Читать книгу Het leven der bijen - Maurice Maeterlinck - Страница 25

XIII.

Оглавление

Inhoudsopgave

Doch laten wij onzen bijenkorf niet vergeten, waar de zwerm al ongeduldig wordt, onzen korf, die al borrelt en overvloeit van zwarte, trillende golven, gelijk een metalen schaal onder de hitte der zon. 't Is de middagure en men zou meenen, dat onder de heerschende warmte de verzamelde boomen al hunne bladeren inhielden, zooals men den adem inhoudt in de tegenwoordigheid van iets zeer liefelijks maar zeer ernstigs.

De bijen geven den mensch, die hen verzorgt, den honing en de geurige was, maar wat misschien dien honing en die was nog te boven gaat, dat is dit, dat ze zijn aandacht vestigen op de blijdschap van Juni, dat ze hem oog geven voor de harmonie der schoone maanden; dat is dit, dat alle gebeurtenissen, waarin zij deelnemen, onafscheidelijk zijn van een helderen hemel, het feest der bloemen, de gelukkigste uren van het jaar. Zij zijn de ziel van den zomer, de tijdwijzer van de minuten van overvloed, de rappe vleugelen van de zich verspreidende geuren, het intellekt van de zwevende stralen, het gezang der atmosfeer, die zich uitrekt en rust meent; en hunne vlucht is het zichtbaar teeken, de heldere en muzikale toon van alle onnoembare kleine genietingen, die uit de warmte ontspruiten en in het licht leven. Zij doen de stem verstaan, ook het intiemst geluid, van de heerlijke uren der natuur. Voor wie ze heeft gekend en liefgehad, schijnt een zomer zonder bijen even ongelukkig en even onvolkomen als een zonder vogels of zonder bloemen.

Het leven der bijen

Подняться наверх