Читать книгу Doodgebloed - Блейк Пирс - Страница 12
HOOFDSTUK NEGEN
ОглавлениеVanaf het moment dat ze Genna’s, de oude, kleine kroeg achter de universiteit, binnenstapte, voelde Adele de felle blik een gat in haar wang branden. Adele bekeek de drukke ruimte, en de vele lage krukjes die aan de ronde tafeltjes stonden. Het meubilair was verspreid over wat leek op een dansvloer die was omgebouwd tot een zitgedeelte voor een verhoogd podium aan de achterkant.
Adele voelde nog steeds hoe Sophie Buissons blik de benauwde ruimte vanaf de andere kant van de groezelige kamer doorboorde.
Adele weigerde in eerste instantie in die richting te kijken. Ze hield haar hoofd omhoog en manoeuvreerde met stevige bewegingen voorbij de tafels en goedkope aluminium stoelen.
Naast haar slenterde Jean voort, zijn humeur nog zuurder nadat ze op weg naar het gesprek met Marions vrienden driemaal voor een rood verkeerslicht kwamen te staan.
"Komen ze hier vaak?" vroeg Adele zachtjes, terwijl ze haar ogen strak voor zich uit gericht hield.
Jean gromde.
"Je zei dat ze hier waren toen Marion stierf. Is dat geverifieerd?"
De enorm lange agent gromde weer, maar zuchtte toen door zijn neus alsof hij zich realiseerde dat deze reactie het tij van vragen niet zou bedwingen. Zijn stem kraakte alsof zijn keel in roest was gesmeerd toen hij zei: "Ze komen hier na hun werk langs."
"En waarom ondervragen we ze hier?"
Jean trok een wenkbrauw op en keek naar zijn kleinere partner. "Agent Buisson zei dat ze dan wat meer ontspannen zouden blijven. Je zou liever hebben dat we ze naar verhoorkamers brengen, hmm? Wat Amerikaans toch van je."
Adele schudde haar hoofd en keek weer naar waar de kleine groep aan de andere kant van de bar zat.
Het deed haar denken aan haar oude studententijd, waar ze overigens niet veel vrolijker van werd. Om vrienden te hebben had je wortels nodig. En wortels vereisten dat iemand langer dan een luttele seconde op dezelfde plek bleef. Adele was nooit heel goed geweest in het zich ergens vestigen. Het was haar nooit aangeleerd. Zodra ze de universiteit verliet behoorde het opbouwen van vriendschappen tot de verleden tijd. Agent Lee van het hoofdkantoor was misschien de enige vriend die ze had; het was gemakkelijk om vriendschap te sluiten met een collega-workaholic.
Maar toen Adele zich eindelijk toestand een blik op de andere kant van de ruimte te werpen – de sfeer klopte niet helemaal overdag, met de meeste krukken en cabines leeg en het podium slechts als zitplaats dienend voor een paar klanten – zag ze een groep van vier jonge, aantrekkelijke Parijzenaren.