Читать книгу Sagen van den Rijn - Wilhelm Ruland - Страница 12

De Nibelungen.

Оглавление

Inhoudsopgave

De oudste der steden aan den Rijn in Voorromeinschen tijd gebouwd, mag met rechttrotsch zijn op haar Domkerk, die een der merkwaardigste Romeinsche bouwwerken van Duitschland is en dikwijls door Frankische en Duitsche vorsten tot residentie verkozen werd. Daar Worms, gedurende de groote volksverhuizing de verblijfplaats van den oppersten krijgsheer der Bourgondiërs was, hebben de schoonste heldensagen, welke er bestaan, al daar het licht gezien.

Roemrijk hebben de koningen van dezen Oost-Germaanschen volksstam, komende van de Weichsel, aan de oevers van den midden-Rijn geregeerd, totdat de oorlogzucht der Hunnen en de begeerigheid der Romeinen het op “komende rijk weder te gronde gericht hebben”

Koning Gundikar was met een groot deel van zijn strijders op het slagveld gevallen. De rest van de overwonnenen werd door de Romeinen een woonplaats aangewezen in Zuid-Gallië. terwijl de Franken zich op de thans door de Bourgondiërs verlaten plaatsen aan den Rijn verstigden. Hoewel de Bourgondische koningen Bladzijde 22nauwelijks anderhalve eeuw aan de Main en midden-Rijn geregeerd hebben, zoo toch heeft de herinnering aan hen in de harten der Rijnfrankische volkeren zoo voortgeleefd, dat hun tragisch uiteinde in de wereldliteratuur als de meest merkwaardige sagen-poëzie is blijven bestaan.

In dien tusschentijd zijn andere, ook op de bodem van Worms ontsproten, sagen in de herinnering van het volk levendig gebleven, die edele deugden van mannen en vrouwen met onomkoopbare trouw schilderden. Een dergelijk verhaal is het duizendjaar oude Waltharilied, bezingende den onverschrokken Heer Walter van Aquitanie, die met Hildegonde van koning Attila’s hof terugkeert en onderweg in’t Wasgenwald door den koning der Franken Gunthari en zijn strijders overvallen wordt, die hij na een heeten strijd terugslaat, waarna hij met roem overladen, als held in zijn geboorteland terugkeert. Tot de meest populaire sagen behooren die, waarin die heldenfiguur van Siegfried gevlochten is. Was deze Siegfried, de Sigurd van de oude bewoners van het Noorden (van wiens jeugdige heldendaden dit sagenboek reeds op een andere plaats spreekt) een mythische figuur—een lichtende held aller wereldgodsdiensten, die door de machten der duisternis overwonnen Bladzijde 23werd—of slechts een blonde sprookjesheid of wel een geschiedkundige persoonlijkheid? Laten wij deze vraag den geleerden ter beantwoording. Voor ons is en blijft hij de lievelingsfiguur van de Duitsche heldensage.

Bij elke gelegenheid, dat de ridders van den Rijn genoodzaakt waren naar de wapens te grijpen en zich te verdedigen tegen de mannen van het Oosten, was Siegfried hun aanvoerder Zoo zien we zijn roem vermeld in het oude verhaal van den ridder Dietleib, waarvan de sage zegt, dat hij heenging om zijn vader Biterolf te zoeken. Eveneens wordt hij verheerlijkt in het lied van den Wormser Rozentuin, ofschoon de Opperduitsche auteur door ijverzucht gedreven, den strijders van den Rijn in hun twaalf gevechten van man tegen man met de Gotisch-Hunsche helden, den overwinnaars roem wilde betwisten.

In verschillende overleveringen en vervormingen heeft de geschiedenis van de Bourgondische koningen Gunther, Gernod en Giselher, die tevens de laatste lotgevallen van Siegfried in zich sluit, door rondtrekkende zangers den weg gevonden tot de Neder- en Opperduitsche stammen, zelfs tot in ’t Donaudal, waarbij hun oorspronkelijk heidensch karakter geleidelijk verdwenen is. Bladzijde 24

Doordat een onbekende liederzanger, wiens naam men wel nooit zal te weten komen, aan het einde van het 12e jaarhonderd de sage uitvoerig in een lied omzette, is zij als een kostbaar overblijfsel van Germaansche epiek bewaard gebleven. Een rilling gaat ons thans nog, evenals vroeger onze voorvaderen door de leden, als zij ons vertelt van de hevige teugellooze hartstocht van haar mannen en vrouwen en de schokkende aaneenschakeling van zonde en berouw.

Een vreeselijk lied van schuld en straf! Geheel overeenstemmend met de toenmalige geest van het volk, beginnende als een liefelijke idylle en eindigende als een gruwelijk treurspel. Aan het hof van koning Gunther van Bourgondië te Worms verschijnt, aangetrokken door de lieftalligheid van Kriemhilde, zuster des konings, een jonge held, Siegfried genaamd. Hij is ook een koningszoon. Zijn vader Siegmund regeert in Xanten “nieden by dem Rine”

Koning Gunther neemt den blonden held als leenman in zijn dienst. Als getrouw vazal verovert hij in den strijd, zonder medeweten des konings de trotsche koningin van het eiland Ysland als gemalin voor den vorst. Ter belooning daarvoor ontvangt hij Kriemhilde’s hand. Grootmoedig Bladzijde 25schenkt hij Kriemhilde als bruidsgeschenk den Nibelungenschat, dien hij in jonge jaren in een overwinning op de zonen van den koning der Nibelungen en den bewaker van den schat Alberich als prijs behaald had. Louter vreugde heerscht aan het hof te Worms; echter niet bij allen. Behalve door Kriemhilde wordt Siegfried nog door een ander in ’t geheim bemind. Dit is Brünhilde. Het geluk der bruid Kriemhilde doet de afgunst in haar binnenste ontwaken en zij heeft voor deze geen vriendelijk woord meer over. Aldus vervreemden de beide vrouwen van elkaar. Op zekeren dag uit zich Brünhildes jaloezie in scherpe bewoordingen. Toen weet Kriemhilde haar tong niet meer in bedwang te houden. In een heftige rede werpt zij haar schoonzuster voor de voeten, dat niet Brünhilde’s echtgenoot Gunther, maar Siegfried destijds met haar den eersten huwelijksnacht doorgebracht heeft. Tot bewijs toont zij haar ring en gordel, die Siegfried in dien nacht de sterke Brünhilde ontnomen en Kriemhilde geschonken heeft. Opvliegend werpt zij Brünhilde een leelijken scheldnaam naar het hoofd en betwist haar het recht het eerst de kerk binnen te treden.

Weenend deelt Brünhilde den koning den haar aangedanen smaad mede. De beleedigde Bladzijde 26koning wordt vertoornd en diens vazal Hagen peinst er over hoe hij Siegfried in ’t verderf kan storten. Voor ’t oog doet hij of hij zijn meesteres wil wreken, doch de ware reden is het verkrijgen van den Nibelungenschat.

Bij een jachtpartij in het Odenwald werd Siegfried, toen hij zich bukte, om uit een bron te drinken door Hagen verraderlijk doorstoken. Men besloot, dat er rondgestrooid zou worden dat Siegfried alleen was gaan jagen en roovers hem overvallen hadden. Den volgenden dag reden de koningen met hun gevolg over den Rijn naar Worms terug.

Voor Kriemhilde’s kamer liet Hagen ’s nachts den doode neerleggen, ’s Morgens vroeg, toen Kriemhilde zich gereedmaakte met haar vrouwen naar de mis te gaan, ontwaarde zij den dierbaren afgestorvene. Van veler lippen klonken jammerklachten. Kriemhilde wierp zich weenend op haar vermoorden echtgenoot “Wee mij”, riep ze, “Je schild is niet door zwaarden doorstoken, gij werd door sluipmoordenaars gedood. Wist ik wie de dader was, ik bracht hem om.”

Vol praal liet zij den koninklijken held op een baar leggen en beval, dat men een Gods gericht bij het lijk zou houden. Want er bestaat een groot wonder, dat ook thans nog geschiedt, Bladzijde 27n.l. dat de wonden van het slachtoffer opnieuw beginnen te bloeden, als de moordenaar het nadert. Alle vorsten en Bourgondische edelen passeerden dus Siegfrieds lijk, dat door de beeltenis van den gekruisigden Verlosser beschaduwd werd en zie: als de sombere Hagen zijn slachtoffer nadert, beginnen diens wonden opnieuw te bloeden. Ten aanschouwe der onthutste mannen en vrouwen beschuldigt Kriemhilde nu Hagen den sluipmoord op haar gemaal gepleegd te hebben.

Treurig was de boete, die op deze groote schuld volgde: de Nibelungenschat, die de voornaamste aanleiding tot de schandelijke daad geweest was, moest in den Rijn geworpen worden, ten einde in ’t vervolg hebzucht en twist uit de harten der krijgers te verbannen. Maar Kriemhilde’s oneindig groot verdriet was hiermede niet verdwenen, evenmin als haar drang naar wraak.

Na de begrafenis van den held noodigde koning Siegmund Kriemhilde uit naar den koningsburcht te Xanten te komen, doch te vergeefs. Gedurende dertien jaren bleef zij te Worms in de nabijheid van den innig geliefden doode, toen vertrok zij naar de abdij Lorch, die door haar moeder, de hertogin Ute gesticht was. Daarheen nam ze Siegfrieds lijk mede. Bladzijde 28

Toen daarop Etzel, het opperhoofd der Hunnen haar een huwelijksaanzoek deed, gaf zij den heiden haar jawoord. Niet uit liefde, doch door andere beweegredenen geleid. Zij trok met hem naar Hongarije. Daar liet zij Siegfrieds moordenaar door vele harer dienaren op listige wijze bij zich noodigen, ten einde hem in ’t verderf te storten op een manier, die ons met afschuw vervult. Ook de medeplichtige koningen van Bourgondië, sedert de schat tot hen gekomen was, Nibelungen genaamd, hebben in de Etzelburg onder de aanvallen der Hunnen hun ontrouw met den dood bekocht.

Zonder mededoogen liet Etzels gemalin haar geheele familie onthoofden. Den boosaardigen Hagen sloeg ze eigenhandig met Siegfrieds zwaard het hoofd af. Daarop werd de razende vrouw door den vertoornden Hildebrand gedood.

Hier eindigt de sage. De treurmare van de Nibelungen is in den volksmond het meest populaire heldenlied geworden.

Door deze sage wordt de historische ondergang der laatste Bourgondische koningen van Worms door alle eeuwen heen op dichterlijke wijze verheerlijkt. Bladzijde 29

Sagen van den Rijn

Подняться наверх