Читать книгу Eens Weg - Блейк Пирс - Страница 10

Hoofdstuk 4

Оглавление

De witte vlam van de gasbrander zwaaide voor Riley heen en weer. Ze moest steeds wegduiken om de vlam te ontwijken en zich niet te branden. Ze werd verblind door het licht en kon zelfs het gezicht van haar ontvoerder niet zien. Terwijl de brander heen en weer zwaaide, leek het alsof het ding een spoor in de lucht achterliet.

“Stop daarmee!” schreeuwde ze. “Stop!”

Haar stem was rauw en schor van het schreeuwen. Ze vroeg zich af waarom ze de moeite nam. Ze wist dat hij niet zou stoppen met haar martelen totdat ze dood was.

Op dat moment hief hij een luchthoorn en blies in haar oor.

Een auto toeterde. Riley kwam met een schok terug in het heden en zag dat het verkeerslicht bij het kruispunt op groen was gesprongen. Een rij auto’s wachtte achter haar en ze trapte het gas in.

Met klamme handen duwde Riley de herinneringen weg uit haar gedachten en concentreerde zich op waar ze was. Ze ging Marie Sayles bezoeken, de enige andere overlevende van het onuitsprekelijke sadisme van haar bijna-moordenaar. Ze was boos op zichzelf omdat ze het toeliet dat de flashbacks haar overdonderden. Het was haar gelukt om haar gedachten al anderhalf uur bij het verkeer te houden en ze vond dat ze het heel goed deed.

Riley reed Georgetown binnen, langs exclusieve victoriaanse huizen, en parkeerde bij het adres dat Marie haar telefonisch had doorgegeven: een rood, bakstenen herenhuis met een fraaie erker. Ze bleef nog even in de auto zitten, in tweestrijd of ze wel naar binnen zou gaan. Ze schraapte haar moed bij elkaar.

Uiteindelijk stapte ze uit. Terwijl ze de traptreden op liep, was ze blij te zien dat Marie haar bij de deur stond op te wachten, somber maar elegant gekleed. Marie glimlachte zwakjes; haar gezicht zag er moe en getekend uit. Afgaande op de kringen onder haar ogen was Riley er behoorlijk zeker van dat ze gehuild had. Dat was geen verrassing. Zij en Marie hadden elkaar wekenlang veel gezien tijdens hun videochats en er was niet veel wat ze voor elkaar konden verbergen.

Toen ze elkaar omhelsden, merkte Riley meteen dat Marie niet zo lang en stevig was als ze verwacht had. Zelfs op hoge hakken was Marie een stuk kleiner dan Riley, haar postuur smal en tenger. Dat verraste Riley. Zij en Marie hadden veel gepraat, maar ze ontmoetten elkaar nu voor het eerst persoonlijk. De tengerheid van Marie leek haar nog moediger te maken vanwege wat ze had doorgemaakt.

Riley nam de omgeving in zich op terwijl zij en Marie naar de eetkamer liepen. De ruimte was onberispelijk schoon en smaakvol ingericht. Normaliter zou het een vrolijk huis voor een succesvolle, alleenstaande vrouw zijn. Maar Marie hield alle gordijnen dicht en de verlichting gedimd. De sfeer was merkwaardig benauwend. Riley wilde het niet toegeven, maar het deed haar aan haar eigen huis denken.

Marie had een lichte lunch klaarstaan op de eetkamertafel, en zij en Riley gingen zitten. Er hing een pijnlijke stilte. Riley voelde dat ze zweette en ze wist niet waarom. Nu ze Marie zag, kwam het allemaal weer terug.

“Nou... Hoe voelde het?” vroeg Marie voorzichtig. “Om naar buiten te gaan?”

Riley glimlachte. Marie wist beter dan wie dan ook hoeveel moeite de rit van vandaag haar had gekost. “Redelijk goed,” zei Riley. “Behóórlijk goed, eigenlijk. Ik had maar één slecht moment.”

Marie knikte. Het was duidelijk dat ze het begreep. “Nou, je hebt het gedaan,” zei Marie. “En dat was moedig.”

Moedig, dacht Riley. Zo zou ze zichzelf niet omschreven hebben. Misschien ooit, toen ze nog actief als agent aan het werk was. Zou ze zichzelf ooit weer zo omschrijven?

“En jij?” vroeg Riley. “Hoe vaak kom jij buiten?”

Marie werd stil.

“Je komt helemaal je huis niet uit, hè?” vroeg Riley.

Marie schudde haar hoofd.

Riley reikte naar voren en pakte meelevend haar pols vast. “Marie, je moet het proberen,” drong ze aan. “Als je op deze manier binnen blijft, is het net alsof hij je nog steeds gevangenhoudt.”

Er kwam een snik uit Maries keel.

“Het spijt me,” zei Riley.

“Het geeft niet. Je hebt gelijk.”

Riley keek naar Marie terwijl ze een tijdje zwijgend aten. Ze wilde graag denken dat het goed ging met Marie, maar ze moest toegeven dat ze er verontrustend kwetsbaar uitzag. Hierdoor vreesde ze ook voor zichzelf: zag zij er ook zo slecht uit?

Riley vroeg zich af of het goed was voor Marie dat ze alleen woonde. Zou het beter met haar gaan als ze een man of vriend had? Toen vroeg ze zich dat ook over zichzelf af. Maar ze wist dat het antwoord waarschijnlijk nee was voor hen beiden. Ze waren allebei emotioneel niet in staat om een langdurige relatie te onderhouden. Het zou alleen maar een tijdelijk steuntje in de rug zijn.

“Heb ik je eigenlijk ooit bedankt?” vroeg Marie na een tijdje, waarmee ze de stilte verbrak.

Riley glimlachte. Ze wist heel goed dat Marie doelde op het feit dat ze haar gered had. “Heel vaak,” zei Riley. “En dat is niet nodig. Echt.”

Marie prikte met een vork in haar eten. “Heb ik ooit gezegd dat het me spijt?”

Riley was verrast. “Spijt? Hoezo?”

Marie sprak moeizaam. “Als je mij daar niet uit had gehaald, zou jij niet gepakt zijn.”

Riley kneep zachtjes in de hand van Marie. “Marie, ik deed gewoon mijn werk. Je mag je niet schuldig voelen over iets wat niet jouw fout was. Je hebt al genoeg om te verwerken.”

Marie knikte bevestigend. “Alleen al uit bed komen is iedere dag een uitdaging,” gaf ze toe. “Ik denk dat je wel gezien hebt dat ik alles donker hou. Fel licht doet me aan die gasbrander van hem denken. Ik kan niet eens televisie kijken, of naar muziek luisteren. Ik ben bang dat iets me besluipt en ik het niet hoor. Ik raak van elk geluid in paniek.” Marie begon nu stilletjes te snikken. “Ik zal de wereld nooit meer hetzelfde zien. Nooit meer. Er is zoveel kwaad, overal om ons heen. Ik had er geen idee van. Mensen zijn tot zulke afschuwelijke dingen in staat. Ik weet niet hoe ik ooit weer mensen zal vertrouwen.”

Terwijl Marie huilde, wilde Riley haar geruststellen, haar vertellen dat ze ernaast zat. Maar een deel van Riley was er niet zeker van of dat wel zo was.

Uiteindelijk keek Marie haar aan. “Waarom ben je vandaag hierheen gekomen?” vroeg ze op de man af.

Riley werd door haar directheid overrompeld, en door het feit dat ze het eigenlijk zelf niet echt wist. “Ik weet niet,” zei ze. “Ik wilde je gewoon opzoeken. Kijken hoe het met je gaat.”

“Er is nog iets,” zei Marie, en ze kneep haar ogen samen met een griezelige waarneming.

Misschien had ze gelijk, dacht Riley. Riley dacht aan het bezoekje van Bill en ze besefte dat ze hier inderdaad vanwege de nieuwe zaak was gekomen. Wat wilde ze van Marie? Advies? Toestemming? Aanmoediging? Geruststelling? Een deel van haar wilde dat Marie tegen haar zei dat ze gek was. Dan hoefde ze niets te doen en kon ze Bill vergeten. Maar misschien was er een ander deel van haar dat wilde dat Marie haar zou aansporen om het te doen.

Riley zuchtte. “Er is een nieuwe zaak,” zei ze. “Nou ja, niet een níéuwe zaak. Maar een oude zaak die nooit is opgelost.”

Marie’s uitdrukking werd gespannen en ernstig.

Riley slikte.

“En je komt vragen of je het moet doen?” vroeg Marie.

Riley haalde haar schouders op. Maar ze keek ook op en zocht in de ogen van Marie naar geruststelling, aanmoediging. En op dat ogenblik besefte ze dat dat precies was wat ze hier hoopte te vinden.

Maar tot haar teleurstelling liet Marie haar blik zakken en schudde ze langzaam haar hoofd. Riley bleef op antwoord wachten, maar in plaats daarvan volgde er een eindeloze stilte. Riley voelde dat er een specifieke angst in Marie rondwaarde.

In de stilte keek Riley het appartement rond en haar blik viel op de huistelefoon van Marie. Ze was verbaasd toen ze zag dat deze niet aangesloten was. “Wat is er met je telefoon?” vroeg Riley.

Marie keek nu beslist getroffen en Riley wist dat ze een echte zenuw geraakt had.

“Hij blijft me bellen,” fluisterde Marie bijna onhoorbaar.

“Wie?”

“Peterson.”

Rileys hart zat in haar keel. “Peterson is dood,” antwoordde ze met trillende stem. “Ik heb de boel daar in brand gestoken. Ze hebben zijn lichaam gevonden.”

Marie schudde haar hoofd. “Degene die ze vonden had iedereen wel kunnen zijn. Het was hem niet.”

Riley werd overspoeld door een golf van paniek. Haar eigen ergste angsten kwamen weer aan de oppervlakte. “Iedereen zei dat hij het was,” zei Riley.

“En jij gelooft dat echt?”

Riley wist niet wat ze moest zeggen. Het was niet het juiste moment om haar eigen angsten aan Marie toe te vertrouwen. Tenslotte had Marie waarschijnlijk waanvoorstellingen. Maar hoe kon Riley haar overtuigen van iets wat ze zelf niet helemaal geloofde?

“Hij blijft bellen,” zei Marie weer. “Hij belt en ademt en hangt op. Ik weet dat hij het is. Hij leeft. Hij stalkt me nog steeds.”

Riley voelde een koude, griezelige angst. “Het is waarschijnlijk gewoon een of andere hijger,” zei ze, terwijl ze deed alsof ze kalm was. “Maar ik kan vragen of het Bureau het uitzoekt. Ik kan ervoor zorgen dat ze een surveillanceauto sturen als je bang bent. Ze kunnen de telefoontjes traceren.”

“Nee!” zei Marie scherp. “Nee!”

Riley staarde haar verward aan. “Waarom niet?” vroeg ze.

“Ik wil hem niet kwaad maken,” fluisterde Marie.

Riley was overdonderd en voelde een paniekaanval opkomen. Ze besefte plotseling dat het helemaal geen goed idee was geweest om hier te komen. Sterker nog, ze voelde zich slechter dan eerst. Ze wist dat ze geen moment langer in deze beklemmende eetkamer kon zitten. “Ik moet gaan,” zei Riley. “Het spijt me. Mijn dochter wacht.”

Plotseling greep Marie met verrassend veel kracht Rileys pols vast. Haar nagels begroeven zich in Rileys huid.

Ze staarde terug, met zoveel intensiteit in haar ijzig blauwe ogen dat het Riley beangstigde. Die achtervolgende blik brandde zich diep in haar ziel.

“Neem die zaak aan,” drong Marie aan.

Riley zag in haar ogen dat Marie de nieuwe zaak en Peterson door elkaar haalde, ze voegde ze samen tot één.

“Zorg dat je die klootzak vindt,” voegde ze eraan toe. “En dood hem voor mij.”

Eens Weg

Подняться наверх