Читать книгу Oudewater en omtrek, Geologisch, Mythologisch en Geschiedkundig Geschetst - Willem Cornelis van Zijll - Страница 67
Wodan, Thora en Freija.
ОглавлениеIn dezer voege wordt het tweede heilige drietal gerangschikt.
Sporen van Wodan-vereering in plaatsnamen vonden wij in Oudewater en omtrek niet. Oppergod als hij was, zal hij echter ook ongetwijfeld in deze streken zijn vereerd geworden. Ook de magtige Thorn5, Thor, Thunar, liet weinig, althans geene duidelijke vereering in onze dagen na.
Omtrent beiden echter vindt men aangeteekend dat hun trechten toegewijd waren, en als zoodanig denken wij dus dadelijk aan Haastrecht,6 dat wij reeds hiervoren aan den een of anderen Aas, Haas of god wilden toegewijd zien.
Al de eigenschappen dezer beide godheden ter neder te schrijven, zou den lezer welligt vermoeijen en ons te wijdloopig doen zijn; daarom laten wij hetgeen over Wodan geschreven werd, hierbij voorloopig blijven. Alleenlijk dit nog van Thor. Hij had een attribuut of wapen, zijnde een hamer met een korten steel, mjolner genaamd. De worp van dezen hamer verpletterde en vernielde en kwam na den worp steeds tot hem weder, volgens Tydeman. In de kruizen op de boerenwoningen nu, die ook in den omtrek van Oudewater nog dikwijls daarop worden aangetroffen, willen eenige schrijvers eene navolging zien van Thors hamer, hetgeen ons echter meer aan een christelijk beginsel doet denken.7
Deze drietallen bepaalden zich ook tot in meerdere zaken. Uit den zeer grooten, zeer interessanten voorraad dien wij van elders hieromtrent zouden kunnen nederschrijven, vooreerst uit onzen omtrek nog dit:
Waart gij, geachte lezer, ooit op een boeren-vastenavondpartje? Indien gij dit bevestigt, dan kwam men u ook nog ongetwijfeld aanzoeken eens te klinken, en wildet gij dit verzoek dan niet weigeren, dan hebt gij, hun gebruik niet kennende, éénmaal geklonken zooals dit onder ons gebruikelijk is bij dergelijke gelegenheden. Dit was hun echter niet genoeg: gij moest dit nu ook doen zooals het behoorde, en nog twee malen stooten.8 Indien gij dan naar de reden van dit gebruik gevraagd hadt, zou men u gezegd hebben: „Wat reden? dit hoort zoo; alle goeije dingen bestaan in drieën!”
Wat is de reden? herhaalt ons welligt de lezer.—Luister; het drinken op iemands gezondheid, een toast slaan, zoo men het noemt, is van heidenschen oorsprong. Zij—de heidenen—dronken reeds de bruine meede of den hoorn met schuimend gerstenat ter eere hunner goden Sol, Mond en Hertha, en Wodan, Thor en Freija kwamen het eerst in aanmerking; voor ieder werd eens en dus in het geheel driemaal aangestooten en gedronken, en deze drinkplegtigheid bleef—het laat zich zeer wel begrijpen—wederom het langst bij de boeren aanwezig.9
Het is echter den landbouwer uit de negentiende eeuw onbewust, dat hij op het vieren van den vastenavond, die, zooals wij zagen, oorspronkelijk heidensch zal zijn, driemalen klinkende, tweemalen de navolger is der mythologische gebruiken van zijn heidenschen voorvader.
In zekeren zin kan de mythologische schets, voor zoo ver die n.l. niet op gissen berust, reeds beschouwd worden onder de geschiedenis te behooren. Zij bevat immers reeds iets van hetgeen hier gebeurd is, en deze geschiedenis nu is de onbeschreven geschiedenis.
Het lustte ons echter, haar de mythologische schets te noemen, ook deze was immers voor Oudewater en omtrek de onbeschreven geschiedenis.
En zoo is het nu ook bijna uitsluitend gesteld met hetgeen nu volgen zal. Dit hoofdstuk toch zal gewijd zijn aan de plaats met den omtrek der zoogenaamde groote kerk tijdens het heidendom in dit oord.
Gedachtig aan de onbeschreven geschiedenis, zullen onze mededeelingen vooreerst echter gaan, tot aan en met de invoering van het Christendom alhier, als wanneer de onbeschreven geschiedenis eindigt.
Als zoodanig dan willen wij de moeijelijke taak op ons nemen, te bewijzen, dat daar waar later de Christen zijne dooden begroef, eertijds de heidenen er ook de hunnen toevertrouwden, u wel verzoekende mij bij dit moeijelijk onderwerp met uwe verschoonende aandacht te willen volgen.
1 Buddingh ten minste noemt vele Mondplaatsen waar hij maanvereering wil zien, van bladz. 243 tot 250.↑
2 Weder worden in voornoemd boek een aantal Lin-, Lunaplaatsen vermeld. De schrijver schijnt echter niet aan Linschoten te hebben gedacht: anders—wij durven het bijna met zekerheid zeggen—had hij ook deze plaats daaronder gerangschikt.↑
3 Tydeman, Mythologie, bladz. 267.↑
4 Ook Buddingh noemt deze onloochenbare modificatie. bladz. 261.↑
5 Van waar ons woord toorn? van den toornigen god Thorn?↑
6 Ook aan Moordrecht en Dordrecht zij gedacht. Dordrecht, Thuredrecht, schijnt ten minste eenigzins aan Thor, Thordrecht te herinneren.↑
7 In de Noordsche Mythologie kende men den drudenvoet. Het was eene vijfhoekige figuur en het symbool van vrede en heil; als zoodanig werd het door de menschen met kinderlijk geloof vereerd.
De druden (krachtgeefsters) behoorden tot de beschermnornen. Deze waren weldoende geesten, wakende voor der menschen heil. Nog in de middeleeuwen werd deze pentagoon of vijfhoek door de landlieden als behoedmiddel tegen tooverij op de staldeuren geteekend. Het gebruik daarvan bestaat nog bij de boeren in vele oorden van ons land, het Christendom heeft echter den drudenvoet vervangen door het kruis. (Ons Vaderland, door Engelberts Gerrits, enz., III, bl. 166. Zie ook Brockhaus zijn Conversations Lexicon.)↑
8 Men stoot aldus aan: boven aan het glas, eens iets lager en eens beneden.↑
9 „Hef op den hoorn, Jarl! gij die mijn zwaard zult voeren op het bruischend meeuwenveld. De oppergod Wodan geve den Noren zegen en landsheil. Donar, die lucht en wolken bestuurt, geve vruchtbaarheid aan den bouwmansakker, en ter eere van Freya, tot gedachtenis onzer beroemde helden, van onze gestorvene vrienden en verwanten.—Oude Noordsche drinkplegtigheid. (Zie Ons Vaderland, enz., V, bladz. 13.)↑