Читать книгу Wonderlijke avonturen van een Chinees, gevolgd door Muiterij aan boord der 'Bounty' - Jules Verne - Страница 9

VI.

Оглавление

Inhoudsopgave

Waardoor bij den lezer waarschijnlijk de lust zal worden opgewekt om een kijkje te gaan nemen in de bureaux van »de Eeuw.”

Den volgenden morgen verliet Kin-Fo, wiens minachting voor de dingen dezer wereld zich geen oogenblik verloochende, alleen zijne woning. Met zijn altijd kalmen stap daalde hij den rechteroever van de Kreek af. Op de houten brug gekomen, die de Engelsche concessie met de Amerikaansche verbindt, ging hij de rivier over en richtte zijne schreden naar een huis met een flink voorkomen, dat tusschen de kerk der zendelingen en het consulaat der Vereenigde Staten geplaatst was.

In den gevel van dit gebouw was eene groote koperen plaat aangebracht, waarop in duidelijke zichtbare letters te lezen was:

DE EEUW,

Levensverzekeringsmaatschappij.

Waarborgkapitaal twintig millioen dollars.

Hoofdagent: William J. Bidulph.

Kin-Fo duwde tegen de deur, waardoor tegelijkertijd eene tweede tochtdeur werd geopend en bevond zich in een bureau, ’t welk door eene eenvoudige balustrade ter halver manshoogte, in twee afdeelingen was gesplitst. Men zag er eenige kartonnen doozen, boeken met sluiting van nikkel, eene Amerikaansche kas met geheime sluiting, twee of drie tafels, waaraan de ambtenaren, aan het agentschap verbonden, werkzaam waren, en eene groote secretaire, speciaal ten dienste van mijnheer William J. Bidulph. Dat was het meubilair van het vertrek, ’t welk geheel en al tehuis behoorde in eene woning in Broadway en niet in een gebouw, aan de oevers der Wou-Sung opgericht.

William J. Bidulph was de hoofdagent in China van de verzekeringsmaatschappij tegen brand en op het leven, welker zetel te Chicago gevestigd was. De Eeuw—een goede naam, die de klanten moest trekken—de Eeuw die in de Vereenigde Staten algemeen bekend is, bezat hulpkantoren en vertegenwoordigers in de vijf werelddeelen. Zij maakte uitstekende en groote zaken, dank zij hare statuten die zeer duidelijk en vrijgevig waren ingericht en die tegen alle nadeel en gevaar verzekerden.

De Chineezen namen allengs de denkbeelden op die er in onzen tijd toe leiden om de kassen van deze maatschappijen te vullen. Een groot aantal gebouwen van het Hemelsche Rijk waren tegen brand verzekerd en ook onder de contracten op het leven gesloten, kwam eene reeks van Chineesche namen voor. De plaat van de Eeuw nam reeds een plaatsje in onder de aankondigingen bij de poorten van Shang-Haï en was o. a. ook gehecht op de pilaren van de rijke yamen van Kin-Fo. Het was dus niet om zich tegen brandgevaar te verzekeren dat de leerling van Wang een bezoek kwam brengen aan den heer William J. Bidulph.

»Is mijnheer Bidulph te huis?” vroeg hij bij het binnentreden.

William J. Bidulph was daar »in persoon”, altijd ter beschikking van het publiek. Hij was een vijftiger, netjes in ’t zwart, gekleede jas, witte das, volle baard zonder knevels, een echt Amerikaansch voorkomen.

»Met wien heb ik de eer te spreken!” vroeg William J. Bidulph.

»Ik ben Kin-Fo van Shang-Haï.”

»Mijnheer Kin-Fo!... een der verzekerden bij de maatschappij de Eeuw... nommer van het huis... zeven en twintig duizend tweehonderd....”

»Dezelfde.”

»Mag ik weten mijnheer, waarmede ik u van dienst kan zijn?”

»Ik zou u gaarne alleen spreken”, antwoordde Kin-Fo.

Het gesprek tusschen beide personen liep zeer gemakkelijk, daar William J. Bidulph even goed Chineesch sprak als Kin-Fo Engelsch.

De rijke cliënt werd dus met den eerbied, hem verschuldigd, in een kabinetje gelaten, dat met dikke tapijten was behangen en met dubbele deuren gesloten; men had daar eene samenzwering kunnen beramen tot omverwerping van de dynastie der Tings, zonder dat ook de fijnst geslepene der spionnen van het Hemelsche Rijk er iets van bespeurde.

»Mijnheer”, sprak Kin-Fo, zoodra hij in een schommelstoel voor een met gas verwarmden haard gezeten was, »ik wenschte bij uw maatschappij een verzekering te sluiten op mijn leven, waarvan ik u het bedrag zoo aanstonds zal opgeven.”

»Mijnheer”, antwoordde William J. Bidulph, »niets is eenvoudiger. Twee handteekeningen, de uwe en de mijne, onder een polis en de verzekering is gereed, na eenige voorafgaande formaliteiten. Maar mijnheer.... vergun mij ééne vraag,—u koestert dus den wensch om op hoogen ouderdom te sterven, een zeer billijke begeerte trouwens?”

»Hoe zoo?” vroeg Kin-Fo. »Ik meende integendeel, dat de verzekering op het leven in den regel een voorzorgsmaatregel was bij een te vroegtijdigen dood...”

»O, mijnheer”, riep William J. Bidulph, zoo ernstig mogelijk uit, »deze vrees komt nooit voor bij hen, die zich in de Eeuw verzekeren. De naam der maatschappij wijst het reeds uit. Die zich bij ons verzekert, reikt zichzelf een brevet voor een lang leven uit! Ik vraag u verschooning, maar het is zeldzaam, dat onze verzekerden korter dan een eeuw leven..., zeldzaam..., zeer zeldzaam!... Wij moeten hen in hun eigen belang het leven ontrukken! Wij maken dan ook prachtige zaken! Ik verzeker u mijnheer, dat als ge u zelf bij de Eeuw verzekert, u zoo goed als zeker kunt zijn minstens honderd jaar oud te worden!”

»Zoo!” was alles wat Kin-Fo zeide, terwijl hij zijn kouden blik op William J. Bidulph vestigde.

De hoofdagent keek zoo ernstig als een minister en zag er volstrekt niet uit of hij gekscheerde.

»Hoe dit zij,” hernam Kin-Fo, »ik wil mijn leven verzekeren voor twee honderd duizend dollars.”

»U zegt een kapitaal van twee honderd duizend dollars,” antwoordde William J. Bidulph en schreef het cijfer in een zakboekje, zonder ook de minste verrassing te doen blijken over het buitengewoon hooge bedrag.

»Ge weet,” voegde hij er bij, »dat de verzekering van nul of geener waarde is en dat alle bedragen die gestort zijn, het eigendom blijven van de maatschappij, als de betrokken persoon het leven verliest door tusschenkomst van hem of haar, ten wiens behoeve het bedrag wordt verzekerd?”

»Het is mij bekend.”

»En voor welke gevaren wenscht ge u te verzekeren mijn waarde heer?”

»Voor alle.”

»De gevaren te land en ter zee, binnen en buiten de grenzen van het Hemelsche Rijk?”

»Ja.”

»De gevaren bij rechterlijke veroordeeling?”

»Ja.”

»De gevaren bij tweegevecht?”

»Ja.”

»De gevaren in militairen dienst?”

»Ja.”

»Dan zal het bedrag vrij hoog zijn.”

»Ik zal betalen wat vereischt wordt.”

»Goed.”

»Maar,” voegde Kin-Fo er bij, »er is nog een ander gevaar, waarvan u niet spreekt.”

»Welk gevaar?”

»Zelfmoord. Ik meende dat de Eeuw ook verzekerde tegen zelfmoord?”

»Wel zeker, mijnheer, wel zeker,” antwoordde William J. Bidulph, zich de handen wrijvende. »Dit is zelfs een bijzondere goede bron van inkomsten voor ons! U begrijpt dat onze cliënten in den regel menschen zijn die aan het leven hechten en dat zij, die hun leven uit overdreven voorzorg tegen zelfmoord verzekeren, zich nimmer dooden.”


Dan zou de katafalk volgen. Bladz. 54.

»Dat doet er niet toe”, antwoordde Kin-Fo. »Ik wensch om persoonlijke redenen ook de kans van zelfmoord te verzekeren.”

»Zooals u verkiest; maar de premie zal zeer hoog zijn.”

»Ik herhaal dat ik het bedrag zal betalen.”

»Begrepen.—Laat ons kortelijk herhalen”, sprak William J. Bidulph, terwijl hij voortging met in zijn zakboekje aanteekeningen te maken, »gevaren ter zee, op reis, voor zelfmoord....”

»Hoeveel bedraagt de premie die ik dan moet betalen?” vroeg Kin-Fo.

»Mijn waarde heer”, antwoordde de hoofdagent, »onze premiën zijn met een wiskundige zekerheid berekend, die de maatschappij tot eer verstrekt. Zij berusten niet meer, zooals vroeger op de tafels van Deparcieux.... Kent u Deparcieux?”

»Ik ken Deparcieux niet.”

»’t Is een door en door knap statisticus, maar zeer oud.... zoo oud reeds dat hij dood is. Toen hij zijn beroemde tafels vaststelde, die nog aan de meeste Europeesche, zeer achterlijke maatschappijen ten grondslag strekken, was de gemiddelde levensduur lager dan tegenwoordig, dank zij den vooruitgang in alle dingen. Wij gronden onze berekeningen op een verhoogden levensduur, en dus zijn zij voordeeliger voor den verzekerde, daar hij minder betaalt en kans heeft op langer leven....”

»Hoe hoog is het bedrag van de premie die ik betalen moet?” viel Kin-Fo den ijverigen agent, die geen gelegenheid liet voorbijgaan om zijne maatschappij de Eeuw op te hemelen, in de rede.

»Mijnheer”, antwoordde William J. Bidulph, »ik moet de onbescheidenheid begaan u te vragen hoe oud u zijt?”

»Een en dertig jaar.”

»Welnu, op een en dertigjarigen leeftijd zoudt u, als het alleen de gewone verzekering gold, bij iedere maatschappij twee en drie en tachtig honderdsten percent moeten betalen. Maar bij de Eeuw is het slechts twee en zeventig honderdste, ’t geen voor een kapitaal van tweehonderdduizend dollars, een premie geeft van vijfduizend vierhonderd dollars.”

»En onder de voorwaarden, die ik wensch?” vroeg Kin-Fo.

»Daaronder begrepen alle kansen, ook de zelfmoord?”

»De zelfmoord vooral.”

»Mijnheer”, antwoordde William J. Bidulph zoo beleefd mogelijk, nadat hij een tabel in zijn zakboekje gedrukt, had nageslagen, »wij kunnen de premie niet lager stellen dan vijf en twintig percent.”

»Hoeveel beloopt dat?”

»Vijftig duizend dollars.”

»En hoe is de storting der premie geregeld?”

»Of jaarlijks, of per maand, dat staat aan de keuze van den verzekerde.”

»Dit zou dus voor de twee eerste maanden bedragen?”

»Acht duizend drie honderd twee en dertig dollars, die, als zij heden—30 April—gestort werden, mijn waarde heer, ter verzekering zouden strekken tot 30 Juni aanstaande.”

»Mijnheer”, antwoordde Kin-Fo, »uw voorwaarden komen mij billijk voor. Hier is het bedrag voor de twee eerste maanden van de premie.”

En hij haalde een bundeltje papieren dollars uit den zak en legde dat op tafel.

»Goed.... mijnheer.... zeer goed!” antwoordde William J. Bidulph. »Maar voor de polis geteekend wordt, moet er nog een formaliteit vervuld worden.”

»Welke?”

»De geneesheer van de maatschappij moet u een bezoek brengen.”

»Waartoe dient dit bezoek?”

»Om te constateeren dat u goed gezond zijt, dat u niet lijdt aan een of andere ziekte of een organisch gebrek waardoor uw leven meer speciaal gevaar loopt kortom dat u ons den waarborg geeft van een lang leven.”

»Waartoe moet dit dienen! ik verzeker mijn leven zelfs tegen tweegevecht en zelfmoord,” deed Kin-Fo opmerken.

»Wel, mijn beste heer,” antwoordde William J. Bidulph, altijd glimlachend, »een ziekte waarvan u de kiem bij u draagt en die u in eenige maanden wegraapt, zou ons tweehonderdduizend dollars kosten!”

»Maar als ik mij zelf van kant maakte, zou het u niet minder kosten, onderstel ik!”

»Mijn waarde heer,” antwoordde de hoofdagent zoo vriendelijk mogelijk, terwijl hij de hand van Kin-Fo nam en daar zachtjes op tikte, »ik had reeds de eer u te zeggen dat vele van onze cliënten zich tegen zelfmoord verzekeren, maar zich nooit van kant maken. Daarbij komt dat wij het recht hebben hen te doen bewaken... natuurlijk, met de meeste bescheidenheid!”

»Ah!” liet Kin-Fo hooren.

»Dan moet ik er nog bijvoegen, dat, naar mijn eigen ondervinding te oordeelen, juist zij het zijn die het langst de premie betalen. Maar kom, laten we onder ons eens even nagaan om welke reden de rijke heer Kin-Fo zich zelf van kant zou maken?”

»En waarom zou de rijke heer Kin-Fo zich zelf verzekeren?”

»Wel,” antwoordde William J. Bidulph, »om de zekerheid te hebben dat hij zeer oud zal worden in zijn hoedanigheid als verzekerde van de Eeuw!”

Er viel tegen den hoofdagent van de beroemde maatschappij niet te redeneeren. Zoo zeker was hij van alles wat hij zeide.

»En”, voegde hij er bij, »ten bate van welken persoon zal de verzekering van twee honderd duizend dollars gesloten worden? Wie is de bevoordeelde?”

»Er zijn twee bevoordeelden,” antwoordde Kin-Fo.

»Beide voor de helft?”

»Neen, niet voor gelijke deelen. De een voor vijftig duizend dollars, de ander voor honderd vijftig duizend.”

»Wie voor vijftig duizend.”

»Wang.”

»De philosoof Wang?”

»Dezelfde.”

»En voor honderd vijftig duizend?”

»Mevrouw Lé-ou te Peking.”

»Te Peking,” zeide William J. Bidulph, de namen van de rechthebbenden in zijn zakboekje neerschrijvende. Vervolgens hernam hij:

»Hoe oud is mevrouw Lé-ou?”

»Een en twintig jaar,” antwoordde Kin-Fo.

»Die jonge dame zal zeer oud zijn als zij het bedrag van het verzekerde kapitaal in handen krijgt!” liet de agent hooren.

»En waarom als ik vragen mag?”

»Wel, omdat u ouder zult worden dan honderd jaar, mijn beste heer. En hoe oud is de philosoof Wang?”

»Vijf en vijftig jaar?”

»Die goede mijnheer Wang kan er zeker van zijn dat hij nooit iets zal ontvangen.”

»Dat zal nog te bezien staan, mijnheer!”

»Mijnheer,” antwoordde William J. Bidulph, »als ik op vijf en vijftigjarigen leeftijd de erfgenaam werd van een man van een en dertig die honderd jaar oud zal worden, dan zou ik niet zoo onnoozel zijn om op mijn erfdeel te rekenen.”

»Uw dienaar, mijnheer,” zeide Kin-Fo, zich naar de deur van het kabinet begevende.

»Aangenaam kennis gemaakt te hebben, mijnheer!” antwoordde de deftige William J. Bidulph, en boog voor den nieuwen cliënt van de Eeuw.

Den volgenden dag bracht de geneesheer het voorgeschreven bezoek aan Kin-Fo. »Een ijzeren gestel, stalen spieren, longen als blaasbalgen,” las men in het rapport. Er stond dus niets meer in den weg om het contract aan te gaan. De polis werd daarop geteekend door Kin-Fo, ten voordeele der jeugdige weduwe en van den philosoof Wang, door William J. Bidulph, als vertegenwoordiger der maatschappij.


De vlakte rondom de Chineesche steden is slechts een groot kerkhof. Bladz. 56.

Noch Lé-ou noch Wang mochten, behoudens onvoorziene omstandigheden, ooit vernemen hetgeen Kin-Fo ten hunnen behoeve gedaan had, vóór den dag waarop de Eeuw verplicht zou worden het kapitaal uit te keeren, hun door de edelmoedigheid van den ex-millionnair verzekerd.

Wonderlijke avonturen van een Chinees, gevolgd door Muiterij aan boord der 'Bounty'

Подняться наверх