voorne) is door deze barbaren zelfs zoo volkomen verwoest, dat men niet eens met zekerheid kan aanwijzen, waar deze plaats gevonden werd. Geen wonder, dat men in de kerken bad: „God, verlos ons van de Noormannen”; want men moet niet meenen, dat een plaats, eenmaal door de woestelingen bezocht, voortaan veilig voor hen zou zijn. Neen, wanneer de zwaar bezochte bewoners na groote inspanning de zware slagen, hun toegebracht, eenigszins te boven waren gekomen; wanneer er weer eenige welvaart begon te heerschen dàar, waar door de Noormannen armoede en verschrikking was gebracht; wanneer de zoon den leeftijd had bereikt, dat de moeder hem kon duidelijk maken, waarheen zijn vader als slaaf was weggevoerd, dan konden op datzelfde oogenblik de geesels dezer lage landen op hun draakvormige schepen voor de verschrikte bewoners verschijnen, wederom dood en vernieling brengende, waar nog weinige jaren geleden hun hand reeds zoo zwaar had gerust.

Was het wonder, dat vele bewoners der duinstreken vluchtten, dat zij have en goed achterlieten om ten minste het veege lijf te redden? Maar, waarheen? Natuurlijk daar, waar men kans had veilig te zijn; waar de Noormannen niet dan met gevaar voor eigen leven konden komen. De eenige streek in deze buurt, die zulk een toevluchtsoord voor onze voorouders bood, was de plek, waarover wij hierboven spraken: de moerassige streken langs de Rotte. Daarheen zijn dan ook tusschen 800 en 1000 waarschijnlijk zoo velen gevlucht, dat de genoemde plaatsen ontstonden.

Langs Rotte, Maas en Schie: Schetsen uit de geschiedenis van Rotterdam

Подняться наверх