Читать книгу Historisch dagverhaal der reize van den heer De Lesseps - Jean-Baptiste-Barthélemy baron de Lesseps - Страница 91
Jagt.
ОглавлениеZij jaagen bijna op dezelfde wijs de andere gediertens, als de rendieren, de argalis of wilde bokken in het Russisch genaamd diki-barani, de vossen, de otters, de bevers, de sabelmarters, de haazen[54] enz., dog nimmer hebben zij dezelfde gevaaren te vreezen; somtijds bedienen zij zich van vallen, van hout of ijzer gemaakt, minder groot dan die ze voor de beeren stellen, en ten opzichte van de eenvoudige zamenstelling, veel gelijkende naar onze wezelvallen; de eenigste voorzorg, die men gebruiken moet, bestaat daar in om ze van tijd tot tijd na te gaan zien. Somtijds gaan ze zich gewapend verschuilen, gelijk ik reeds gezegt heb, en de eenigste zwaarigheid, die ze doortestaan hebben, word veroorzaakt door de langduurigheid van derzelver jagt, wanneer ze geen voorraad van spijs meer hebben. Dikwils onderwerpen ze zich om geduurende verscheide agtereenvolgende dagen honger te lijden, liever dan de plaats te verlaaten, zonder het beest, dat ze vervolgen, gedood en gevangen te hebben; dog zij stellen zich ruim schadeloos voor dit vasten, met op de plaats het gejaagde op te eeten[55] en in blijdschap de vellen te tellen, die zij daar door bekomen.
[54] Men kan bij Cooke de beschrijving deezer dieren vinden.
[55] Zij vinden veel smaak in het vleesch van de beeren, wilde bokken en rendieren, voor al in het laatste, dit heeft ook dikwils mijn voornaamste geregt uitgemaakt.
Om op deeze dieren, die in Kamschatka overvloedig zijn, ter jagt te gaan, kiezen zij de jaargetijden, waar in derzelver hair het schoonste is; in het begin van den winter jaagt men de sabelmarters. Deeze bewoonen gemeenlijk de boomen, men onderscheid ze aan dat gedeelte van ’t hair dat het digtst aan het vel is, het geen de couleur en den naam heeft van die boomen, waar op ze zich het meest ophouden, als de berken, mastboom, &c.
De herfst, winter en lente zijn de gunstigste jaargetijden voor de vossen jagt; men onderscheid ze in vierderlei soort als 1. de vos van een witachtig ros, die het minst geacht word, 2. de roode vos of van eene fraaije rosheid, 3. de vos gemengeld met ros, zwart en grijs, die seva-douschka genaamd word, 4. de zwarte vos die het zeldzaamste is en waar van men het meeste werk maakt; deszelfs couleur is zuiver donker zwart, men vind alleen, dat de langste hairen van den rug somtijds aan de uiterstens eene grijsachtige couleur hebben, daar zijn ’er wier waarde niet te schatten is. Eindelijk geloof ik dat men nog twee andere soorten van vossen zou kunnen tellen, dog die men hier daar niet voor houd, en welke wij de blaauwe en witte vos noemen; derzelver naamen zijn in ’t Russisch golouboij, pessets en beloij-pessets, hun hair is veel dikker dan dat van de anderen. In ’t algemeen zijn de vossen van het vaste land veel fraaijer dan die in de Eilanden oostwaards gelegen[56] gevangen worden; ze worden oneindig duurder verkogt.