Читать книгу Het Leven der Dieren: De Spinachtigen - Alfred Edmund Brehm - Страница 7

DERDE ORDE. DE BASTAARDSCHORPIOENEN (Pseudoscorpiones).

Оглавление

Inhoudsopgave

De Boekenschorpioen (Chelifer cancroides), die door zijne groote scharen op een Schorpioen zonder staart gelijkt, herinnert door de grootte, de kleur en den algemeenen omtrek van het sterk afgeplatte lichaam aan een Bedwants. Hij houdt zich op in oude huizen, tusschen stoffige boeken, in portefeuilles van herbariën en in kasten met insectenverzamelingen. Hier maakt hij zich verdienstelijk door Stofluizen, Motten, Mijten en andere kleine Gelede Dieren te verslinden. Bij ’t openen van een door hen bewoonde insectenkast ziet men deze diertjes kreeftachtige bewegingen maken, met even groot gemak achteruit en zijwaarts als vooruit loopen en met de lange kaaktasters naar links en rechts telegrafeeren; zij zijn geheel buiten staat om zich tegen de hen vattende vingers te verweeren. Het wijfje legt ongeveer 30 eieren en draagt deze aan de buikzijde van ’t achterlijf mede.


Boekenschorpioen (Chelifer cancroides). Sterk vergroot.

Andere soorten van nagenoeg dezelfde grootte en vorm leven onder mos, boomschors, enz. in de vrije natuur.

Bij alle Bastaardschorpioenen (Pseudoscorpiones)—of Schorpioenmijten (Chelonethi)—is het kopborststuk ongeleed, doch van 2 groeven voorzien, het achterlijf 11- (zelden 10-)ledig. Bij den voorhoofdsrand hebben zij 3 of 4 oogen, sommige in ’t geheel geen. De kaaksprieten zijn weinig ontwikkeld en niet voor ’t bijten, maar voor ’t zuigen geschikt. Voor ’t ademen dienen luchtbuizen met 2 paar ademgaten aan de buikzijde van de beide eerste achterlijfsringen. Aan het tweede buikschild komen de beide geslachtsopeningen en ook de afvoeropeningen van de spinklieren voor.

Het Leven der Dieren: De Spinachtigen

Подняться наверх