Читать книгу Het leven der bijen - Maurice Maeterlinck - Страница 26

XIV.

Оглавление

Inhoudsopgave

Iemand, die voor de eerste maal deze verbijsterende en wanordelijke gebeurtenis, het zwermen van een flink bevolkten bijenkorf, bijwoont, voelt zich eenigszins teleurgesteld en komt niet dan met zekere angst naderbij. Hij herkent ze niet meer, de ernstige, vreedzame bijen van de uren van arbeid. Enkele oogenblikken te voren zag hij ze uit alle hoeken terugkeeren van buiten, opgaande in hun werk als kleine burgervrouwtjes, die door niets worden afgeleid van hunne huishoudelijke aangelegenheden. Ze kwamen bijna onopgemerkt binnen, moe, buiten adem, druk, haastig, maar toch zeer bescheiden, en werden in 't voorbijgaan door de jeugdige amazones aan den ingang begroet met een lichte beweging der sprieten. Hoogstens wisselden zij enkele onontbeerlijke woorden bij het haastig overgeven van hun bijeengegaarden honing aan een der jeugdige honingdraagsters, die altijd te vinden zijn in den binnensten hof van de werkplaats;—of wel zelf gingen zij naar de ruime honingzolders, die de broedplaats omgeven, om daar de twee zware korven vol stuifmeel neer te zetten welke ze aan hun dijen hebben vastgehecht, en vertrokken onmiddellijk weer, zonder zich ook maar eenigszins te bekommeren om 't geen daar voorviel in de werkplaatsen, in het slaapvertrek der nymphen of in 't koninklijk paleis, zonder zich ook maar een enkel oogenblik te mengen in het gewoel op het plein, dat zich uitstrekt voor den ingang en dat op de uren van groote hitte geheel in beslag wordt genomen door het gebabbel der luchtververschsters, die daar om het vlieggat, naar de teekenachtige uitdrukking der ymkers "als afhangende zware baarden" werkeloos voorhangen.

Het leven der bijen

Подняться наверх