Читать книгу Spaens Heydinnetie - Jacob Cats - Страница 8

IV

Оглавление

Inhoudsopgave

Ex uno disce omnes.

Een van de meest bekende is het “Selsaem Trou-geval tusschen een Spaens Edelman ende een Heydinne, soo als de selve edelman, ende alle de werelt doen geloofde”, of kortweg genoemd Het Spaens Heidinnetje.

Cats zelf vond het nog al biezonder: in de oudste druk staat het met een mooi vignet, en een extra groot ’hoofd’ boven de bladzij waar ’t begint, en wordt op biezondere wijs onderscheiden ook door het bericht in de Tafel.

Cats wilde prof. Barlaeus overhalen zijn Trouringh in het Latijn te bewerken. Hij noemt in een van zijn brieven aan deze professor17 zekere doctor Pozzo; die zou dit Spaens Heydinnetie in het Spaans hebben bewerkt, maar die schrijver heeft hij niet onder de ogen gehad. Dit aardige verhaal heeft enige overeenkomst met de vertellingen, van Heliodorus. Dan deelt hij Barlaeus de inhoud mede.

De 20 Febr. 1634 zendt hij het hem, in ’t ruwe afgewerkt. Of het waar is, zoals zijn zegsman vastelik beweert, of verzonnen, en of het pas gebeurd is, of dat het aan de oudheid is ontleend, laat hij in ’t midden. Hij geeft Barlaeus volle vrijheid er in te veranderen, wat hem goed dunkt. Het stuk wacht en vereist nog een tweede doorwerking; de minste verandering is reeds uitstekend.18

Deze kwam in 1643 uit; het privilegie is van 7 Desember. Daaronder als “Cheiromantis” het Spaens Heydinnetie.

Cats hield dus Pozzo voor de auteur. Maar ’t verhaal is een van de “Novelas ejemplares” van Cervantes; die zegt dat hij ’t verhaal vond bij “el licenciado Poço”.

Heeft Cats niet geweten dat Cervantes de auteur was van “la Gitanella de Madrid?” Hij noemt hem niet! En overal elders citeert Cats zijn bronnen wel! Hoogstwaarschijnlik had Cats het verhaal in een vertaling gelezen; dan nog was zijn zeggen juist: “historiam ... ex hispanorum monumentis hausi.” ’t Was “zeer waarschijnlijk een Italiaanse, daar hij spreekt van Ferdinando, voor ’t spaanse Fernando”19

De Novelas ejemplares van Cervantes verschenen in 1613—waarin de Gitanella—en zijn vele malen herdrukt of nagedrukt. De franse vertaling is van 1621 door F. de Rosset en d’Andiquier. De italiaanse is van 1626 door Guglielmo Alessandro de Novilieri Clavelli, in Venetië; met de naam van Cervantes op ’t tietelblad; in 1627 verscheen de tweede (van D. Fontano), en 1629 nog een derde, de beide laatste in Milaan. Maar mischien ook stond het verhaal in de een of andere bundel novellen.20

Zodat we nog niet met zekerheid kunnen aangeven waar Cats zijn Pozzo-Gitanella kan gevonden hebben.

In 1643 kwamen uit vier verhalen, vertaald door F. V. S.—“moogelyk Felix van Sambix, die den drukker is geweest” zoals van Meekeren meedeelt in zijn voorrede van “De doorluchtige dienstboden”, door hem naar een van deze verhalen bewerkt. Zij verschenen bij Felix van Sambix in Delft; het eerste, tweede en vierde zijn van Cervantes. Dit laatste is Het schoone Heidinnetje.21

Heeft Cats ook deze niet gelezen, dat hij in latere drukken het eerst-medegedeelde niet gepreciseerd heeft?

In J. van Beverwyck’s Schat der Ongesontheyt (1660) (blz. 106) wordt dit Spaens Heydinnetje gedeeltelik aangehaald, en omtrent de “polsslagh” naar “de redenen aanghewesen by d’Heer Ridder Iacob Cats” verwezen.

Het verhaal van dat Spaanse zigeunerinnetje was erg in trek. Men bewerkt het, men vertaalt het in ’t Nederlands.

M. Gansneb Tengnagel gaf in 1643 uit: Het Leven van Constance, waer af volght het Tooneelspel, de Spaensche Heydin. En Cath. Verwers Dusaert publiceerde in 1641 haar Spaensche Heidin.

Spaens Heydinnetie

Подняться наверх