Читать книгу De complete werken van Joost van Vondel. Davids Lofzang van Jeruzalem - Joost van den Vondel - Страница 10

OP HET METALEN PRONKBEELD,
TE ROTTERDAM OPGERECHT, TER EERE VAN DEN
GROOTEN ERASMUS.

Оглавление

Inhoudsopgave

Wat wijsheid Latium en Grieken hiel besloten,

Begreep gansch Kristenrijk, zoo ras Erasmus kwam,

En schonk, met zijnen naam, aan 't nedrig Rotterdam

Een naam, naardien hij was uit haren schoot gesproten.

De stad, verheugd om de eer van zulk een zoon genoten,

Zijn rottende gebeent noch stuivende assche nam,

Maar rechtte een steenen beeld. De Nijd spoog vier en vlam,

Om haren zuigeling van 't hoog altaar te stooten[1]:

Dan och! die groote keert zich niet aan nijd noch spijt.

Geen graf bestulpt[2] zijn faam. Hij heldert[3] met den tijd.

Zijn krans groent onverwelkt en bloeit, voor afgunst veilig.

Die onlangs was van steen, nu glinstert van metaal,

En zoo de nijd zich steurt aan 's helds verdiende praal,

Wij gieten licht van goud dien Rotterdamschen Heilig.

[1] Zinspeling op het getier der kerkelijke ijveraars (Ds. Jacob de Leeuw c. s.) tegen 't oprichten van 't beeld; waarover desbelust zie Passchier de Fijne, naar zijn leven en schriften (Den Bosch, 1853); bl. 119 en volgg.

[2] bestolpt, bedekt.

[3] neemt toe in glans.

De complete werken van Joost van Vondel. Davids Lofzang van Jeruzalem

Подняться наверх