Читать книгу God redde Nederland - Jan Kuiper - Страница 5

HOOFDSTUK I.

Оглавление

Inhoudsopgave

Nederland achter Napoleons zegekar.

Zoo was dan Nederland bij Frankrijk ingelijfd. Wat Lodewijk XIV niet was mogen gelukken, had Napoleon nu bereikt. Bij dekreet van 9 Juli 1810 gaf de groote Keizer als beweegredenen dier inlijving op:

1º. dat de vereeniging van België met Frankrijk de onafhankelijkheid van Holland voor een groot deel reeds had opgeheven;

2º. dat Holland, wel beschouwd, niets meer was dan een aanhangsel van Frankrijk, een aanslibbing der groote rivieren en dus een Fransche provincie behoorde te wezen;

3º. dat Holland, onder vele belastingen en een zware schuld zuchtende, de inlijving bij Frankrijk als eene verlossing behoorde te beschouwen.

Generaal Krayenhoff, onder Koning Lodewijk Napoleon minister van Oorlog, wilde op verlangen van zijn vorst, Amsterdam nog tegen Keizer Napoleon verdedigen, doch toen Koning Lodewijk vrijwillig afstand van den troon deed, werden alle verdedigingsplannen gestaakt, terwijl Krayenhoff zijn ontslag kreeg.


NAPOLEON BONAPARTE IN ZIJN JONGE JAREN.

Inderdaad, in zooverre sprak het decreet waarheid: met 's lands geldmiddelen was het droevig gesteld. De ambtenaren konden niet betaald worden, de renten der gesloten leeningen konden niet worden uitgekeerd. Door de inlijving werd dit alles echter niet verbeterd. Napoleon begon met de Staatsschulden slechts voor een derde deel te erkennen. Door deze tiërceering (gelijk men het noemde) kregen de bezitters van Staatsschuldbrieven slechts een derde deel der hun toekomende rente uitbetaald, waardoor vele kleine renteniers met hunne huisgezinnen tot armoede werden gebracht. De inkomsten van Godshuizen en liefdadige instellingen werden besnoeid, taal en zeden verguisd, de gezellige bijeenkomsten door politiemaatregelen beperkt. Geen uitstapje naar een bloedverwant, vriend of handelsmakker kon men ondernemen, zonder van een pas voorzien te zijn; geen kramer kon een douaan bewegen (zonder hem een belooning te geven), om zijne waren na te zien, wanneer het kantoor over een half uur of een kwartier gesloten zou worden. Duizenden, die het vroeger goed hadden, werden nu tot armoede gebracht.

Alleen de sloopers hadden druk werk en verdienden goed geld. Van 1810 tot 1813 werden alleen in den Haag 644 huizen afgebroken, die door geen andere werden vervangen. Te Amsterdam ging de bevolking in die drie jaren met 27.000 personen achteruit. Ook Delft en Haarlem gingen in zielenaantal zeer achteruit. Te Haarlem werden meer dan 500 huizen voor afbraak verkocht. En zoo ging het ook met tal van buitenverblijven of lusthoven aan den kant van de Vecht, van den Amstel en van de trekvaart naar Haarlem, of staande onder Amstelveen, Sloten of Diemen. Gedurende anderhalve eeuw waren ze als zoovele getuigen van de weelde der rijke Amsterdamsche kooplieden en fabrikanten geweest, die er des zomers het woelige stadsleven ontvloden, om er te genieten van de schoone natuur. Tal dezer lusthoven gingen in andere handen over, die er weiland of tuingrond van maakten. De dijk- en polderwerken, zoowel als de geheele waterstaat werden in die mate verwaarloosd, dat de veiligheid der lage landen in de waagschaal werd gesteld. De kweekschool voor zeevaart te Amsterdam moest al hare bezittingen in 's lands kas storten.


LEBRUN, HERTOG VAN PLAISANCE.

Ten einde de oude namen zooveel mogelijk te doen verdwijnen, werd ons land verdeeld in Departementen, die de volgende namen ontvingen: 1º. Departement van de monden van den IJsel, 2º. van den Rijn, 3º. van de Maas, 4º. van den Boven IJsel, 5º. van de Schelde, 6º. van de Wester-Eems, 7º. van de Zuiderzee, 8º. Friesland, welk departement alleen zijn naam behield.

Friesland en Corsica met eenige eilandjes in den archipel zijn de eenige landen, die „sedert de dagen der Romeinen niet van naam zijn veranderd.”

Volgens Keizerlijk Besluit van 13 Dec. 1811 vormde Holland met de Hanze-Steden, Oldenburg en een deel van Westfalen 10 Departementen, die twee gerechtshoven hadden (een te Hamburg en een in den Haag) en die 31 afgevaardigden naar het wetgevend lichaam te Parijs zonden.


GRAAF DE CELLES.

Het Keizerrijk telde nu 130 Departementen met 42 millioen inwoners. Alle koningen en vorsten op het vasteland waren, vrijwillig of gedwongen, Napoleons bondgenooten en allen, zijne bloedverwanten als de overigen, behandelde hij uit de hoogte.

Een groot gedeelte van het Fransche volk was met het bestuur van Napoleon wel ingenomen. De verwarring van vroeger, de ellende en gruwelen van het schrikbewind hadden opgehouden en voor de stoffelijke welvaart der ingezetenen werd veel gedaan. Ongeveer 600 millioen gulden was sedert Napoleons kroning in de oude Departementen aan kanalen, wegen, zeehavens, aan het droogmaken van moerassen, aan kerken, armhuizen, nuttige inrichtingen en paleizen uitgegeven, terwijl het fabriekswezen, voor vele takken althans, in een bloeienden staat verkeerde. Daarbij verblindde Napoleon door den roem en luister, die zijn naam omstraalden, velen der op glorie zoo verzotte Franschen. De heerschappij, door Napoleon over vreemde volkeren uitgeoefend, streelde de nationale ijdelheid, bood gelegenheid tot het aanstellen van duizenden ambtenaren en vergrootte de hoop, om fortuin te maken. Ontzaglijke winsten werden door 's Keizers willekeur verkregen, want Napoleon zorgde, dat zijne troepen, die de buitenlandsche Staten bezetten, door zijn vrijwillige of gedwongen bondgenooten werden onderhouden en betaald. Ook eigende hij zich de helft, of ten minste een groot deel der domeinen van de wingewesten en vasal-staten toe. Alleen uit het Koninkrijk Westfalen trok hij op deze wijze jaarlijks 2½ millioen francs en uit het Groothertogdom Warschau meer dan het dubbele. De Parijzenaars zagen hunne stad versieren niet alleen met keizerlijke instellingen, maar daarnevens met de bijeengebrachte kunstschatten en zeldzaamheden uit Brussel, Antwerpen, Luik, Gent, Amsterdam, den Haag, het Loo, Rome, Venetië, Berlijn, Keulen en tal van andere steden. Zij zagen, hoe de gekroonde Hoofden, niettegenstaande dien roof, hun Keizer als hun opperhoofd huldigden.


BARON DE STASSART.

Lebrun, prins van het Fransche rijk, hertog van Plaisance, werd door Napoleon tot Gouveneur-generaal over ons land aangesteld. In weerwil van zijn weidschen titel bezat hij toch slechts een schaduw van gezag. Hij was een grijsaard, die ons juk niet verzwaarde en hier gaarne veel goeds wilde verrichten.

Over ieder Departement werd een prefect aangesteld; deze prefecten bezaten in het land de eigenlijke macht. De Celles was prefect te Amsterdam. Hij handelde gestreng, zonder verschooning of verzachting, zonder sporen van menschelijkheid of zedelijkheid. De prefect in den Haag, De Stassart, was een bekwaam man, die echter een ijverig en trouw dienaar was van den geweldenaar, op harde wijze diens bevelen uitvoerde en daarom bij het volk zeer gehaat was. De Celles en De Stassart waren beiden Belgen.

God redde Nederland

Подняться наверх