Читать книгу Toen de duisternis dreigde - A. van der Flier - Страница 6
HOOFDSTUK IV.
ОглавлениеEen nieuwe morgen lichtte aan. Het grijs van den hemel was weggesmolten in teer opaal en bleeke rosetinten. Goudgesluierd verrees de zon, de aarde baadde in glans en in de verte schenen de boomtoppen, zacht bewogen door den ochtendwind, de golven eener groene zee. Voor het kleine, diep in den muur aangebrachte halfronde venster van haar vertrek stond weer Swanwitha en staarde, staarde....
Haar hadden de zonnestralen niet gewekt uit een kalmen sluimer; wakend was voor haar de nacht voorbijgegaan. Nu rustte opnieuw haar strakke blik op den hoogen wal en de gesloten poort. Wat kon zij, wat kòn zij?.... Zonder geleide mocht zij zelfs den Ravenhorst niet meer verlaten. De wil van vrouw Sigrid was de wet van haar omgeving. De poortwacht wist dus reeds dit nieuwe bevel. Swanwitha’s hart beefde, zacht fluisterden haar lippen:
„O, als ik slechts kòn.... zijn vrienden waarschuwen, den bisschop.... Hij heeft stellig veel vrienden, die hem liefhebben en ik heb niets dan hem alleen en nu sterft hij hier verlaten en ik kan niets voor hem doen, niets!”....
Het hooge gevoel, dat in haar hart leefde, hief haar niet op, maar boog haar neer tot de aarde, in radelooze, vernietigende smart. De witte rozen, die zich langs den vensterboog slingerden, waren niet bleeker dan haar gelaat, haar handen wrongen zich ineen: zij had verleerd ze te vouwen. Een horensein klonk. Helder en licht brak het geluid op den gevel van het hoofdgebouw. Wat kon dat zijn? Hopend op een redding, die zij niet durfde verwachten, boog Swanwitha uit het venster.
En zoo zag haar de vreemdeling, die nu den slothof binnenreed. Het witte gezichtje omgeven door den wiegelenden krans van rozeknoppen en blanke bloesems — nooit zou hij het meer vergeten, nimmermeer. Evenals zijn klein gevolg was de nieuw aangekomene gehuld in het glinsterend maliënkleed, zelfs het vizier van zijn helm hield hij neergeslagen, maar eerbiedig hielp de oude hofmeester hem afstijgen, toen hij den ring zag, die hem werd gereikt.