Читать книгу Een Gift Van Wapens - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 15
HOOFDSTUK VIJF
ОглавлениеThor zat op zijn paard, zijn vader aan zijn ene zijde, McCloud aan zijn andere, en Rafi vlakbij. Achter hen zaten tienduizenden soldaten van het Rijk te paard, de grootste divisie van Andronicus’ leger, goed gedisciplineerd en geduldig wachtend op Andronicus’ bevel. Ze stonden op een richel, uitkijkend over de Hooglanden, waarvan de bergtoppen bedekt waren met sneeuw. Op de Hooglanden lag de McCloud stad, Hooglandia, en Thor keek gespannen toe hoe hij duizenden troepen de stad zag verlaten en hun kant op zag komen.
Dit waren geen MacGil mannen; en ook geen soldaten van het Rijk. Ze droegen een wapenrusting die Thor vaag herkende; maar terwijl hij zijn greep op het heft van zijn nieuwe zwaard verstevigde, wist hij niet precies wie ze waren, of waarom ze aanvielen.
“McClouds. Mijn voormalige mannen,” verklaarde McCloud aan Andronicus. “Allemaal goede McCloud soldaten. Allemaal mannen waar ik ooit zij aan zij mee heb gevochten.”
“Maar nu hebben ze zich tegen je gekeerd,” observeerde Andronicus. “Ze vallen aan.”
McCloud miste een oog, en de helft van zijn gezicht was gebrandmerkt met het teken van het Rijk. Hij zag er grotesk uit.
“Het spijt me, mijn heer,” zei hij. “Het is niet mijn schuld. Het is het werk van mijn jongen, Bronson. Hij heeft mijn eigen mensen tegen me gekeerd. Als hij er niet was geweest, zouden ze zich nu allemaal bij ons aansluiten.”
“Het is niet vanwege je jongen,” corrigeerde Andronicus. Zijn stem was koud als staal. “Het is omdat je een zwakke commandant bent en een nog zwakkere vader. De mislukking in je zoon is de mislukking in jou. Ik had moeten weten dat je niet in staat zou zijn om je eigen mannen in bedwang te houden. Ik had je al lang geleden moeten doden.”
McCloud slikte nerveus.
“Mijn heer, u moet wellicht in overweging nemen dat ze niet alleen tegen mij vechten, maar ook tegen u. Ze willen het Rijk uit de Ring verdrijven.”
Andronicus schudde zijn hoofd, en liet zijn vingers over de gekrompen hoofden aan zijn ketting glijden.
“Maar jij staat nu aan mijn kant,” zei hij. “Dus als ze tegen mij vechten, vechten ze ook tegen jou.”
McCloud trok zijn zwaard en keek met een dreigende blik in zijn ogen neer op het naderende leger.
“Ik zal mijn eigen mannen stuk voor stuk doden,” verkondigde hij.
“Dat weet ik,” zei Andronicus. “Als je het niet doet, dood ik je zelf. Niet dat ik jouw hulp nodig heb. Mijn mannen kunnen veel meer schade aanrichten dan jij je kunt voorstellen—zeker als ze geleidt worden door mijn eigen zoon, Thornicus.”
Thor was zich slechts vaag bewust van hun conversaties, maar tegelijkertijd hoorde hij er niets van. Hij was verdoofd. Zijn hoofd was gevuld met onbekende gedachten die hij niet herkende, gedachten die door zijn hersenen pulseerden en hem continu herinnerden aan de trouw die hij zijn vader verplicht was, aan zijn plicht om te vechten voor het Rijk, aan zijn lotsbestemming als Andronicus’ zoon. De gedachten maalden meedogenloos door zijn hoofd, en hoe hard hij het ook probeerde, hij was niet in staat om ze te verdrijven, en zijn eigen gedachten te denken. Het was alsof hij gegijzeld was in zijn eigen lichaam.
Andronicus’ woorden werden een suggestie in Thors hoofd, en veranderden toen in een commando. En toen, op de één of andere manier, werden het zijn eigen gedachten. Thor worstelde. Er zat nog iets in hem dat probeerde om deze invasieve gevoelens te verdrijven, om weer helder na te kunnen denken. Maar hoe harder hij worstelde, hoe moeilijker het werd.
Terwijl hij daar op zijn paard zat en het naderende leger over de velden zag galopperen, voelde hij het bloed door zijn aderen stromen, en het enige waar hij aan kon denken was zijn loyaliteit aan zijn vader, en zijn drang om iedereen die hem in de weg stond te vernietigen. Aan zijn lotsbestemming om over het Rijk te heersen.
“Thornicus, heb je me gehoord?” drong Andronicus aan. “Ben je klaar om jezelf in de strijd te bewijzen voor je vader?”
“Ja, mijn vader,” antwoordde Thor, terwijl hij recht voor zich uit bleef staren. “Ik vecht tegen iedereen die tegen u vecht.”
Andronicus glimlachte breed. Hij draaide zich om naar zijn mannen.
“MANNEN!” bulderde hij. “De tijd is gekomen om de confrontatie met de vijand aan te gaan, en de overlevende rebellen voorgoed uit te schakelen. We zullen beginnen met deze McCloud mannen die het wagen om ons uit te dagen. Thornicus, mijn zoon, zal ons leiden in de strijd. Jullie zullen hem volgen zoals jullie mij zouden volgen. Jullie zullen je leven voor hem geven zoals jullie dat voor mij zouden doen. Verraad aan hem is verraad aan mij!”
“THORNICUS!” schreeuwde Andronicus.
“THORNICUS!” klonken de stemmen van de tienduizenden troepen van het Rijk.
Thor, bemoedigd, hield zijn nieuwe zwaard omhoog, het zwaard van het Rijk, het zwaard dat zijn geliefde vader hem had gegeven. Hij voelde er een kracht doorheen stromen, de kracht van zijn bloedlijn, van zijn mensen, van alles dat hij voorbestemd was om te zijn. Eindelijk was hij thuis, bij zijn vader. Voor zijn vader zou Thor alles doen. Zelfs sterven. Thor gaf een luide strijdkreet en spoorde zijn paard aan, de berghelling af, de eerste die ten strijde trok. Achter hem klonken tienduizenden strijdkreten, terwijl de mannen achter hem aan galoppeerden, allemaal bereid om Thornicus te volgen tot de dood.