Читать книгу Het Anarchisme in de Arbeidersbeweging - Jos. Loopuit - Страница 6

2. De leer van den klassenstrijd.

Оглавление

Inhoudsopgave

„Den klassenstrijd van het proletariaat zoo doelbewust en doelmatig mogelijk te maken, dat is de taak van de sociaal-demokratie.”

(K. Kautsky, „Das Erfurter Program”, p. 240.)

De klassenstrijd is een economisch feit, dat uit de produktiewijze der bourgeoisie voortvloeit, uit economische klassetegenstellingen, die de noodzakelijkheid van de uitbuiting der arbeidersklasse door het kapitaal in de allereerste plaats tot voorwaarde hebben; hij is tevens een politieke strijd geworden, door de hiervoren genoemde oorzaken.

De bourgeoisie maakte, zoodra zij heerscheresse geworden was van den staat, natuurlijk van hare macht het meest praktische gebruik. Hierdoor werd het besef der arbeiders, dat ook op politiek terrein de bourgeoisie hun vijand was en daar bestreden moest worden, telkens meer en meer gesterkt. Uit dat groeiende bewustzijn is de moderne arbeidersbeweging geboren.

De moderne arbeidersbeweging dagteekent, theoretisch, van den tijd dat het „Communistisch Manifest” is verschenen, dat het eerst de arbeidersklasse zoo volkomen mogelijk het beeld harer eigene ontwikkeling voorhield en haar aanwees waarvoor zij te strijden had; praktisch van den tijd dat de engelsche arbeiders hunne door allerlei oorzaken in het zand geloopen, nochtans heldhaftige „Chartistenbeweging” hadden.

Maar noch „Communistisch Manifest,” noch „Chartistenbeweging” hebben direkt de moderne arbeidersbeweging doen geboren worden. Zij is een verschijnsel dat eerst nà de revolutionaire periode der bourgeoisie, lang na 1848 kon ontstaan en het eerst werkelijkheid is geworden door de „Internationale” van 1864. Deze Internationale was de eerste praktische geboorte van de moderne arbeidersbeweging, die n.l. aan wier spits de sociaal-demokratie voortaan bestemd was te marcheeren. Het „Communistisch Manifest” maakte den klassenstrijd tot het middenpunt van de beweging, vestigde die beweging voor goed op de basis van den klassenstrijd.

De sociaal-demokratie is de uitdrukking van het wezen van dien klassenstrijd, de moderne bewustwording van de arbeidersklasse, die in de kapitalistische produktiewijze niet de laatste phase ziet van de maatschappelijke ontwikkeling, maar wèl het laatste stadium van de klassenmaatschappij. Die in de ellende van het kapitalisme niet al de ellende in het algemeen zag, die niet uit te roeien was, maar het gevolg van het kapitalistische systeem, dat die ellende schiep en cultiveerde, ten einde er zijn eigen groei en bloei op te kunnen opbouwen. Die in den arbeider den voortbrenger deed zien, door de uitbuiting van zijn arbeidskracht de voortbrenger van de meerwaarde geworden, welke voortbrenging de kern en het wezen van het kapitalistische systeem was geworden. Die dat kapitalistisch systeem, omdat zij dit weer als een laatste, maar als een vergankelijk proces van maatschappelijke voortbrenging en ruil deed kennen, ook het grondigst kon critiseeren, door aan te toonen, dat het stelsel de voorwaarden van zijn zelfontwikkeling, zelfontbinding en dus ook zelfvernietiging in zich bevatte. En die de arbeidersklasse dáármede het bewustzijn eener nieuwe hoop op de toekomst kon geven, de wetenschappelijke zekerheid en dus de reëele hoop tevens, dat het systeem waaronder zij zoo leed, plaats moest maken voor een hoogeren vorm van produktie, niet menschen-uitbuitend en dus niet mensch-onteerend als het huidige; terwijl dit systeem, krachtens zijn aard en wezen, dien nieuwen, hoogeren vorm van maatschappelijke produktie in zijn eigen schoot uitbroedde.

De sociaal-demokratie leerde de arbeidersbeweging niet alleen het woord organisatie kennen, maar toonde haar, dat de daad meer waard is dan het woord en dat het vormen van eene organisatie van arbeiders, ten doel hebbende den praktischen strijd, méér waard is dan tal van philosophisch gekleurde, zich in bespiegelingen verliezende bewegingen, disputen en berekeningen hoe een toekomstige maatschappij er wel zou kùnnen uitzien en of in de te verwachten samenleving de bezitsvorm collectief of communistisch zou wezen.

De sociaal-demokratie leerde den arbeiders strijden; strijden met zooveel mogelijk kans op succes, doordien zij hun het doel deed kennen, waaròm gestreden moest worden; strijden met zoo min mogelijk verlies van energie, doordien zij hun de juiste middelen deed kennen waarmede gestreden moet worden; strijden met een zoo groot mogelijke bewustheid, doordien zij zoo klaar mogelijk den arbeiders de noodzakelijkheid van organisatie en demokratische discipline voor oogen hield en hun daardoor wees hoe gestreden moest worden.

De sociaal-demokratie leerde den arbeiders, dat in den opbouw van de arbeidersorganisaties ook de gedeeltelijke afbraak van de kapitalistische maatschappij stak. Zij leerde hun, dat de ingroeiing van hare macht in den burgerlijk-kapitalistischen staat, dezen langzamerhand moest ontwrichten. Zij leerde den arbeiders de vormen van organisatie, die het meest doeltreffend waren voor den dubbelen strijd dien zij voerden: de strijd tegen de direkte uitbuiting van het patronaat en het industriëele grond-kapitalisme, en die welke op politiek gebied, tegen de klasseheerschappij van de bourgeoisie in den staat, met hare feitelijke aanhangsels van het klasseleger, de klasse-justitie, de klasse-wetenschap en het klasse-onderwijs, gevoerd moest worden. Zij toonde den arbeiders, op historische en werkelijk bestaande gronden aan, dat elke klasse die hare economische positie beter wil maken en ten slotte, door de logische ontwikkeling gedreven, bestemd was de leiding van de gansche produktie te nemen, ook haar invloed op de staatsmacht moest trachten te verkrijgen voor het eerste doel en voor het laatste de staatsmacht moest zien te veroveren. Zij toonde den arbeiders, dus de waarde van vakvereenigingen, als strijdlichamen tegen de economische uitbuiting, niet minder dan de waarde van den arbeid op politiek terrein tot het veroveren van alle die sociale voordeelen, die de vakvereenigingen niet of niet geheel en al veroveren konden: een doortastende en ingrijpende arbeidswetgeving. Zij leerde den arbeiders, dat de staat is het klasse-instrument van de bezittende klasse en haren aanhang, en geenszins een leeg begrip dat boven de menschen zweefde. Dat hij die dat instrument bezit, daarmede heel wat in het voordeel van zijn klasse en in het nadeel van de onderliggende klasse doen kon. Zij demonstreerde met de feiten, dat het moderne parlementairisme, de afvaardiging naar de parlementen, de afvaardiging was van de bourgeoisie, die naar die colleges hàre afgevaardigden zond, gelijk men naar commissies zijn mandatarissen zendt, en dat de fiktie, dat deze menschen daar het „gansche volk” vertegenwoordigen, feitelijk een uitvindsel was van de burgerlijke staatsrechtmakers. Zij leerde den arbeiders dat in het stembillet voor die colleges méér zat dan een middel om de heerschappij van de bourgeoisie te versterken, zooals het zeer uitgebreid kiesrecht in Engeland en het algemeen kiesrecht in Frankrijk dat hadden doen zien. Zij gaf den weg aan om van het stembillet, dat een middel tot „onderdrukking” was, een middel tot „bevrijding” te maken, door in het juiste gebruik daarvan de methode aan te geven, om ook in de parlementen de stem van de arbeidersklasse te doen hooren en de arbeiders in massa de gelegenheid te geven hunne belangen dààr te doen bepleiten waar de wetten gemaakt werden. Zij wees er de geleerden ook op, dat de inwendige verdeeldheid van de bezittende klasse voor de arbeidersklasse, mits zij zelfstandig en gesloten optrad, één in beginsel en gedisciplineerd in optreden, een gunstige gelegenheid bood, om die dadelijke hervormingen te veroveren, welke aan de arbeidersklasse, althans voor het tegenwoordige, een zoo groot mogelijke verzachting van haar economisch lijden en een grootere opheffing uit haren staat van maatschappelijken en geestelijken nood konden geven.

Kortom, de sociaal-demokratie emancipeerde de arbeidersbeweging uit het utopisme van een vroeger, onbewust tijdperk, uit de phrase der demagogie, die met één slag de heele maatschappij uit hare voegen zeide te kunnen rukken en de nieuwe in hare plaats te kunnen stellen. Zij scheurde de arbeiders geheel los van de burgerlijke gedachtenwereld, doordien zij aan hun leven en aan hun denken een nieuwen inhoud kon geven. Zij wist hunne harten te veroveren, door daarin een nieuw ideaal te planten, en zij maakte zich niet minder van hunne hersenen meester, door het weten en het begrijpen van het wezen der maatschappij en van het doel der gansche beweging tot een geheel nieuw uitgangspunt van het denken te doen worden.

Door de sociaal-demokratie is de moderne arbeidersbeweging, zoo compleet als wij haar kennen, het eerst een werkelijk feit geworden. Zij heeft dit resultaat bereikt door vast te knoopen aan de werkelijkheid, en het massale en sociale karakter van het proletariaat zelf tot het uitgangspunt te nemen van hare gansche beweging en hare taktiek.

Het Anarchisme in de Arbeidersbeweging

Подняться наверх