Читать книгу Eens Weg - Блейк Пирс - Страница 13
Hoofdstuk 7
ОглавлениеBill was omgeven door een zee van blauwe ogen, maar ze waren niet echt. Normaal had hij geen last van nachtmerries over zijn zaken, en dat had hij nu ook niet, maar het voelde wel zo. Hier, midden in de poppenwinkel, waren er gewoon overal kleine blauwe ogen, allemaal wagenwijd open, fonkelend en alert.
De kleine robijnrode lippen van de poppen, de meeste glimlachend, waren ook verontrustend. Net als al het zorgvuldig gekamde nephaar, stijf en bewegingloos. Terwijl hij al deze details in zich opnam, vroeg hij zich af hoe hij de bedoeling van de moordenaar gemist kon hebben: om zijn slachtoffers er zo goed mogelijk als poppen uit te laten zien. Riley was ervoor nodig geweest om dat verband te leggen. Goddank is ze terug, dacht hij.
Toch kon Bill er niets aan doen dat hij zich zorgen maakte over haar. Bij Mosby Park was hij verblind geweest door haar briljante werk. Maar achteraf, toen hij haar naar huis bracht, had ze er uitgeput en ontmoedigd uitgezien. Gedurende de hele rit had ze nauwelijks een woord gezegd. Misschien was het te veel voor haar geweest.
Toch wilde Bill dat Riley hier nu was. Ze had besloten dat het beter was om hun team op te splitsen, zodat ze sneller te werk konden gaan. Hij kon daar niet tegenin gaan. Ze had gevraagd of hij de poppenwinkels in de regio op zich wilde nemen, terwijl zij terug zou gaan naar de plaats delict van zes maanden geleden.
Bill keek om zich heen. Hij voelde zich overweldigd en vroeg zich af wat Riley van deze poppenwinkel zou vinden. Het was de meest stijlvolle die hij vandaag bezocht had. Hier aan de rand van de ringweg kreeg de winkel waarschijnlijk veel deftige klanten uit de rijke noordelijke gebieden van Virginia.
Hij snuffelde wat rond. Zijn aandacht werd getrokken door een kleine meisjespop. Met haar glimlach en bleke huid deed ze hem aan het laatste slachtoffer denken. Hoewel ze gekleed was in een roze jurk met een heleboel kant op de kraag, manchetten en zomen, zat ze ook in een verontrustend vergelijkbare positie.
Plotseling hoorde Bill een stem van rechts komen.
“Ik denk dat u op de verkeerde afdeling bent.”
Bill draaide zich om en zag een gezet, klein vrouwtje met een warme glimlach voor zijn neus staan. Er was iets aan haar wat hem vertelde dat zij hier de leiding had. “Waarom denkt u dat?” vroeg hij.
De vrouw grinnikte. “Omdat u geen dochters hebt. Ik herken een man die geen dochters heeft van een kilometer afstand. Vraag me niet hoe, het zal wel intuïtie zijn, denk ik.”
Bill was verbijsterd door haar pienterheid en diep onder de indruk.
Ze stak haar hand naar Bill uit. “Ruth Behnke,” zei ze.
Bill schudde haar hand. “Bill Jeffreys. U bent de eigenaar van deze winkel?”
Ze grinnikte nogmaals. “Ik zie dat u ook intuïtie hebt,” zei ze. “Aangenaam kennis te maken. Maar u hebt wél zonen, toch? Drie jongens, denk ik.”
Bill glimlachte. Haar intuïtie was echt heel scherp. Bill dacht dat zij en Riley het wel goed met elkaar zouden kunnen vinden. “Twee,” antwoordde hij. “Maar u zat er verdomd dichtbij.”
“Hoe oud?” vroeg ze.
“Acht en tien.”
Ze keek rond. “Ik denk niet dat ik hier veel voor ze heb. O, wacht even, ik heb een paar eigenaardige speelgoedsoldaten in het volgende gangpad staan. Maar dat vinden jongens niet meer leuk, of wel? Tegenwoordig is het alleen maar videogames. En nog gewelddadige ook.”
“Ik ben bang van wel.”
Ze bekeek hem aandachtig. “U bent hier niet om een pop te kopen, hè?” vroeg ze.
Bill glimlachte en schudde zijn hoofd. “U bent echt goed,” antwoordde hij.
“Bent u soms een politieagent?” vroeg ze.
Bill lachte stilletjes en pakte zijn penning tevoorschijn. “Niet helemaal, maar een goede gok.”
“O, jeetje!” zei ze bezorgd. “Wat doet de FBI in mijn kleine winkeltje? Sta ik soms op een of andere lijst?”
“In zekere zin,” zei Bill. “Maar u hoeft zich nergens zorgen om te maken. Uw winkel kwam naar voren in onze zoektocht naar lokale winkels die antieke en verzamelpoppen verkopen.”
Eigenlijk wist Bill niet precies wáár hij naar zocht. Riley had voorgesteld om een paar van deze plekken na te gaan, ervan uitgaand dat de moordenaar ze regelmatig bezocht, of in elk geval één keer bezocht had. Hij wist niet wat ze verwachtte. Dacht ze dat de moordenaar hier zelf zou zijn? Of dat een van de medewerkers de moordenaar ontmoet had?
Dat betwijfelde hij. En zelfs als dat wel zo was, dacht hij niet dat ze hem als een moordenaar herkend hadden. Waarschijnlijk waren alle mannen die hier kwamen, áls dat al gebeurde, griezels.
Het was waarschijnlijker dat Riley probeerde om hem meer inzicht in de geest van de moordenaar te geven, in de manier waarop hij naar de wereld keek. Als dat zo was, dan zou Bill haar teleur moeten stellen. Hij had simpelweg niet haar brein of haar talent om zo gemakkelijk in het hoofd van moordenaars binnen te wandelen.
Het leek hem dat ze echt aan het gissen was. Er waren tientallen poppenwinkels binnen het bereik waarin ze zochten. Hij dacht dat het beter was als de forensisch rechercheurs gewoon de poppenmakers zouden natrekken. Hoewel, dat had tot nu toe niets opgeleverd.
“Ik zou willen vragen om wat voor zaak dit gaat,” zei Ruth, “maar dat kan ik beter niet doen.”
“Nee,” zei Bill, “dat kunt u beter niet doen.”
Niet dat de zaak nog een geheim was; niet nadat de mensen van senator Newbrough er een een persbericht over hadden verstuurd. De media stonden vol met het nieuws. Zoals gewoonlijk werd het Bureau nu overstelpt met een stortvloed aan foute tips, en internet liep over van de vreemde theorieën. Het hele gebeuren was een behoorlijke last geworden.
Maar waarom zou hij dat aan deze vrouw vertellen? Ze leek zo aardig en haar winkel zo deugdzaam en onschuldig, dus Bill wilde haar niet overstuur maken met iets zo macabers en schokkends als een seriemoordenaar met een obsessie voor poppen.
Maar er was wel één ding wat hij wilde weten. “Vertelt u mij eens,” zei Bill. “Hoeveel verkoopt u aan volwassenen; ik bedoel volwassenen zonder kinderen?”
“O, dat zijn veruit mijn meeste verkopen. Aan verzamelaars.”
Bill was geboeid. Dat zou hij nooit hebben geraden. “Waarom denkt u dat?” vroeg hij.
De vrouw glimlachte een vreemde, afstandelijke glimlach en antwoordde op vriendelijke toon: “Omdat mensen sterven, Bill Jeffreys.”
Nu was Bill echt geschrokken. “Pardon?” zei hij.
“Naarmate we ouder worden, verliezen we mensen. Onze vrienden en geliefden sterven. We rouwen. Poppen laten de tijd voor ons stilstaan. Ze zorgen ervoor dat we ons verdriet vergeten. Ze troosten en steunen ons. Kijk maar om je heen. Sommige poppen zijn ruim een eeuw oud en sommige zijn bijna nieuw. Bij sommige kun je het verschil niet eens zien. Ze zijn tijdloos.”
Bill keek om zich heen. Hij kreeg een griezelig gevoel door al die eeuwenoude ogen die naar hem staarden, en hij vroeg zich af hoeveel mensen deze poppen overleefd hadden. Hij dacht aan wat ze gezien hadden: de liefde, de woede, de haat, het verdriet, het geweld. En toch bleven ze met dezelfde lege uitdrukking terug staren.
Hij begreep het niet. Mensen hóren ouder te worden, dacht hij. Ze moesten oud en gerimpeld en grijs worden, zoals hij, met alle duisternis en afschuw in de wereld. Met alles wat hij gezien had, zou het een zonde zijn, dacht hij, als hij er nog steeds hetzelfde uit had gezien. De plaatsen delict hadden een diepe indruk op hem gemaakt en ervoor gezorgd dat hij niet meer jong wilde blijven.
“Ze zijn ook... niet levend,” zei Bill ten slotte.
Haar glimlach werd bitterzoet, bijna medelijdend. “Is dat echt zo, Bill? De meeste van mijn klanten denken daar anders over. Ik weet niet eens of ík er ook zo over denk.”
Er viel een merkwaardige stilte. De vrouw verbrak die met een grinnik. Ze gaf Bill een kleurrijk kleine folder met allemaal plaatjes van poppen. “Toevallig ga ik binnenkort naar een bijeenkomst in D.C. Misschien wilt u er ook wel naartoe. Misschien geeft het u ideeën voor waar u dan ook naar op zoek bent.”
Bill bedankte haar en liep de winkel uit, dankbaar voor de tip over de bijeenkomst. Hij hoopte dat Riley met hem mee wilde gaan. Bill herinnerde zich dat ze deze middag senator Newbrough en zijn vrouw ging ondervragen. Dat was een belangrijke afspraak; niet alleen omdat de senator misschien wel goede informatie kon hebben, maar ook vanwege diplomatieke redenen. Newbrough regelde heel veel voor het Bureau. Riley was precies de juiste agent die hem moest overtuigen van het feit dat ze alles deden wat ze konden.
Maar zal ze echt komen opdagen? vroeg Bill zich af. Het was heel raar dat hij daar niet zeker van kon zijn. Tot zes maanden geleden was Riley het enige betrouwbare in zijn leven geweest. Hij had haar altijd voor de volle honderd procent vertrouwd. Maar haar zichtbare pijn baarde hem zorgen.
Bovendien miste hij haar. Hoe intimiderend haar razendsnelle brein soms ook kon zijn, hij had haar nodig op een zaak als deze. Gedurende de laatste zes weken was het ook tot hem doorgedrongen dat hij haar vriendschap nodig had.
Of was het diep vanbinnen toch meer dan dat?