Читать книгу Historisch dagverhaal der reize van den heer De Lesseps - Jean-Baptiste-Barthélemy baron de Lesseps - Страница 95
Honden.
ОглавлениеDaar en tegen, zijn de honden overvloedig in dit land, en worden tot alle vervoeringen gebruikt, het nut dat ze den Kamschatteren aanbrengen, maakt deeze minder gevoelig voor het gemis van andere huisdieren. Daar en boven heeft men gezien, dat het voedzel voor deeze loopers nog moeijelijk te verkrijgen nog kostbaar is, met dezelven verrotten of het overschot van gedroogden visch te geeven kunnen hunne meesters volstaan, en dit geeven zij ze nog niet eens, dan geduurende den tijd, dat ze hun van dienst zijn; des zomers, het geen de tijd is, wanneer die dieren niets te verrichten hebben, is het gebruik om zich van een groot gedeelte te ontdoen, aan welke men zelfs de zorg overlaat voor hun bestaan; deeze honden weeten daar zeer wel in te voorzien, met zich door de velden te verspreiden en langs de meïren en de rivieren te zwerven. Derzelver oplettenheid om vervolgens bij hunne meesters wedertekoomen is eene der verwonderlijkste proeven van de getrouwheid deezer dieren; de winter daar zijnde, betaalen zij de vrijheid en de korte rust die zij genoten hebben, zeer duur; hun arbeid begint met hunne slavernij, deeze honden moeten uitermaaten sterk zijn om dien te draagen, hunne grootte is nogtans niet buitengemeen, ze gelijken vrij wel aan de berg of herders honden in Frankrijk. Er zijn geene Russische inwoonders of inboorlingen die niet ten minsten vijf honden bezitten, zij bedienen zich daar van om mede te reizen, om in de bosschen te gaan houthakken, om het zelve even als hunne andere goederen en voorraad te vervoeren; eindelijk, om de reizigers van de eene plaats naar de andere te brengen; en waarlijk, paarden zouden hun van geen meer dienst kunnen zijn. Deeze honden zijn doorgaans twee aan twee voor één sleede gespannen[58], één alleen is aan het hoofd en dient voor leidsman, het is voor dien, welke het beste geleerd is of de meeste kennis bezit, dat deeze eer bewaard is; hij begrijpt wonderlijk wel de uitdrukkingen, met welke de geleider hun weg bestiert; wil hij ze ter regter kant doen gaan, roept hij dezelve toe tagtag, tagtag, en kougha, kougha, indien men links moet. De verstandige hond verstaat het aanstonds, en geeft aan de geenen die hem volgen, het voorbeeld van gehoorzaamheid; ah, ah doet hen stille staan, en ha doet hen vertrekken. Het getal der voorgespanne honden is evenredig aan den last van de sleede; wanneer die het gewigt van den man welke ze beklimt niet veel te boven gaat, noemt men dit een gewoone sleede of sannka[59], het voorspan bestaat als dan in vier of vijf honden. Derzelver tuig[60] is van leer; het gaat onder den hals door, dat is te zeggen, over de borst van deeze dravers, en is aan de sleede door een lederen riem van drie voeten lang gehegt op de wijze van een trek-zeel, men maakt ze daar en boven door koppelbanden aan den halsband, den een aan den anderen vast; meesttijds is die halsband met een beerevel overtrokken, het welk tot cieraad dient.
[58] Zij ondergaan even als de paarden de ontmanning, dog op eene andere manier. Men haald de ballen niet uit, maar men verbrijzeld ze, en men bediend zich hier toe van de tanden; eenige sterven ’er van, anderen worden ’er van verminkt en geraaken buiten staat om dienst te kunnen doen. Echter begrijpt men dat het onmogelijk zou zijn om van deeze honden zo veel gebruik te maaken, indien ze ongesneeden waaren, als dan zou men ze met haar wijfjes niet kunnen aanspannen; dog men snijd al de mannetjes niet; men houd er een zeker getal van tot bewaaring van het ras, en vrij dikwils bediend men er zich van op de jagt.
[59] De sleeden waar op men gewoon is de reisgoederen te laaden worden narta genaamt, voor deeze spant men tien honden.
[60] Deeze Kamschatsche tuigen worden ALAKI genaamt.