Читать книгу Wetenschappelijke analyse van de Bijbelse brieven van de apostelen. Regel voor regel wetenschappelijke uitleg van de Bijbel - Andrey Tikhomirov - Страница 5
Conciliaire brieven van de apostelen
4. De eerste conciliaire brief van de Heilige Apostel Johannes de Theoloog
ОглавлениеHoofdstuk 1
Over wat er vanaf het begin was, wat we hoorden, wat we met onze ogen zagen, wat we onderzochten en wat onze handen aanraakten, over het woord des levens – (een verhaal over wat we hoorden, zagen en voelden).
2 want het leven is verschenen, en wij hebben het gezien, en getuigen, en verkondigen u dit eeuwige leven, dat bij de vader was en aan ons is verschenen.
3 wij verkondigen u, wat wij gezien en gehoord hebben, opdat ook gij gemeenschap met ons hebt; en onze gemeenschap is met den Vader en zijn Zoon, Jezus Christus. (Vermelding van Jahweh ' s vader-god en zijn zoon-god Jezus Christus).
4 en deze dingen schrijven wij u, opdat uw blijdschap volkomen zij. (Oproep aan de lezer).
5 en dit is het evangelie, dat wij van hem gehoord hebben en u verkondigen: God is licht, en er is geen duisternis in Hem. (Vermelding van het «evangelie» – het evangelie. Lof van Jezus Christus).
6 Indien wij zeggen, dat wij gemeenschap met hem hebben, maar wij wandelen in duisternis, zo liegen wij, en handelen niet naar de waarheid.
7 Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk hij in het licht is, zo hebben wij gemeenschap met elkander; en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde. (Lof van Jezus Christus, het bloed van Jezus «reinigt ons van alle zonde»).
8 indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, zo bedriegen wij onszelven, en de waarheid is in ons niet. (Alle mensen zijn zondig, zo ' n uitspraak is gunstig voor het priesterschap).
9 indien wij onze zonden belijden, zo zal hij, getrouw en rechtvaardig zijnde, ons onze zonden vergeven, en ons reinigen van alle ongerechtigheid. (De noodzaak om zonden te belijden, wat gunstig is voor het priesterschap).
10 indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben, zo stellen wij hem voor een leugenaar, en zijn woord is niet in ons. (Alle mensen zijn zondig, zo ' n uitspraak is gunstig voor het priesterschap).
Hoofdstuk 2
1 mijn kinderen! Ik schrijf u dit, opdat gij niet zondigt; en indien iemand gezondigd heeft, dan hebben wij een voorspraak voor de Vader, Jezus Christus, de rechtvaardige; (een ieder zondigt, vanuit het gezichtspunt van de godsdienst, en de voorspraak «voor de Vader», dat wil zeggen, voor God de vader Yahweh zou zijn Zoon Jezus Christus, de rechtvaardige zijn).
Hij is de verzoening voor onze zonden, en niet alleen voor de Onze, maar ook voor de zonden van de hele wereld. (Jezus Christus is de Middelaar voor zondaars en Yahweh).
3 en dat wij Hem hebben leren kennen, leren wij uit het feit dat wij zijn geboden onderhouden. (Jezus Christus verliet de geboden – de instelling van wat goed en wat slecht is).
4 Wie zegt: Ik heb hem gekend, maar zijn geboden niet onderhoudt, is een leugenaar en er is geen waarheid in hem (de geboden van Jezus Christus zijn noodzakelijk).
5 maar zo wie zijn woord bewaart, de liefde Gods is in hem waarlijk vervuld; hieruit weten wij, dat wij in hem zijn. (Het is noodzakelijk om de geboden van Jezus Christus te onderhouden).
6 wie zegt dat hij in hem blijft, moet doen wat hij gedaan heeft. (Het is noodzakelijk om de geboden van Jezus Christus te onderhouden).
7 geliefden! Ik schrijf u geen nieuw gebod, maar een oud gebod dat u vanaf het begin had. Het oude gebod is het woord dat je vanaf het begin hebt gehoord. (Een gebod is een wet, een eis, een morele en ethische houding).
8 en ik schrijf u een nieuw gebod, dat waarachtig is, zowel in hem als in U; Want de duisternis gaat voorbij, en het ware licht schijnt al. (De auteur verklaart dat hij een nieuw gebod schrijft).
9 wie zegt dat hij in het licht is, maar zijn broeder haat, is nog steeds in duisternis. (Analogieën, vergelijkingen, gelijkenissen).
10 Wie zijn broeder liefheeft, blijft in het licht, en in hem is geen verzoeking. (Analogieën, vergelijkingen, gelijkenissen).
11 Maar wie zijn broeder haat, is in duisternis, en wandelt in duisternis, en weet niet, waar hij heengaat; want de duisternis heeft zijn ogen verblind. (Analogieën, vergelijkingen, gelijkenissen).
12 Ik schrijf u, kinderen, want uw zonden zijn vergeven om Zijns Naams wil. (De auteur beweert dat hij een nieuw gebod schrijft, «omdat uw zonden vergeven zijn omwille van zijn naam»).
13 Ik schrijf u, vaders, want gij weet, wie Van den beginne is. Ik schrijf u, jongelingen, omdat gij de boze verslagen hebt. Ik schrijf jullie, jongens, omdat jullie de Vader gekend hebben. (De auteur beweert dat hij een nieuw gebod schrijft voor de oudere generatie, jonge mannen en jongens. De vermelding van» zijn»,» kwaad», «vader»).
14 Ik heb u geschreven, vaders, want gij kent het Beginloze. Ik heb u geschreven, jongelingen, want gij zijt sterk, en het woord Gods blijft in u, en gij hebt den boze overwonnen. (De vermelding van «Beginloos»,» kwaad»,» het woord van God " – de installatie van de hypnotiseur).
15 hebt de wereld niet lief, noch wat in de wereld is; wie de wereld liefheeft, in hem is geen liefde des Vaders. (De verklaring dat het niet nodig is om de wereld lief te hebben).
16 Want al wat in de wereld is, de begeerlijkheid des vleses, de begeerlijkheid der ogen, en de hoogmoed des levens, is niet uit den Vader, maar uit deze wereld. («Al wat in de wereld is» – «is niet van de Vader, maar van deze wereld», de verklaring dat de wereld niet van God de vader is. De vraag rijst, en uit wie, of de wereld door dezelfde God-Vader is geschapen!?! Veroordeling van lust, trots).
17 en de wereld gaat voorbij, en zijn begeerlijkheid; maar die den wil Gods doet, blijft in eeuwigheid. («De wereld gaat voorbij en zijn begeerte», «hij die de wil van God vervult, blijft in eeuwigheid», dat wil zeggen, een onderdanige en gehoorzame slaaf die alles zonder gemompel uitvoert en het ideaal is van het ontluikende Christendom!).
18 kinderen! onlangs. En zoals u hebt gehoord dat de Antichrist komt, en nu vele antichristen zijn verschenen, dan zullen we leren van het feit dat de laatste keer. (Antichrist (Grieks) – letters, «tegenstander van Christus» of «in plaats van Christus». De tegenstander van Christus en de Christenen, die vóór het einde van de wereld moeten komen, is «de mens der zonde, de Zoon des verderfs» (2 Thess. In brede zin verwerpt de antichrist Jezus Christus en zijn leer).
19 zij zijn van ons uitgegaan, maar zij waren niet van ons; want indien zij van ons geweest waren, zouden zij bij ons gebleven zijn; maar hierdoor is geopenbaard, dat wij niet allen van ons zijn. (Het bleek dat «niet al onze», Dat wil zeggen, voormalige kameraden-in-arms een ander beleid voeren. Maar hoe wist God de vader het niet!?).
20 Doch gij hebt de zalving des heiligen, en gij weet alle dingen. (Vermelding van" zalving van de Heilige. De Messias (Griekse transcriptie van de Hebreeuwse «Mashiach») – letters. het betekent" gezalfd, gezalfd. De Betekenis van dit woord komt van de oude gebruiken van zalving met“ heilige" olie, die de overdracht van een speciale spirituele gave symboliseren. Gezalfde personen werden personen genoemd met de hoogste geestelijke en wereldlijke macht: koningen, priesters, profeten. Na de val van het koninkrijk Juda betekende het woord „gezalfd“ de koning van de laatste tijden. Het Griekse woord „Christus «betekent hetzelfde als het Hebreeuwse woord» Messias " – gezalfde).
21 Ik heb u geschreven, niet omdat gij de waarheid niet kent, maar omdat gij haar weet, dat niet alle leugen uit de waarheid is. De waarheid is geen leugen!).
22 Wie is een leugenaar, zo niet hij, die loochent, dat Jezus de Christus is? Dit is de Antichrist die de Vader en de Zoon verwerpt. (Vroegere metgezellen verwerpen dat Jezus de Christus is, dat wil zeggen de «gezalfde. Zalving is (meestal met olijfolie) een manier om in de oudheid voor het lichaam en haar te zorgen. De verheffing tot koninklijke waardigheid en de overdracht van de profetische gave werden ook bereikt door een speciale zalving met de Heilige olijfolie. Daarom krijgt het woord «zalving» in het Nieuwe Testament een tweede betekenis – «een geestelijke gave doorgeven»).
23 Wie de Zoon verwerpt, heeft ook de Vader niet; maar wie de Zoon belijdt, heeft ook de Vader. (God de vader en God de zoon in combinatie: de twee goden).
24 daarom, wat gij van den beginne gehoord hebt, dat zij ook in u blijven; indien hetgeen gij van den beginne gehoord hebt, in u blijft, zo zult gij ook in den zoon en in den Vader blijven. (God de vader en God de zoon in combinatie: de twee goden).
25 maar de belofte die hij ons beloofd heeft, is eeuwig leven. (Een gelofte is een belofte van eeuwig leven, een droom van mensen).
26 Dit heb ik u geschreven over hen die u bedriegen. (Verleiders gedragen zich «onjuist»).
27 doch de zalving, die gij van hem ontvangen hebt, blijft in u, en gij hebt niemand nodig, om u te leren; maar gelijk deze zalving u alles leert, en het is waar en onwaar, blijft daarin, wat zij u geleerd heeft. («Zalving» heeft een heilige betekenis).
28 daarom, kinderen, blijft in Hem, opdat, wanneer hij verschijnt, wij vrijmoedigheid hebben en niet beschaamd worden voor zijn aangezicht bij zijn komst. (Het is noodzakelijk om «in Hem te blijven», dat wil zeggen een gehoorzaam speeltje te zijn in de handen van manipulatieve priesters, zodat" we vrijmoedigheid mogen hebben en ons niet voor hem schamen bij zijn komst.«Eindeloze suggestie over de wederkomst van Jezus).
29 indien gij weet, dat Hij rechtvaardig is, zo weet ook, dat een iegelijk, die de waarheid doet, uit hem geboren is. (Waarheidsvertellers zijn «uit Hem geboren», dat wil zeggen uit Jezus Christus).
Hoofdstuk 3
1 zie wat voor liefde de Vader ons gegeven heeft, zodat wij geroepen kunnen worden en kinderen van God kunnen zijn. De wereld kent ons niet omdat ze hem niet kent. (God de vader Yahweh gaf liefde «zodat we geroepen konden worden en kinderen van God konden zijn», de suggestie van exclusiviteit en» uitverkoren zijn», maar de wereld Weet dit nog niet, omdat Jezus onbekend is).
2 geliefden! wij zijn nu kinderen van God, maar het is nog niet geopenbaard wat wij zullen zijn. We weten alleen dat wanneer het zich opent, we zullen zijn zoals hij, omdat we hem zullen zien zoals Hij is. (De «kinderen van God» zullen worden als Jezus).
3 en een iegelijk, die deze hoop op hem heeft, reinigt zich, gelijk hij rein is. (Lof van Jezus Christus).
4 Wie de zonde doet, doet ook de ongerechtigheid; en de zonde is de ongerechtigheid. (Veroordeling van zondigheid en ongerechtigheid).
5 En gij weet, dat hij verschenen is, om onze zonden weg te nemen, en dat er geen zonde in hem is. (Lof van Jezus Christus).
6 wie in hem blijft, zondigt niet; wie zondigt, heeft hem niet gezien en hem niet gekend. (Lof van Jezus Christus).
Zeven kinderen. laat niemand je misleiden. Wie de waarheid doet, is rechtvaardig, zoals Hij rechtvaardig is. (Lof van Jezus Christus).
8 wie zondigt, is uit de duivel, want de duivel heeft eerst gezondigd. Daarom verscheen de Zoon van God om de werken van de duivel te vernietigen. (De «Zoon van God» bestrijdt de lasterlijke duivels, die echter door zijn vader werden geschapen! Niet alle tegenstanders geloofden dat Jezus «de zoon van God» was).
9 Een iegelijk, die uit God geboren is, doet geen zonde, omdat zijn zaad in hem blijft; en hij kan niet zondigen, omdat hij uit God geboren is. (Gods kinderen zijn zondeloos).
10 de kinderen Gods en de kinderen des duivels worden als volgt erkend: wie geen gerechtigheid doet, is niet uit God, en hij heeft zijn broeder niet lief. En de duivel heeft kinderen!).
11 want dit is het evangelie, dat gij van den beginne gehoord hebt, dat wij elkander liefhebben.
12 niet zoals Kaïn, die uit de boze was en zijn broer doodde. En waarom heb je hem vermoord? Want Zijn daden waren slecht, maar de daden van zijn broeder waren rechtvaardig. (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament).
13 Wees niet verbaasd, mijn broeders, als de wereld u haat. (De oorspronkelijke christenen werden vervolgd).
14 wij weten, dat wij van den dood in het leven zijn overgegaan, omdat wij onze broeders liefhebben; wie zijn broeder niet liefheeft, blijft in den dood. (Leven, vanuit het oogpunt van het ontluikende Christendom, betekende liefde voor iemands medesoldaten).
15 Een iegelijk, die zijn broeder haat, is een doodslager; maar gij weet, dat geen doodslager het eeuwige leven in zich heeft. De belofte van eeuwig leven voor allen. die zich «correct» gedraagt).
16 hierin hebben wij de liefde gekend, dat hij zijn leven voor ons gegeven heeft; en wij moeten ons leven voor onze broeders geven. (Liefde wordt geïnterpreteerd als het feit dat «hij zijn ziel voor ons heeft neergelegd», dat wil zeggen, hij stierf voor zijn aanhangers-broeders).
17 maar zo wie in de wereld overvloed heeft, maar zijn broeder in nood ziende, sluit zijn hart voor hem, hoe blijft de liefde Gods in hem? (Het is noodzakelijk om uw mede-supporters te helpen).
18 mijn kinderen! laten we niet liefhebben door woord of taal, maar door daad en waarheid. (Een oproep tot broederlijke liefde,» broeders" betekent supporters).
19 en dit is hoe wij weten dat wij uit de waarheid zijn, en wij kalmeren ons hart voor hem; (de verklaring dat Jezus Christus de waarheid is, zijn aanhangers zijn «uit de waarheid», daarom kalmeren zij).
20 Want indien ons hart ons veroordeelt, zo is het; want God is meerder dan ons hart, en hij weet alles. (Yahweh weet alles).
21 geliefden! als ons hart ons niet veroordeelt, dan hebben we vrijmoedigheid tegenover God (het oude idee dat een persoon met zijn hart denkt).
22 en al wat wij bidden, zullen wij van hem ontvangen, omdat wij zijn geboden bewaren en doen wat hem welgevallig is. (Als, zeggen ze, we ons goed gedragen, dan zal Jezus ons belonen: Talion ' s regel).
23 maar zijn gebod is dat wij geloven in de naam van Zijn Zoon Jezus Christus en elkaar liefhebben, zoals hij ons geboden heeft. (Het belangrijkste is geloof en liefde «in de naam van Zijn Zoon Jezus Christus», de vervulling van de geboden).
24 en wie zijn geboden in acht neemt, blijft in hem, en hij is in hem. En wij weten dat hij in ons blijft door de geest die Hij ons gegeven heeft. (Het onderhouden van de geboden is de belangrijkste voorwaarde voor het ontluikende Christendom).
Hoofdstuk 4
1 geliefden! geloof niet iedere geest, maar beproef de geesten of zij uit God zijn, want er zijn vele valse profeten in de wereld verschenen. (Er zijn ook «verkeerde» geesten, dat wil zeggen mensen die iets suggereren dat niet gunstig is voor bepaalde kringen in de ontluikende Christelijke kerk).
2 Herken de geest van God (en de geest van dwaling) op deze manier: elke geest die Jezus Christus belijdt, die in het vlees kwam, is uit God; (het is noodzakelijk om de geesten te «controleren»).
3 en alle geest, die Jezus Christus niet belijdt, die in het vlees gekomen is, is niet uit God, maar het is de geest van den antichrist, van welken gij gehoord hebt, dat hij komen zal, en is nu alrede in de wereld. (Het is noodzakelijk om de geesten te «controleren». De Antichrist is ook geschapen door God de vader, vanuit een religieus oogpunt).
Vier kinderen. Gij zijt uit God, en gij hebt hen overwonnen; want hij, die in U is, is meerder dan hij, die in de wereld is. (De verklaring dat deze kinderen «uit God» zijn, die de «verkeerde» geesten zal overwinnen, «want Hij die in U is, is groter dan hij die in de wereld is»).
5 Zij zijn uit de wereld, daarom spreken zij in de wereld, en de wereld hoort naar hen. (Zij die van de wereld zijn, zijn «verkeerd»).
6 Wij zijn uit God; wie God kent, hoort naar ons; wie niet uit God is, hoort naar ons niet. Hieraan herkennen wij de Geest der waarheid en de Geest der dwaling. (Zij die «van God» zijn, zijn «gelijk»).
7 geliefden! laten we elkaar liefhebben, want de liefde is uit God, en ieder die liefheeft is uit God geboren en kent God. (Propaganda van de liefde).
8 wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde. (De uitspraak dat God liefde is).
9 Gods liefde voor ons werd geopenbaard in het feit dat God Zijn eniggeboren Zoon in de wereld heeft gezonden, zodat wij door hem het leven zouden ontvangen. God Yahweh heeft een «eniggeboren Zoon» die hij in de wereld heeft gezonden. Personificatie van de goden).
10 Dit is de liefde, dat wij God niet liefgehad hebben, maar dat hij ons liefgehad heeft, en zijn Zoon gezonden heeft, om onze zonden te verzoenen. Yahweh stuurde zijn zoon naar de slachtbank om verzoening te doen voor de zonden van alle mensen. Het was inherent aan alle oude religies dat een zonde voor de godheid zou worden verlost door een verzoenend offer. En elke persoon kon het niet helpen, maar besefte dat hij «niet zonder zonde» was. De rechtvaardige Job moest het met zijn tegenstanders eens zijn dat «iemand die uit een vrouw geboren is» niet volledig rein kan zijn voor God (Job 25:5). Maar laten we niet vergeten dat dezelfde Job hiervoor de schuld legde bij de Schepper van mensen: «is het goed voor u dat u verdrukt, dat u het werk van uw handen veracht?» (10:3). God zelf, die hen geschapen heeft, is verantwoordelijk voor de onvolmaaktheid van mensen. God was vóór Job niet gerechtvaardigd. In het christendom was God gerechtvaardigd. Hij rechtvaardigde zichzelf door een groot verlossend offer te brengen-zijn «eniggeboren» Zoon-voor de «onreine» en zondige mensheid die hij had geschapen. Met dit offer verloste God de zonden van mensen, maar ook zijn schuld. Verlost… aan wie? Voor je neus? Onlogisch? Natuurlijk! Maar, zoals Engels terecht opmerkt,» in de offerdood van zijn stichter schiep het christendom een gemakkelijk te begrijpen vorm van innerlijk heil uit een verdorven wereld, troost in het bewustzijn, waar iedereen zo hartstochtelijk naar streefde, «en zo bewees het christendom» zijn vermogen om een wereldreligie te worden – bovendien een religie die alleen overeenkomt met deze wereld. Deze daad – een soort zelfrechtvaardiging van de godheid – in het christendom beëindigde in wezen het proces van Theodicee, de rechtvaardiging van God. God heeft een «uitweg» en een «weg naar Redding» geopend voor de lijdende mensheid.» – schrijft M. I. Riga «Biblical Prophets and Biblical Prophecies», PP.327—328).
11 geliefden! als God zoveel van ons houdt, dan moeten wij ook van elkaar houden. (Talion ' s regel, God heeft liefgehad, dan is het onmogelijk om hem niet lief te hebben).
12 Niemand heeft God ooit gezien. Als we elkaar liefhebben, dan blijft God in ons en is ZIjn liefde volmaakt in ons. («Niemand heeft ooit God gezien», beweert de auteur, dus er is geen God! En mensen houden van elkaar zonder goden).
13 dat wij in hem blijven en hij in ons, leren wij van wat hij ons van Zijn Geest gegeven heeft. («De aanwezigheid van iemand in iets «is alleen mogelijk door suggestie – «geest»).
14 en wij hebben gezien en getuigen, dat de vader den Zoon gezonden heeft tot Zaligmaker der wereld. (Personificatie van de goden: God de vader en God de zoon).
15 Wie belijdt dat Jezus de Zoon van God is, God blijft in hem en hij is in God. (Het is noodzakelijk om te beweren dat «Jezus de Zoon van God Is, God blijft in hem, en hij is in God»).
16 en wij hebben de liefde gekend, die God voor ons heeft, en wij hebben daarin geloofd. God is liefde en wie in de liefde blijft, blijft in God en God in hem. (God is liefde).
17 de liefde bereikt zulk een volmaaktheid in ons, dat wij vrijmoedigheid hebben in den dag des oordeels, omdat wij in deze wereld gelijk aan hem handelen. (God is liefde).
18 Er is geen vrees in de liefde, maar de volmaakte liefde werpt vrees uit, want er is pijniging in de vreze. Wie bang is, is onvolmaakt in de liefde. (God is liefde).
19 laten wij Hem liefhebben, want hij heeft ons eerst liefgehad. (God is liefde).
20 wie zegt: Ik heb God lief, maar zijn broeder haat, is een leugenaar; want wie zijn broeder niet liefheeft, dien hij ziet, hoe kan hij God liefhebben, dien hij niet ziet? (Het is noodzakelijk, naast het liefhebben van God, om je medebroeders lief te hebben).
21 en wij hebben zulk een gebod van hem, dat wie God liefheeft, ook zijn broeder liefheeft. (Het is noodzakelijk, naast het liefhebben van God, om je medebroeders lief te hebben).
Hoofdstuk 5
1 Zo wie gelooft, dat Jezus de Christus is, die is uit God geboren; en zo wie dengene liefheeft, die gewonnen heeft, die heeft hem lief, die uit hem geboren is. (Een indicatie van wie wordt beschouwd als een gelovige, die. die gelooft dat «Jezus de Christus is, geboren uit God, en een ieder die hem liefheeft die gebaard heeft, heeft ook hem lief die uit Hem geboren is»).
2. Dat wij de kinderen van God liefhebben, leren wij wanneer wij God liefhebben en zijn geboden onderhouden. (De «kinderen van God» zijn verplicht Jahweh lief te hebben en de geboden van God te onderhouden, dat wil zeggen de Joodse richtlijnen-wetten).
3 want dit is de liefde Gods, dat wij zijn geboden bewaren; en zijn geboden zijn niet zwaar. (De liefde van God is het onderhouden van de geboden van God, dat wil zeggen, Joodse houdingen-wetten).
4 Want al wie uit God geboren is, overwint de wereld; en dit is de overwinning, die de wereld overwint, ons geloof. (Geloof is suggestie, en dan zelfsuggestie, de «kinderen van God» zijn medebroeders van het ontluikende Christendom).
5 Wie overwint de wereld dan hij die gelooft dat Jezus de Zoon van God is? (Het is noodzakelijk om te geloven «dat Jezus de Zoon van God is», omdat er geen bewijs is).
6 Deze is Jezus Christus, die gekomen is door water en bloed en geest, niet alleen door water, maar ook door water en bloed; en de Geest getuigt van hem, omdat de Geest de waarheid is. (Heilige entiteiten-water, bloed, geest (hypnotische trance).
7 want drie getuigen in de hemelen: de Vader, het woord en de Heilige Geest; en deze drie zijn één. (Deze woorden zijn afwezig in de vroege bijbelse teksten en zijn waarschijnlijk een latere invoeging bedoeld om het dogma van de Drie-eenheid te bevestigen).
8 en drie getuigen op aarde: geest, water en bloed; en deze drie zijn uit één. (Heilige entiteiten-water, bloed, geest (hypnotische trance).
9 indien wij het getuigenis der mensen aannemen, zo is het getuigenis Gods groter; want dit is het getuigenis Gods, waardoor God van zijn zoon getuigd heeft. (De personificatie van God die «getuigt» van iets).
10 Wie in de Zoon van God gelooft, heeft een getuigenis in zichzelven; wie God niet gelooft, stelt hem voor een leugenaar, omdat hij niet gelooft in het getuigenis, waardoor God van zijn zoon getuigd heeft. (Personificatie van God, die «getuigt» over zijn zoon).
11 dit getuigenis is, dat God ons het eeuwige leven gegeven heeft, en dit leven is in zijn zoon. Yahweh heeft ons het eeuwige leven gegeven, en dit leven is in zijn zoon.«Jezus is zogenaamd eeuwig levend)
12 wie de Zoon heeft, heeft het leven; wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet. (De tegenstelling van degenen die de Zoon van God hebben en degenen die dat niet hebben).
13 Deze dingen heb ik u geschreven, die in den Naam des Zoons van God gelooft, opdat gij weet, dat gij, gelovende in den zoon van God, het eeuwige leven hebt. (De verklaring dat gelovigen in de» Zoon van God" zogenaamd eeuwig leven hebben).
14 en dit is de vrijmoedigheid, die wij in hem hebben, dat, wanneer wij iets bidden naar zijn wil, hij naar ons hoort. (Personificatie van God de zoon).
15 en wanneer wij weten, dat hij naar ons verhoort in alles, wat wij bidden, zo weten wij ook, dat wij van hem ontvangen, wat wij bidden. (Personificatie van God de zoon).
16 indien iemand zijn broeder ziet zondigen met een zonde niet tot den dood, zo zal hij bidden, en hij zal hem levend maken, die zondigt met een zonde niet tot den dood. Er is een zonde tot de dood: Ik zeg niet dat hij moet bidden. (Verschillende soorten zonden, de noodzaak van gebed-autosuggestie).
17 alle ongerechtigheid is een zonde, maar er is geen zonde tot den dood. (Verschillende soorten zonden).
18 wij weten, dat een iegelijk, die uit God geboren is, niet zondigt; maar die uit God geboren is, bewaart zichzelven, en de boze raakt hem niet aan. («Uit God geboren» is zondeloos).
19 wij weten, dat wij uit God zijn, en dat de gehele wereld in het kwaad is. (Deze auteur verklaart «dat wij uit God zijn en dat de hele wereld in het kwaad is», maar deze wereld is geschapen door God de vader!).
20 en wij weten, dat de Zoon van God gekomen is, en ons licht en verstand gegeven heeft, opdat wij den waarachtigen God kennen, en in zijn waarachtigen Zoon Jezus Christus zijn. Dit is de ware God en het eeuwige leven. De zoon van God de vader is gekomen en heeft ons licht en rede gegeven. Vertaald uit de religieuze taal in het alledaagse: de priesters-hypnotiseurs stuurden hun gehypnotiseerde profeet naar de «kinderen van God», die inspireert wat gunstig is voor deze priesters-hypnotiseurs).
21 kinderen! blijf uit de buurt van idolen. Amen. (Het is noodzakelijk om te waken tegen» verkeerde" goden. De eerste conciliaire brief van Johannes, bestaande uit vijf hoofdstukken, wordt sinds de oudheid aan de apostel Johannes toegeschreven. Het wordt conciliair genoemd, omdat het niet aan één persoon of aan één kerk is geschreven, maar aan gelovigen van alle plaatsen en tijden. De brief werd geschreven rond 68 na Christus en heeft tot doel gelovigen te waarschuwen tegen de valse leer van ketters die de «godheid» van Jezus Christus verwierpen).