Читать книгу Spaens Heydinnetie - Jacob Cats - Страница 7
III
ОглавлениеIn een brief, dd. 11 Nov. 1633, aan prof. Barlaeus, geeft Cats enkele stukken aan, welke hij van plan is een plaats in zijn Trouringh in te ruimen.13 Hij heeft deze “gevallen niet erdicht, ofte in (syn) eygen breyn gesmeet, gelijck het gebruyck van de Poëten veel plagh te wesen: maer (hy heeft) beter gevonden, de geschiedenissen van goede schrijvers te ontleenen”; evenwel heeft hij ze “breeder uyt-gemeten als die by de oude schrijvers gevonden werden ... Sulcx dient sonderlinge tot beter glimp van de stoffe, ende tot meerder vermakelickheydt van den leser” ...
Uit zeer uiteenlopende werken van eigen en ouder tijden heeft Cats nu zijn verhalen in de “Trouringh”, gelicht, en minder of meer vrij bewerkt. Men vindt wat gevonden is, aangewezen en besproken bij J. Bolte, Tijdschr. XVI, 241, n.—Dr. A. S. Kok, Van Dichters en Schrijvers I, 81.—Dr. J. A. Worp, Noord en Zuid XX, 39 tot 66.
Ook was zijn doel de “Nederlantsche tale te verçieren, de Hollantsche gedichten sacht-vloeyende en sonder stoot en stop-woorden te maken; ten eynde de selve eenpaerlick en sonder stuyten gelesen mochten werden”.14
De verhalen in de Trouringh van Cats worden meestentijds afgewisseld door samenspraken tusschen Sophroniscus en Philogamus over “vraegh-stucken (die) uyt ydere geschiedenisse rijsen.” De eerste is “out-man ende weduwenaer”, de ander “jonghman ende noch ongehout”; deze overlegt hoe hij “bequamelijck uyt desen eensamen staet tot een geselligh leven soude mogen komen.” Het hapert hem er maar aan dat hij “te weynigh kennisse van saken hebbe in die gelegentheyt, en noch de rechte gronden niet en weet van dat groot werck.” Waarom de eerste hem “een nieu Poëtisch werck” in handen geeft, “verscheyde gedenck-weerdige trou-gevallen .... voor oogen stellende...” Met aandacht zal hij “letten vvatter voor aenmerckingen uyt sullen te trecken syn ... ende daar nae willen vvy reden en tegen-reden onderlinghe seggen en hooren.”15
Dit is niet door Cats “over-al in volle leden ghedaen konnen werden, vermits (s)ijn ampt (geduerende den tijt dat (hij) met het voorsz. Werck besigh was) (hem) veel beswaerlijcker quam te worden als wel te voren. In vougen dat (hy s)yn begonnen ontworp naer eysch van saken niet en (heeft) konnen vol-trecken: maer (heeft) de vervullinge van verscheyde bedenckelicke vraegh-stukken ghelaten aen het oordeel van den ervaren en geoeffenden leser.”
Deze dialogen waren algemeen in de XVIIe en in de XVIe eeuw: ’t hoofddoel was aangename geestverrijking: ze behandelden in elegante causerie alle vragen van kunst, smaak, wetenschap, zeden. Vooral in Italië was dit genre inheems.—Lucianus, en Athenaeus waren ’t voorbeeld, zie vertaling en commentaren door Casaubonus.—Vgl. Erasmi Colloquia; Bargagli’s Trattenimenti; Cremaille’s Jeux de l’Incognu; Harsdörffer’s Frauenzimmergesprächbücher (dames-encyclopaedie).
Ook in de Middeleeuwen vindt men al deze leerzame dialogen in navolging van Augustinus.16