Читать книгу Een Gelofte Van Glorie - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 15

HOOFDSTUK VIJF

Оглавление

Gwendolyn marcheerde met de enorme entourage van soldaten, adviseurs, bedienden, raadsleden, Zilveren, Krijgsmacht leden, en de helft van de inwoners van het koninklijk Hof, terwijl ze als een enorme, lopende stad het Koninklijk Hof verlieten. Gwen werd overspoeld door emoties. Aan de ene kant was ze dolblij dat ze eindelijk bevrijdt was van haar broer Gareth, dat ze buiten zijn bereik was, omgeven door trouwe krijgers die haar konden beschermen, zonder dat ze bang hoefde te zijn voor zijn verraad, of dat hij haar aan iemand zou uithuwelijken. Eindelijk hoefde ze niet meer steeds over haar schouder te kijken, uit angst voor één van zijn huurlingen.

Gwen voelde zich ook geïnspireerd en vereerd dat ze haar hadden gekozen om te regeren, om dit enorme contingent van mensen te leiden. De entourage volgde haar alsof ze een soort profeet was, over de eindeloos lange weg naar Silesia. Ze zagen haar als hun leider—ze zag het in hun blikken—en ze keken verwachtingsvol naar haar. Ze voelde zich schuldig, omdat ze wilde dat één van haar broers de eer had gekregen—iedereen behalve zij. Maar ze zag hoeveel hoop het de mensen gaf om een eerlijke en rechtvaardige leider te hebben, en dat maakte haar gelukkig. Als zij die rol voor hen kon vervullen, zeker in deze donkere tijden, dan zou ze dat doen.

Gwen dacht aan Thor, aan hun verdrietige afscheid bij het Ravijn, en het brak haar hart; ze had hem zien verdwijnen, de brug van het Ravijn over, de mist in, beginnend aan een reis die vrijwel zeker tot zijn dood zou leiden. Het was een heldhaftige en nobele zoektocht—één die ze hem niet kon afnemen—één waarvan ze wist dat hij ondernomen moest worden voor de bestwil van het koninkrijk, voor de bestwil van de Ring. Maar ze bleef zichzelf afvragen waarom hij het moest zijn. Ze wilde dat het iemand anders was geweest. Nu, meer dan ooit, wilde ze hem aan haar zijde. In deze tijden van onrust, van grote veranderingen, nu ze er alleen voor stond om te regeren, zijn kind te dragen, wilde ze hem hier hebben. Meer dan wat dan ook vreesde ze voor hem. Ze kon zich haar leven zonder hem niet voorstellen; de gedachte alleen al deed de tranen in haar ogen springen.

Maar Gwen haalde diep adem en ze hield zich sterk, wetend dat alle ogen op haar gevestigd waren terwijl ze hun weg vervolgden over de stoffige weg die naar het Noorden leidde, naar Silesia.

Gwen was ook nog steeds in shock, verscheurd vanwege haar thuisland. Ze kon nauwelijks bevatten dat het eeuwenoude Schild was uitgeschakeld, dat het Ravijn was doorbroken. Er circuleerden geruchten van spionnen dat Andronicus al was aangemeerd op McClouds kusten. Ze wist niet wat ze moest geloven. Ze kon nauwelijks geloven dat het allemaal zo snel was gebeurd—Andronicus zou zijn vloot nog de oceaan over moeten brengen. Tenzij, op de één of andere manier, McCloud achter de diefstal van het zwaard zat, en hij er zelf voor had gezorgd dat het Schild uitgeschakeld werd. Maar hoe? Hoe was hij erin geslaagd het te stelen? Waar nam hij het mee naartoe?

Gwen kon voelen hoe terneergeslagen iedereen om haar heen was, en ze kon het hen niet kwalijk nemen. Er hing een gevoel van moedeloosheid, en daar hadden ze alle reden toe; zonder het Schild waren ze weerloos. Het was slechts een kwestie van tijd—als het niet vandaag was, dan was het wel morgen of de dag erna—voor Andronicus zou aanvallen. En als hij dat deed, zouden ze zijn mannen met geen mogelijkheid tegen kunnen houden. Spoedig zou deze plek, alles waar ze van hield, overvallen worden. Iedereen waar ze van hield zou gedood worden.

Het voelde alsof ze hun dood tegemoet liepen. Andronicus was er nog niet, maar het voelde alsof ze al gevangen genomen waren. Ze herinnerde ze zich iets dat haar vader ooit had gezegd: verover het hart van een leger en de strijd is al gewonnen.

Gwen wist dat het aan haar was om hen allemaal te inspireren, om hen een gevoel van veiligheid te geven—en op de één of andere manier, optimisme. Ze was vastberaden. Ze kon het zich in deze tijd niet veroorloven zich te laten meeslepen door haar persoonlijke angsten of pessimisme. En ze weigerde zichzelf toe te staan in zelfmedelijden te zwelgen. Dit ging niet alleen om haar. Het ging om deze mensen, hun levens, hun families. Ze hadden haar nodig. Ze waren op haar aangewezen.

Gwen dacht aan haar vader en vroeg zich af wat hij zou doen. Ze glimlachte bij de gedachte aan hem. Hij zou moedig zijn geweest, ongeacht wat er gebeurde. Hij had haar altijd vertelt om haar angst te verbergen, en nu ze nadacht over zijn leven, besefte ze dat hij nooit bang had geleken. Nooit. Misschien was het slechts show; maar het was een goede show. Als leider had hij geweten dat alle ogen continu op hem gericht waren, en hij had geweten dat het de show was die mensen nodig hadden, misschien zelfs wel meer dan het leiderschap zelf. Hij was te onzelfzuchtig geweest om aan zijn angsten toe te geven. Ze zou van zijn voorbeeld leren. Zij zou er ook niet aan toegeven.

Gwen keek om zich heen en zag Godfrey naast zich lopen, met Illepra, de genezeres; ze waren diep in gesprek, en ze merkte op dat ze steeds meer naar elkaar toe waren getrokken sinds Illepra zijn leven had gered. Gwen wilde dat haar andere broers er ook bij waren. Maar Reece was weg met Thor, Gareth was natuurlijk allang verloren, en Kendrick was nog steeds op zijn post, ergens in het oosten, om te helpen bij de wederopbouw van een stad. Ze had een boodschapper naar hem toe gestuurd—dat was het eerste dat ze had gedaan—en ze bad dat hij hem op tijd zou bereiken om hem op te halen, om hem naar Silesia te brengen zodat hij kon helpen hen te verdedigen. In ieder geval konden dan twee van haar broers—Kendrick en Godfrey—met haar toevlucht zoeken in Silesia; maar dan was er natuurlijk nog haar oudere zuster, Luanda.

Voor het eerst in een lange tijd dwaalden Gwens gedachten af naar Luanda. Er was altijd een bittere rivaliteit geweest tussen haar en haar oudere zuster; het had Gwen niet verbaasd dat Luanda haar kans had gegrepen om het Koninklijk Hof te ontvluchten en met die McCloud te trouwen. Luanda was altijd al ambitieus geweest en wilde altijd de eerste zijn. Gwendolyn had van haar gehouden, en ze had naar haar opgekeken toen ze jonger was; maar voor Luanda, altijd competitief als ze was, was die liefde niet wederzijds geweest. En na een tijdje had Gwen het opgegeven.

Maar nu had Gwen medelijden met haar; ze vroeg zich af wat er van haar terecht zou komen, nu de McClouds overvallen waren door Andronicus. Zou ze gedood worden? Gwen huiverde bij de gedachte. Ze waren rivalen, maar uiteindelijk waren ze nog steeds zusters, en ze wenste haar de dood niet toe.

Gwen dacht aan haar moeder, de enige andere in haar familie die was achtergebleven in het Koninklijk Hof, met Gareth. De gedachte gaf haar de rillingen. Ondanks alle woede die ze nog steeds voor haar moeder voelde, wilde Gwen niet dat ze zo zou eindigen. Wat zou er gebeuren als het Koninklijk Hof werd overvallen? Zou haar moeder afgeslacht worden?

Het voelde alsof haar voorzichtig opgebouwde leven om haar heen uiteen viel. Het leek nog maar gisteren dat het vol zomer was. Luanda’s trouwfeest, een glorieus feestmaal, het Koninklijk Hof overspoeld met overvloed, zij en haar familie samen—en de Ring ondoordringbaar. Het had geleken alsof het altijd zo zou blijven.

Nu was alles versplinterd. Niets was hoe het was geweest.

Er stak een koud herfstbriesje op, en Gwen trok haar blauwe wollen sweater om haar schouders heen. De herfst was kort geweest dit jaar; de winter had zich al aangekondigd. Ze kon het voelen aan de ijzige briesjes die steeds vochtiger werden terwijl ze verder naar het Noorden gingen. De hemel werd sneller donker en de lucht was gevuld met een nieuw geluid—de kreten van de Wintervogels, de rood met zwarte aasgieren die laag boven de grond cirkelden wanneer het kouder werd. Ze krasten onophoudelijk, en het geluid gaf Gwen de rillingen. Het was alsof ze de komst van de dood aankondigden.

Sinds ze afscheid had genomen van Thor waren ze langs het Ravijn gelopen, richting het Noorden. Deze weg zou hen naar de meest westelijke stad in het westelijke deel van de Ring brengen—Silesia. Terwijl ze liepen, rolde de griezelige mist van het Ravijn in golven over de weg, cirkelend om Gwens enkels.

“Het is nu niet ver meer, mijn vrouwe,” klonk een stem.

Gwen keek om en zag Srog naast zich lopen, gekleed in de onderscheidende rode wapenrusting van Silesia, geflankeerd door enkele van zijn krijgers, allemaal gekleed in hun rode maliënkolders en laarzen. Gwen was geraakt door Srogs vriendelijkheid, door zijn loyaliteit aan de herinnering van haar vader, door zijn aanbod van Silesia als toevluchtsoord. Ze wist niet wat zij en al deze mensen anders hadden moeten doen. Als hij er niet was geweest zouden ze nog steeds vastzitten in het Koninklijk Hof, onderworpen aan de genade van Gareths verraad.

Srog was één van de meest eervolle heren die ze ooit had ontmoet. Met de duizenden soldaten die hij tot zijn beschikking had, met zijn controle over het beroemde bolwerk van het Westen, had Srog aan niemand verantwoording hoeven afleggen. Maar hij was trouw geweest aan haar vader. Het was altijd een delicate machtsbalans geweest. Gedurende het heerschap van haar vaders vader, had Silesia het Koninklijk Hof nodig gehad; tijdens haar vaders heerschap veel minder; en in haar tijd helemaal niet meer. Sterker nog, nu het Schild was uitgeschakeld en er chaos heerste in het Koninklijk Hof, waren zij degenen die Silesia nodig hadden.

De Zilveren en de Krijgsmacht hadden natuurlijk de beste krijgers die er waren—net als de duizenden troepen die Gwen vergezelden, de helft van het leger van de Koning. En Srog had, net zoals de meeste andere heren gedaan zouden hebben, simpelweg zijn poorten neer kunnen halen en zich om zichzelf kunnen bekommeren.

Maar in plaats daarvan had hij Gwen opgezocht, zijn trouw aan haar gezworen, en hij had erop gestaan dat ze zijn gasten zouden zijn. Het was een vriendelijkheid waarvoor Gwen vastberaden was hem op de een of andere manier, op een dag, te bedanken. Als ze het zouden overleven.

“U hoeft zich geen zorgen te maken,” antwoordde ze zachtjes, terwijl ze een hand op zijn pols legde. “We zouden tot het einde van de aarde lopen om uw stad te betreden. We hebben het erg getroffen met uw vriendelijkheid in deze moeilijke tijd.”

Srog glimlachte. Hij was een krijger van middelbare leeftijd met teveel littekens van de strijd, roodbruin haar, een sterke kaaklijn en geen baard. Srog was een mannelijke man, niet slechts een Heer, maar een ware krijger.

“Ik zou door het vuur gaan voor uw vader,” antwoorde hij. “U hoeft me niet te bedanken. Het is een eer om zijn schuld aan hem te vereffenen door zijn dochter een dienst te bewijzen. Het was tenslotte zijn wens dat u zou regeren. Dus wanneer ik aan u verantwoording afleg, is dat ook aan hem.”

Ook Kolk en Brom marcheerden vlak bij Gwen, met achter hen het eeuwige gerinkel van duizenden sporen, van kletterende zwaarden, van schilden tegen wapenrustingen. Het was een enorme kakofonie van lawaai die zich steeds verder naar het Noorden bewoog.

“Mijn vrouwe,” zei Kolk, “ik ben overspoeld door schuld. We hadden Thor, Reece en de anderen niet alleen naar het Rijk moeten laten afreizen. Er hadden meer van ons mee met hen moeten gaan. Het is mijn schuld als hen iets overkomt.”

“Het was de zoektocht die zij gekozen hebben,” antwoordde Gwen. “Het is een zoektocht van eer. Wie voorbestemd was om te gaan, is gegaan. Schuld doet niemand goed.”

“En wat gebeurd er wanneer ze niet tijdig terugkeren met het Zwaard?” vroeg Srog. “Het zal niet lang meer duren voor Andronicus’ leger voor onze poorten staat.”

“Dan zullen we ons verzetten,” zei Gwen zelfverzekerd, terwijl ze zoveel mogelijk moed in haar stem legde, hopend de anderen gerust te stellen. Ze zag dat de andere generaals zich omdraaiden en naar haar keken.

“We zullen onszelf verdedigen tot de laatste slag,” voegde ze toe. “We zullen ons niet terugtrekken, we zullen ons niet overgeven.”

Ze voelde dat de generaals onder de indruk waren. Ze was zelf ook verrast door haar eigen stem, de kracht die ze in zich voelde opwellen. Het was de kracht van haar vader, de kracht van zeven generaties MacGil koningen.

Terwijl ze verder liepen, boog de weg scherp naar links, en toen Gwen de bocht omging stopte ze abrupt, ademloos bij het uitzicht.

Silesia.

Gwen herinnerde zich dat haar vader haar hier mee naar toe had genomen toen ze nog jong was. Het was een plek die sindsdien altijd in haar dromen haar dromen was blijven hangen, een plek die destijds magisch had aangevoeld. Nu ze het weer zag, als volwassen vrouw, benam het haar nog steeds de adem.

Silesia was de meest ongewone stad die Gwen ooit had gezien. Alle gebouwen, alle vestingwerken, al het steen—alles was gebouwd in een eeuwenoud, glanzend rood. De bovenste helft van Silesia, hoog, verticaal, afgeladen met borstweringen en torens, was gebouwd op het vaste land, terwijl de onderste helft in de zijkant van het Ravijn was gebouwd. De wervelende mist van het Ravijn omhulde de stad en deed het rood sprankelen in het zonlicht—het leek alsof de stad in de wolken was gebouwd.

De vestingwerken waren zeker dertig meter hoog, bekroond met borstweringen en gevolgd door eindeloze muren. Het was een fort. Zelfs als een leger er op de één of andere manier in zou slagen door de muren te breken, zou het nog steeds moeten afdalen naar het laagst gelegen gedeelte van de stad, over de kliffen, en ze zouden moeten vechten op de rand van het Ravijn. Geen leger zou zoiets willen riskeren. En dat was dan ook de reden dat deze stad al duizend jaar stond.

Haar mannen stopten en staarden met open mond naar de stad, en Gwen kon voelen dat ook zij met stomheid geslagen waren.

Voor het eerst in een lange tijd voelde Gwen optimisme. Dit was een plek waar ze konden blijven, buiten het bereik van Gareth, een plek die ze konden verdedigen. Een plek waar zij kon regeren. En misschien—heel misschien—kon het MacGil koninkrijk weer oprijzen.

Srog stond daar, zijn handen op zijn heupen, en nam het in zich op alsof hij zijn eigen stad voor het eerst zag, zijn ogen glanzend van trots.

“Welkom in Silesia.”

Een Gelofte Van Glorie

Подняться наверх