Читать книгу Eens weggekwijnd - Блейк Пирс - Страница 8

HOOFDSTUK TWEE

Оглавление

Riley werd de volgende morgen wakker met een hart vol bezorgdheid. Dit zou de eerste dag van Jilly’s leven bij haar thuis zijn. Ze hadden veel te doen vandaag en Riley hoopte dat er geen problemen in petto waren.

Ze had zich gisteravond gerealiseerd dat Jilly’s overgang naar haar nieuwe leven voor hun allemaal hard werken zou worden. Maar April was bijgesprongen en had Jilly geholpen om haar draai te vinden. Ze hadden kleren uitgekozen die Jilly vandaag kon dragen. Deze kwamen niet uit de schamele boodschappentas waarin ze al haar bezittingen had meegenomen, maar uit een stapel nieuwe kleding die Riley en April voor haar hadden gekocht.

Uiteindelijk waren Jilly en April naar bed gegaan.

Riley was dat ook, maar ze had onrustig en woelig geslapen.

Nu stond ze op, kleedde ze zich aan, en liep ze recht naar de keuken, waar April Gabriela hielp bij het maken van het ontbijt.

“Waar is Jilly?” vroeg Riley.

“Ze is nog niet uit bed,” zei April.

Riley’s zorgen liepen op.

Ze liep naar onderaan de trap en riep, “Jilly, tijd om op te staan.”

Er kwam geen antwoord. Een golf van paniek spoelde over haar heen. Was Jilly ’s nachts weggelopen?

“Jilly, hoor je me?” riep ze. “We moeten je vanmorgen op school inschrijven.”

“Ik kom eraan,” riep Jilly terug.

Riley zuchtte van opluchting. Jilly klonk chagrijnig, maar ze was tenminste hier en ze werkte mee.

Die chagrijnige toon had Riley de afgelopen jaren vaak bij April gehoord. April leek er nu overheen te zijn, maar soms viel ze er nog in terug. Riley vroeg zich af of ze het aankon om nog een tiener op te voeden.

Op dat moment klopte iemand op de voordeur. Riley deed open en zag haar buurman uit het rijtjeshuis naast haar, Blaine Hildreth, staan.

Riley was verbaasd om hem te zien, maar wel blij. Hij was een paar jaar jonger dan zij, en was een charmante en aantrekkelijke man die een chic restaurant in het centrum had. Eerlijk gezegd voelde ze zich onmiskenbaar tot hem aangetrokken, wat de mogelijke verzoening met Ryan lastiger maakte. Maar bovenal was Blaine een geweldige buurman en waren hun dochters beste vriendinnen.

“Hoi, Riley,” zei hij. “Ik hoop dat het niet te vroeg is.”

“Helemaal niet,” zei Riley. “Wat is er aan de hand?”

Blaine haalde met een nogal droevige glimlach zijn schouders op.

“Ik wilde even afscheid komen nemen,” zei hij.

Riley’s mond viel open van verbazing.

“Wat bedoel je?” vroeg ze.

Hij aarzelde even, en voordat hij antwoord kon geven zag Riley de enorme vrachtwagen die voor zijn huis geparkeerd stond. Verhuizers droegen meubilair vanuit Blaine’s huis de vrachtwagen in.

Riley snakte naar adem.

“Je gaat verhuizen?” vroeg ze.

“Het leek een goed idee,” zei Blaine.

Riley gooide er bijna uit, “Waarom?”

Maar het was overduidelijk waarom. Het was gebleken dat het gevaarlijk en beangstigend was om naast Riley te wonen, zowel voor Blaine als voor zijn dochter. Het verband dat nog op zijn gezicht zat was hier een wrede herinnering aan. Blaine was ernstig gewond geraakt toen hij April had proberen te beschermen voor een aanval van een moordenaar.

“Het is niet wat je waarschijnlijk denkt,” zei Blaine.

Maar Riley kon aan zijn gezichtsuitdrukking zien dat het precies was wat ze dacht.

Hij vervolgde, “Het werd duidelijk dat dit huis gewoon niet handig is. Het is te ver weg van het restaurant. Ik heb een mooi huis gevonden dat veel dichterbij is. Ik weet zeker dat je het zult begrijpen.”

Riley voelde zich te verward en overstuur om antwoord te geven. Herinneringen aan het hele vreselijke gebeuren stroomden haar hoofd weer in.

Ze was in het noorden van de staat New York aan het werk geweest toen ze had gehoord dat een meedogenloze moordenaar op vrije voet was. Zijn naam was Orin Rhodes. Zestien jaar eerder had Riley zijn vriendin in een vuurgevecht gedood en hem naar de gevangenis gestuurd. Toen Rhodes eindelijk werd vrijgelaten uit Sing Sing, was hij vastbesloten om wraak te nemen op Riley en op iedereen die haar dierbaar was.

Voordat Riley thuis kon komen, was Rhodes haar huis binnengedrongen en had hij zowel April als Gabriela aangevallen. In het huis ernaast had Blaine het gevecht gehoord, en hij was gekomen om te helpen. Hij had waarschijnlijk Aprils leven gered, maar was daarbij wel ernstig gewond geraakt.

Riley had hem twee keer in het ziekenhuis gezien. De eerste keer was hartverscheurend geweest. Hij was bewusteloos door zijn verwondingen, had in iedere arm een infuus en lag aan een zuurstofmasker. Riley had zichzelf verbitterd de schuld gegeven voor wat er met hem was gebeurd.

Maar de keer erna dat ze hem zag was wat hartverwarmender geweest. Hij was alert en vrolijk, en maakte trots wat grapjes over zijn overmoedigheid.

Ze herinnerde ze zich vooral wat hij toen tegen haar gezegd had:

“Er is niet veel wat ik niet zou doen voor jou en April.”

Hij was duidelijk van gedachten veranderd. Het gevaar van naast Riley wonen was hem te veel geworden en nu ging hij weg. Ze wist niet of ze zich gekwetst of schuldig moest voelen. Ze voelde zich in ieder geval teleurgesteld.

Riley’s gedachten werden onderbroken door Aprils stem achter haar.

“O mijn god! Blaine, gaan jij en Crystal verhuizen? Is Crystal er nog?”

Blaine knikte.

“Ik moet afscheid gaan nemen,” zei April.

April rende de deur uit, richting het buurhuis.

Riley worstelde nog steeds met haar emoties.

“Het spijt me,” zei ze.

“Wat spijt je?” vroeg Blaine.

“Je weet wel wat.”

Blaine knikte. “Het was niet jouw schuld, Riley,” zei hij met een kalme stem.

Riley en Blaine stonden elkaar even aan te kijken. Uiteindelijk forceerde Blaine een glimlach.

“Hé, we gaan de stad niet uit hoor,” zei hij. “We kunnen afspreken wanneer we maar willen. En de meiden ook. En ze zitten nog steeds op dezelfde school. Het zal zijn alsof er niks veranderd is.”

Een bittere smaak vormde zich in Riley’s mond.

Dat is niet waar, dacht ze. Alles is veranderd.

De teleurstelling maakte nu plaats voor woede. Riley wist dat ze zich niet boos moest voelen. Daar had ze geen recht toe. Ze wist niet eens waarom ze zich zo voelde. Ze wist alleen maar dat ze er niks aan kon doen.

En wat moesten ze nu dan doen?

Knuffelen? Elkaar de hand schudden?

Ze voelde aan dat Blaine diezelfde ongemakkelijkheid en besluiteloosheid voelde.

Uiteindelijk zeiden ze elkaar zakelijk gedag. Blaine ging terug naar zijn huis, en Riley ging terug naar binnen. In de keuken zag ze dat Jilly aan het ontbijten was. Gabriela had Riley’s ontbijt op tafel gezet, dus ze ging zitten om met Jilly te eten.

“Heb je zin in vandaag?”

Riley had de vraag al gesteld voordat ze kon beseffen hoe stom en onnozel deze klonk.

“Ik denk het,” zei Jilly, die met een vork in haar pannenkoeken prikte. Ze keek niet eens van haar bord omhoog naar Riley.

*

Even later liepen Riley en Jilly door de ingang van de Brody Middle School. Het was een mooi gebouw met felgekleurde kluisjes aan weerszijden van het gangpad en kunst gemaakt door leerlingen aan de muren.

Een vriendelijke en beleefde leerlinge bood aan om te helpen en wees ze naar het kantoorgedeelte. Riley bedankte haar en liep het gangpad af, met in haar ene hand Jilly’s inschrijfformulieren stevig vastgegrepen en in haar andere hand Jilly’s hand.

Ze hadden Jilly eerder vanochtend ingeschreven bij het centrale schoolkantoor. Ze hadden de spullen die de kinderbescherming uit Phoenix had verzameld meegenomen. Bewijzen van vaccinaties, schoolrapporten, Jilly’s geboortecertificaat, en een verklaring dat Riley Jilly’s voogd was. Jilly’s vader had de voogdij over haar verloren, al had hij wel gedreigd om in hoger beroep te gaan. Riley wist dat de weg naar het afronden en wettelijk maken van adoptie niet snel of makkelijk zou zijn.

Jilly kneep Riley’s hand stevig vast. Riley voelde dat het meisje zich helemaal niet op haar gemak voelde. Het was niet moeilijk om zich voor te stellen waarom. Hoewel het leven in Phoenix erg zwaar voor haar was geweest, was het wel de enige plek die ze kende.

“Waarom kan ik niet met April naar school?” vroeg Jilly.

“Volgend jaar zitten jullie op dezelfde school,” zei Riley. “Je moet eerst de brugklas afmaken.”

Ze vonden het hoofdkantoor en Riley liet de papieren aan de receptionist zien.

“We willen iemand spreken om Jilly bij deze school aan te melden,” zei Riley.

“Jullie moeten naar de studiebegeleider,” zei de receptionist glimlachend. “Loop maar mee.”

We kunnen allebei wel wat begeleiding gebruiken, dacht Riley.

De studiebegeleider was een vrouw van in de dertig met een krullende bruine haardos. Haar naam was Wanda Lewis, en haar glimlach was zo warm als maar kon. Riley dacht dat ze echt van hulp kon zijn. Een vrouw met deze baan had vast wel met meer leerlingen met onstuimige achtergronden gewerkt.

Mevrouw Lewis gaf ze een rondleiding door de school. De bibliotheek was netjes en geordend en stond vol met zowel computers als boeken. In de gymzaal waren meisjes vrolijk een potje basketbal aan het spelen. De kantine was schoon en levendig. Riley vond alles er werkelijk prachtig uitzien.

Tijdens de rondleiding stelde mevrouw Lewis vrolijk veel vragen aan Jilly over waar ze eerder naar school was geweest, en over haar interesses. Maar Jilly gaf amper antwoord op de vragen van mevrouw Lewis en stelde er zelf geen. Haar nieuwsgierigheid leek een beetje gewekt te worden toen ze bij het kunstlokaal kwamen. Maar zodra ze weer verder gingen, werd ze weer stil en teruggetrokken.

Riley vroeg zich af wat er in het hoofd van het meisje omging. Ze wist dat ze de afgelopen jaren slechte cijfers had gehaald, maar ze had eerder juist goede rapporten gehad. Eerlijk gezegd wist Riley bijna niks over Jilly’s schoolverleden.

Misschien haatte ze school wel.

Een nieuwe school, waar Jilly helemaal niemand kende, zou vast intimiderend zijn. En het zou natuurlijk niet makkelijk worden om haar achterstand bij te halen, aangezien het semester nog maar een paar weken te gaan had.

Aan het einde van de rondleiding wist Riley Jilly over te halen om mevrouw Lewis te bedanken. Ze spraken af dat Jilly morgen zou beginnen. Toen liepen Riley en Jilly naar buiten, de bijtende kou van januari in. Er lag nog een dun laagje sneeuw van gisteren op de parkeerplaats.

“Dus, wat vind je van je nieuwe school?” vroeg Riley.

“Gaat wel,” zei Jilly.

Riley wist niet of Jilly nukkig was of dat ze overdonderd was door alle veranderingen waar ze mee om moest gaan. Terwijl ze dichterbij de auto kwamen, zag ze dat Jilly hard aan het rillen en klappertanden was. Ze droeg een dikke jas van April, maar ze leek echt last te hebben van de kou.

Ze stapten de auto in en Riley zette de auto op contact en zette de verwarming aan. Zelfs toen de auto opwarmde, bleef Jilly rillen.

Riley liet de auto geparkeerd staan. Het was tijd om uit te vinden wat er aan de hand was met dit kind onder haar hoede.

“Wat is er?” vroeg ze. “Is er iets met de school wat je overstuur maakt?”

“Het is niet de school,” zei Jilly, van wie de stem nu trilde. “Het is de kou.”

“Het zal wel niet zo koud worden in Phoenix,” zei Riley. “Dit zal wel vreemd voor je zijn.”

Jilly’s ogen vulden zich met tranen.

“Het wordt soms wel koud,” zei ze. “Vooral ’s nachts.”

“Vertel me alsjeblieft wat er aan de hand is,” zei Riley.

Tranen begonnen over Jilly’s wangen naar beneden te stromen. Ze sprak met een zachte, gesmoorde stem.

“De kou doet me denken aan...”

Jilly viel stil. Riley wachtte geduldig tot ze verder zou praten.

“Mijn vader gaf me altijd overal de schuld van,” zei Jilly. “Hij gaf mij de schuld dat mijn moeder was weggegaan, en mijn broer, en hij vond het zelfs mijn schuld dat hij steeds ontslagen werd. Alles wat er mis ging was altijd mijn fout.”

Jilly snikte nu stilletjes.

“Ga verder,” zei Riley.

“Op een avond zei hij dat hij me weg wilde hebben,” zei Jilly. “Hij zei dat ik een dood gewicht was, dat ik hem tegenhield, en dat hij genoeg van me had en helemaal klaar met me was. Hij schopte me het huis uit. Hij deed de deuren op slot en ik kon niet terug naar binnen.”

Jilly slikte hard bij de herinnering.

“Ik heb het nog nooit in mijn leven zo koud gehad,” zei ze. “Zelfs niet nu, met dit weer. Ik vond een grote afvoerbuis in een greppel, en die was groot genoeg om in te kruipen, dus dat is waar ik die nacht doorbracht. Het was zo eng. Soms liepen mensen vlakbij me, maar ik wilde niet dat ze me zouden vinden. Ze klonken niet als mensen die me zouden helpen.”

Riley sloot haar ogen en stelde zich het meisje verstopt in de afvoerbuis voor. Ze fluisterde, “En wat gebeurde er toen?”

Jilly vervolgde, “Ik ben gewoon ineengedoken de hele nacht blijven zitten. Ik heb niet echt geslapen. De volgende ochtend ging ik terug naar huis en klopte ik op de deuren, riep ik naar Pappa en smeekte ik hem om me binnen te laten. Hij negeerde me, alsof ik er niet eens was. Toen ben ik naar de vrachtwagenparkeerplaats gegaan. Daar was het warm, en er was eten. Sommige vrouwen daar waren aardig tegen me, dus ik besloot om maar te doen wat nodig was om daar te blijven. En die nacht vond jij mij.”

Jilly werd kalmer naarmate ze meer vertelde. Ze leek opgelucht om het eindelijk te delen. Maar nu was het Riley die huilde. Ze kon bijna niet geloven wat dit arme meisje had doorgemaakt. Ze sloeg haar arm om Jilly heen en knuffelde haar stevig.

“Nooit meer,” zei Riley tussen haar snikken door. “Jilly, ik beloof je, je zult je nooit meer zo voelen.”

Het was een enorme belofte, en Riley voelde zichzelf nu klein, zwak, en breekbaar. Ze hoopte maar dat ze hem zou kunnen houden.

Eens weggekwijnd

Подняться наверх