Читать книгу God redde Nederland - Jan Kuiper - Страница 6

HOOFDSTUK II.

Оглавление

Inhoudsopgave

In diepten van ellende.—De terechtstelling van „Frans met de kruk”.

Bij Keizerlijk Besluit van 18 Oct. 1810 werd hier de Conscriptie, of gedwongen opschrijving voor den krijgsdienst (zoowel voor de zee- als voor de landmacht), ingevoerd. Dit Decreet was vooral zoo hatelijk in het oog van òns volk, dat steeds met minachting op den krijgsdienst had ter neder gezien en het krijgvoeren gaarne aan huurlegers overliet. En nu werden onze jongelingen verplicht, om de wapenen te hanteeren, niet in dienst van eigen land en volk, maar in dienst van een uitheemschen dwingeland, wiens heerschzucht jaarlijks duizenden slachtoffers vorderde.

Bij hetzelfde Decreet van 1810 werd een „Ridderorde der Reünie” (of Vereeniging) ingesteld, ter vervanging van de Orde der Unie. Bovendien werden hier Fransche wetten en Decreten (700 à 800 in getal) ingevoerd, die waren afgeschaft of gewijzigd, terwijl ook het Fransche wetboek (Code Napoleon) en de Fransche wetpleging voor Nederland geldig werden verklaard. De lichtzijde hiervan was, dat hier een algemeene rechtsbedeeling gevestigd werd, doch voor die lichtzijde had men toen geen oog.

Doordat wij onze meeste koloniën misten en geen handel met Engeland mochten drijven, waren de koloniale waren ontzettend duur, zoodat velen inplaats van koffie met suiker, cichorei met stroop dronken. Ook begon men in dezen tijd suiker uit beetwortels te vervaardigen. Particulieren mochten geen handel meer in tabak drijven. De tabakshandel was een monopolie van den Staat geworden. De tabak, die men bij de zoogenaamde Regie verkreeg, was duur en slecht.

Fransche Spionnen waarden in allerlei gedaante rond, teneinde gemeenzame gesprekken af te luisteren. Elk dubbelzinnig woord werd ten kwade uitgelegd, als bedoelde men het Fransche bestuur. Van Overheidswege werd hier een „Statistique personelle” op na gehouden, dat wil zeggen een opgave aangaande notabele personen in betrekking tot hun vermogen, denkwijze, relatie's enz. Geen boek of geschrift mocht hier worden uitgegeven, of het moest eerst naar Parijs worden gezonden, waar het door de Censuur moest worden onderzocht. Elk woord, elke uitdrukking, die den Franschen niet aangenaam was, werd steeds geschrapt. Boven elke Courant prijkte de Adelaar, het Keizerlijke wapen. Naast de Hollandsche tekst moest steeds een Fransche vertaling er van worden opgenomen. Ook de openbare acten en andere stukken werden niet uitgegeven, dan met Fransche vertaling. In alle scholen moest de Fransche taal onderwezen worden en de schoolboeken moesten tevens een Fransche vertaling der Hollandsche lesjes bevatten. De Hoogescholen te Harderwijk, Franeker en Utrecht werden opgeheven en de inkomsten der andere, alsmede die der Latijnsche scholen verminderd. Aan het gunstig verslag, dat de Fransche geleerden Cuvier en Noël over het Lager Onderwijs in ons land uitbrachten, hadden wij het te danken, dat dat Onderwijs gehandhaafd bleef.


NAPOLEON I.

Natuurlijk moest dit alles ontevredenheid en wrevel wekken. Reeds twee en een halve maand na de inlijving van Holland bij Frankrijk, den 20 Sept. 1810, openbaarde zich die geest in Amsterdam in een verzet bij het opsporen van geheime bewaarplaatsen van koloniale waren. Het gold toen slechts het verzet van enkelen, maar luider deed dit verzet zich hooren, toen in April 1811 de eerste Hollandsche lotelingen aan de armen hunner ouders en verdere betrekkingen werden ontrukt. Doch wat vermocht een betrekkelijk geringe volksmenigte tegen Napoleons talrijke legerscharen? Een enkel woord reeds kon het leven kosten. De onvoorzichtige uitdrukking van een schamel en gebrekkig koopman, Frans Stargard (bijgenaamd „Frans met de kruk”), die een visch kerfde, tot de omstanders: „Ik wou, dat ik Napje zoo onder handen had”, kostte den ongelukkige het leven. „Frans met de Kruk” werd met twee lotgenooten op het Funen te Amsterdam doodgeschoten. Niettemin hoorde men in Februari 1813 Hollandsche militairen te Utrecht „Oranje boven” roepen en op de trom het „Wilhelmus” slaan en in April vonden onstuimige tooneelen van verzet plaats in den Hoekschen waard, in Rijnland (waar Leiden een tijd lang in hevige beroering was), te 's-Gravenhage, in de Zaanstreek, te Maassluis en elders, uitingen van vrijheidszucht, die met bloedige vonnissen eindigden. Hoe meer Napoleon onze nationaliteit trachtte uit te roeien, hoe dieper ze wortelen schoot. Hoewel wij den volksnaam verloren hadden, ontwaakte het volkskarakter, wat zelfs op het gebied der letterkunde te bespeuren was. Zoo bezong Helmers in zijn: „Hollandsche Natie” den roem van ons land tijdens het bloeitijdperk; zoo zinspeelde Wiselius in het treurspel Polydorus op de tyrannie van Napoleon: zoo voorspelde Bilderdijk in schoone verzen de herstelling van Neerlands onafhankelijkheid. De gedichten van Tollens, Kinker, Spandaw, Staring, Van Walré, Klijn en anderen werden gretig gekocht, wel een bewijs, dat niet alleen de Nederlandsche taal, maar ook de Nederlandsche poëzie gewaardeerd werden. Als prozaschrijver was Van der Palm zeer gezocht.

God redde Nederland

Подняться наверх