Читать книгу God redde Nederland - Jan Kuiper - Страница 7

HOOFDSTUK III.

Оглавление

Inhoudsopgave

Wat nog aan Napoleons geluk ontbrak.—Daendels en Jansens op Java.—De Engelschen ontnemen ons Java.

Eén geluk ontbrak aan Napoleons grootheid; zijn huwelijk met Josephine de Beauharnais bleef kinderloos. Daarom liet hij zich den 16 Dec. 1809 van deze vrouw scheiden en huwde hij den 11 April 1810 met de dochter van Keizer Frans van Oostenrijk, de Aartshertogin Maria Louise, die hem den 20 Maart 1811 een zoon schonk, wien men den titel van „Koning van Rome” gaf.


KEIZERIN MARIA LOUISE.

Ofschoon Josephine in vroegere tijden, toen zij Napoleon, den krijgsman zonder vermogen en vooruitzichten, huwde, de voornaamste aanleiding gegeven had tot de rol, die hij later speelde, en ofschoon hij waarlijk van haar hield,—liefde en dankbaarheid zwegen beide in de ziel van den dwingeland, voor heerschzucht, voor Staatsbelang en voor wat hij zijn plicht jegens Frankrijk noemde—hij dreef de scheiding van Josephine in weerwil van alles door.

Brittannië bleef den Corsicaan nog tarten. Het vernielde Napoleons scheepsmacht, ondersteunde de Portugeezen en Spanjaarden in hun strijd voor de onafhankelijkheid, vernielde de Fransche zeemacht en maakte zich meester van alle Fransche en Hollandsche Koloniën in Oost en West.

Ook Paus Pius VII nam een kloeke houding tegen den geweldenaar aan. Hij deed Napoleon in den ban op grond, dat deze tegen hem en de R. Kath. Kerk vele gewelddadigheden had gedaan. Napoleon dreef hier schijnbaar den spot mee, maar hij begreep toch, dat vele harten daardoor van hem vervreemd werden. Daarom meende hij, ter bevestiging zijner heerschappij, steeds oorlog noodig te hebben, om daardoor de onderworpen volkeren ontzag in te boezemen en om de Franschen door zijn roem te verblinden. En daaruit is ook het Decreet te verklaren, waarbij hij in Frankrijk bevoegd verklaard werd, verdachte personen, zonder vorm van proces, in de gevangenis te werpen; en vandaar ook in 1811 het Lijfstraffelijk Wetboek, waarvan bijna de helft betrekking had op misdrijven tegen den Staat en het openbaar gezag.

Bij de vele rampen, die ons troffen, kwam nog, dat onze laatste volksplantingen verloren gingen. Nadat de Engelschen den 17 Febr. 1811 Amboina veroverd hadden, richtten zij zich tegen Java. Op Java was Daendels Gouverneur-generaal geweest en hij, de groote vrijheidskraaier, had er, als een Napoleon in miniatuur, met de grootste willekeur geheerscht. Zoo vernietigde hij op Java met één pennestreek alle bijzondere voorrechten. Hij dwong de arme inboorlingen hem behulpzaam te zijn in het aanleggen van wegen, honderden uren lang, het stichten van forten midden in zee, het aanleggen van havens in de ongezondste streken. Hadden wij steeds de Inlandsche Vorsten, als leenmannen, met ontzag en eerbied behandeld, Daendels bejegende hen echter met willekeur. Zoo nam hij gewelddadig van Bantam bezit en liet hij den sultan van dat rijk verbannen. De Sultan van Djokjakarta zette hij onder gezochte voorwendsels af en plunderde hij uit. Zonder vorm van proces velde hij doodvonnissen: hij vernietigde de uitspraken van het Hof van Indië en toen de leden van dat Hof daartegen protesteerden, zette hij ze eenvoudig af en verving ze door anderen. Was de O.-Indische Compagnie steeds met inschikkelijkheid opgetreden, Daendels meende een hoogmoedige, oorlogszuchtige staatkunde te moeten voeren. Hij stoorde zich niet aan gesloten overeenkomsten; goede trouw was bij hem niet te vinden. Het politiewezen wilde hij in zijn persoon vertegenwoordigd hebben en onder een ophef van groote woorden voerde hij een waar schrikbewind, dat enkel ellende verspreidde en schatten verslond. Gelukkig werd Daendels in 1810 door Napoleon teruggeroepen en vervangen door Jansens, die de Kaapkolonie zoo dapper verdedigd had. In den korten tijd, dat hij Gouverneur-Generaal was, kon hij echter niet herstellen, wat zijn voorganger in de war had gestuurd.


Inzegening van het huwelijk van Napoleon met aartshertogin Maria Louise, 2 April 1810.

Toen Lord Minto, Gouverneur-Generaal van Engelsch Indië, vernomen had, dat de Franschen eenige schepen hadden uitgerust, om bezit van Java te nemen, zond ook hij, om dit te voorkomen, zijne zeemacht naar Batavia. Den 4 Aug. 1811 landden de Engelschen ten Westen van Batavia, veroverden die stad, alsmede onze verschansingen te Weltevreden en onzen post te Meester Cornelis, in weerwil dat deze post door Daendels met groote kosten zeer versterkt was. Jansens moest nu naar Oost-Java zich terugtrekken, waar hij door de Engelschen bij Samarang verslagen werd. De Inlandsche vorsten, nog vertoornd over de wijze, waarop zij door Daendels behandeld waren geworden, kozen nu de zijde der Engelschen, zoodat Jansens genoodzaakt was, zich en zijn troepen bij verdrag aan de Engelschen over te geven.

De Engelschen, in het bezit van Java zijnde, eigenden zich nu ook de koloniale waren toe, die in de magazijnen opgestapeld lagen, waardoor zij aan vele Nederlanders groot verlies toebrachten en ook onzen Staat gevoelig troffen.

Alleen Hendrik Doeff wist Decima voor ons te behouden. Dat kleine eiland was daardoor het eenige plekje op den aardbodem, waar in dien tijd de Nederlandsche vlag nog wapperde. Hoe dat toeging, zullen wij in een volgend Hoofdstuk zien.

God redde Nederland

Подняться наверх