Читать книгу Doodgebloed - Блейк Пирс - Страница 7
HOOFDSTUK VIER
ОглавлениеSnelheidslimieten waren vaak meer een soort suggesties als er nieuwe sporen in een zaak waren. Toch deed Adele haar best om de dienders van San Francisco niet te veel van slag te maken – vooral niet zo vroeg op de dag. Hoe dichter ze bij het hart van de stad kwam, hoe langzamer het verkeer ging.
Gefrustreerd tikte ze met haar vingers tegen het stuur en schold de chauffeurs om haar heen stilletjes in haar hoofd uit. Terwijl ze uit het getinte raam van haar Ford-sedan keek, vroeg Adele zich af of Angus misschien toch gelijk had. Misschien was ze inderdaad getrouwd met de baan.
Een driedaagse vakantie – dat hadden ze haar beloofd. Toch was ze hier en haastte ze zich naar het werk zo gauw ze met hun vingers knipten en haar terugfloten. Wat een brave meid toch.
Adele klemde haar tanden op elkaar en duwde de gedachte uit haar hoofd. Het was geen goed idee om bij zulke dingen stil te staan. Zeker niet met wat er op het spel stond.
Wie had hij vermoord? Zouden ze nieuw bewijs kunnen vinden?
"Ik kom je pakken, klootzak," mompelde ze. "Dit keer pak ik je wel." Adele had jarenlang geprobeerd van het accent af te komen dat ze aan een leven in het buitenland had overgehouden. Maar als ze overstuur of boos werd, kwamen er sporen van haar afkomst buurten, en uitten zich in haar spraak. "Verdomme," mompelde ze, terwijl ze haar spraak vertraagde en de klinkers plat maakte. "Verdomme," herhaalde ze nauwkeuriger en voorzichtiger. Geen emotie. Geen accent. "Verdomme," een laatste keer. Uren zo doorgebracht voor een spiegel, hadden de herinneringen aan haar verleden bijna volledig uit haar spraak verjaagd.
Ze knikte tevreden, keek om en realiseerde zich dat de vrouw in de steeg naast haar haar raam naar beneden had en naar Adele staarde, haar geplukte wenkbrauwen hoog op haar met blubber ingespoten voorhoofd.
Schaapachtig rolde Adele haar eigen raam op. Ze glimlachte en zwaaide en staarde toen resoluut vooruit, de rest van de trage, trage rit. Ze stopte nog een keer vlak voordat ze het kantoor bereikte – ze reed door een Starbucks-drive-through en bestelde een grote zwarte koffie zonder suiker.
Een half uur later bereikte ze het privéterrein van het kantoor in San Francisco. De twee beveiligingslagen hadden geen problemen veroorzaakt toen ze eenmaal haar legitimatie had laten zien. Ze trok haar jas aan en controleerde de knopen nog een keer terwijl ze zich via de lift van de parkeerplaats naar het oostelijke deel van het gebouw haastte.
Een nieuwe rij metaaldetectoren en mannen in pakken met verveelde gezichten die naar muffe koffie en sigaretten roken, maakten uiteindelijk plaats voor een lange, beige gang.
"Agent Sharp," zei een van de oudere mannen, terwijl hij op een denkbeeldige pet in haar richting tikte, vanwaar hij op een driepotige kruk tussen de metaaldetectoren hurkte.
"Hé, Doug," begroette ze hem met een zwaai. Ze glimlachte naar de man en bewonderde zijn nette, gesteven kraag en glanzende schoenen. "Piekfijn als altijd."
Hij grinnikte, een zacht, schor geluid. Doug had ongeveer twintig jaar geleden in het veld gewerkt, maar enkele granaatscherven bij zijn laatste missie hadden hem tot het kantoor beperkt. Zijn onvermogen om promotie te maken had echter niets te maken met granaatscherven en alles te maken met een alomvattende minachting voor ambtspolitiek. Sommigen op kantoor vonden dat de liften een "Pas op voor Doug!"-teken konden gebruiken . Hij was zelden sympathiek tegen anderen, maar had op een of andere manier toch een zwak voor Adele gekregen dat niets te maken had met haar geslacht of haar uiterlijk. Ze schoof de zwarte, suikervrije koffie bovenop de röntgenmachine en liet de dampende vloeistof naast de met littekens bedekte hand van de beveiligingsbeambte achter – twee vingers ontbraken, ook dankzij de autobom die een einde had gemaakt aan zijn carrière.
"Precies zoals ik hem graag heb?"
"Dik en bitter met een beetje cafeïne," zei Adele, terwijl ze door de veiligheidscontrole liep en aan de andere kant haar koffertje pakte.
"Net als jij, Doug," zei een van de andere mannen ginnegappend.
"Bek houwe, gladjakker," antwoordde de bewaker. Zijn gezichtsuitdrukking werd zuur, maar hij draaide zich om zodat de andere man hem niet kon zien en knipoogde naar Adele, een twinkeling in zijn blik.
Ze rolde met haar ogen. "Soms vraag ik me af of ik je verpest. Cafeïne doodt – let op mijn woorden. Geef het vijftien jaar en de FDA zal ongetwijfeld…"
"Bla bla bla," zei Doug, en hij sloeg de koffie achterover, de halve kop leeg in twee slokken. "Voel je vrij om me zoveel te verpesten als je maar kan. Maar goed, laat je niet ophouden door ons oude knarren, kind. Jij hebt de glans."
Ze draaide zich om om weg te gaan met een afscheidszwaai, maar stopte toen met haar hiel half omhoog. "De glans?"
"In je ogen. Er is iets aan het broeien, of niet? Nee – vertel het me maar niet. Zo meteen stoot ik mijn hoofd.”
"Niet genoeg bevoegdheid. Ik snap het. Maar je hebt gelijk. Er is iets aan de hand. Ik zie jullie nog – Doug, Steve." Ze knikte om beurten naar beide mannen en haastte zich vervolgens door de beige gang. Haar schoenen tikten tegen de marmeren vloer en piepten om de paar stappen.
Ze ging de bocht om, voorbij een ouderwetse waterkoeler en wat potplanten en haastte zich vervolgens langs een rij kleine hokjes. Het vertrouwde geluid van beleefd gemompel terwijl mensen hun werk deden, telefoontjes beantwoordden, drukten, faxten, op hun toetsenborden tikten – dit alles vervulde haar met een misselijkmakend gevoel van angst. Er waren mensen bij de FBI die haar achter een bureau wilden hebben. De gedachte alleen al beangstigde haar meer dan welke kogel of zaak dan ook.
Ze bereikte een ondoorzichtige glazen deur achter een grote, rechthoekige pilaar, die de deur bijna volledig aan het zicht onttrok. Ze slikte en haar hand reikte naar het handvat. Even pauzeerde ze, luisterde en verzamelde haar gedachten. Wie was dit laatste slachtoffer? Waarom had hij een maand pauze genomen van het moorden? Ze had goed werk geleverd, maar hij was haar al eerder door de vingers geglipt. Dat moesten de bazen beseffen, toch?
Vanuit de kamer hoorde ze een zacht gemompel van stemmen – de ene zacht, gelijkmatig, en de andere wazig en verdund door het glas.
Ze draaide aan de hendel, klopte beleefd met de hand dat haar koffertje droeg en duwde de deur toen open, de kamer in.
Drie figuren wachtten op haar. Een zat bij het raam, een kalende man met een lange neus, die naar de straat beneden tuurde. Een andere man, groter dan gemiddeld met een sterke kaak en een pen achter één oor, zat aan een bureau en keek naar een groot tv-scherm van tweeënvijftig inch boven een vergadertafel.
De andere vrouw in de kamer zat ook, maar aan de rand van de tafel. Haar pantalon had een vlek, net boven de zak. Ze reageerden alle drie, inclusief het gezicht op de tv, op de binnenkomst van Adele.
"Sharp," zei de lange man met een knikje. "Fijn dat je er bent."
"Sam," zei ze en ze beantwoorde zijn begroeting. "Wat heb ik gemist? En wie is dat computerfiguurtje?"
"Sharp," zei de vrouw aan de tafel. Ze draaide zich een beetje om zodat ze naar de deur keek. Lee Grant was een van Adele's weinige vrienden op de afdeling, en hoewel ze haar toon professioneel hield, was er een lichte bezorgdheid achter haar blik. "Hoe was je vlucht?"
Adele haalde haar schouders op. "Lang, saai. Glibberige zakenadvocaat."
Grant rolde met haar ogen. "Zoals vanouds dus?"
Adele grinnikte zacht. "Daar komt het zo'n beetje op neer."
"Nou,' zei agent Lee, "we wachtten op jou om te beginnen. Dat computerfiguurtje, zoals jij hem noemt, is DGSI-directeur Thierry Foucault. Ik geloof dat jullie elkaar kennen."
Adele's wenkbrauwen trokken de persoonlijke ruimte van haar haarlijn binnen en ze liep om de tafel, legde haar aktentas neer en draaide zich om het scherm beter te kunnen zien. Een man met een haviksgezicht, dikke wenkbrauwen en nog dikkere jukbeenderen keek uit het scherm en zijn ogen gleden door de kamer. "Ik geloof niet dat we het genoegen hebben gehad," zei ze langzaam, haar hersens krakend om een herinnering aan het gezicht van de man op te roepen.
"De jongedame – dit is Sharp?" zei het gezicht op het scherm, nog steeds met een fronsende blik, hoewel Adele begon te vermoeden dat dit meer te maken had met de opstelling van zijn gelaatstrekken dan met zijn huidige humeur.
Adele gaf hem een klein knikje.
"Ik was nog op de ambassade toen je voor DGSI werkte." De luidsprekers knetterden even en Adele leunde naar voren om beter te kunnen horen. Even later werd het geluid beter, terwijl Foucault doorsprak. "Vier jaar? Vijf? Jammer dat je weg bent gegaan. Frankrijk kan een talent als jij altijd gebruiken."
Adele twijfelde er niet aan dat de leidinggevende haar dossier voor hem had liggen, maar ze glimlachte beleefd. "Het waren er vier. Ik heb veel geleerd in mijn functie in Parijs. Ik betwijfel of de FBI me zonder die ervaring had aangenomen."
"Dit is hoe het gaat, non?" zei Foucault, grijnzend door het scherm. "Frankrijk creëert de dingen die het meest worden gewaardeerd door Amerika, hmm. Het maakt niet uit… Ik – ik vroeg me wel af," zei hij langzaam, terwijl zijn ogen even omlaag flitsten, wat Adele's vermoeden over het dossier bevestigde. "Waarom ben je weggegaan, hè? Niet het weer, hoop ik."
Lee wierp een blik op Adele en kwam toen snel tussenbeide: "Misschien is dit nu niet het beste moment om daarover te praten", zei ze. "We moeten ons concentreren op de taak die voorhanden is."
Maar de man op het scherm zwaaide al een vinger heen en weer. "Nee, nee. Het is belangrijk dat DGSI weet met wie we samenwerken. Frankrijk is geen gedumpte minnaar – het is belangrijk dat we weten wie we terugnemen, hmm?"
Adele probeerde haar frons te verbergen. Hoezo terugnemen? agent Lee probeerde opnieuw tussenbeide te komen, maar Adele onderbrak haar baas.
"Het is eigenlijk heel simpel," zei Adele, terwijl ze haar frons verborg achter samengedrukte lippen en een onbewogen blik. "Ik heb een moordenaar in Frankrijk opgespoord en hij bleek niet te zijn wie ik dacht dat hij was. Ik vond dat het tijd was voor verandering." Bloeden. Bloeden. Eeuwig bloeden. Adele huiverde toen haar droom door haar hoofd flitste, maar ze stopte de gedachte weg in met een slik een trotse schuinstand van haar kin. Ze haalde haar schouders op naar het scherm en voelde haar colbert over haar schouders glijden.
Natuurlijk had ze het niet over de maanden van PTSS nadat ze de man had achtervolgd – en toen ontdekt had dat hij niet schuldig was aan de martelende moord op haar moeder. Ze vond het ook niet gepast om de Amerikaanse forensisch psycholoog te noemen met wie ze naar de Verenigde Staten was gereisd, in de hoop daar wortel te schieten. De kans was groot dat Foucault het allemaal in zijn kleine dossier had, maar wat haar betrof waren dat haar zaken en niet die van iemand anders.
"Is de zaak nu opgelost?" zei agent Lee, met een geïrriteerde blik op het scherm. Ze zette zich af tegen de vergadertafel en liep langs de man met de gekromde neus die nog altijd zwijgend aan het raam stond.
"Er valt niets op te lossen", zei het scherm.
"Nog niet, nee," antwoordde Grant fronsend. "Maar het kan in ieders belang zijn om geen oude koeien uit te sloot te halen en ons op de gebeurtenissen van gisteravond te concentreren."
Adele voelde een vlaag van dankbaarheid voor haar meerdere. Lee Grant werd niet alleen vernoemd naar twee generaals aan weerszijden in de Amerikaanse Burgeroorlog, maar ze had een autoriteit die elke agent vrijwillig de strijd in zou volgen. Lee's ogen vernauwden zich vaak zodanig dat ze niet meer werden dan stormachtige spleten in haar natuurlijk gebruinde huid. Als kind van een Amerikaan en een Cubaanse immigrant was Lee een van de weinige mensen op kantoor die Adele's wortels begreep, geholpen door het feit dat ze minder dan zes jaar in leeftijd scheelden.
"Nou," zei Foucault, zijn stem galmde een beetje door de tv-luidsprekers. "Wachten we op meer, of kunnen we beginnen?"
Grant wierp een blik op de man bij het raam, die zijn stilte nog niet had doorbroken. "Ik zie er geen nut in om het verder uit te stellen."
"Het spijt me, het spijt me, directeur Foucault." De man met de haakneus deed eindelijk van zich horen. Hij wendde zich af van het glas, leunde met zijn handen op de vergadertafel en staarde naar het grote scherm. "Special Agent Sharp heeft in de Verenigde Staten aan deze zaak gewerkt, zoals agent Lee al zei – en het leek ons verstandig dat ze hier aanwezig zou zijn."
Adele herkende deze man niet, maar hij had het pak en de houding van een diplomaat, of van het soort lagere manager dat alleen uit het houtwerk kwam als de diensten tot samenwerken veroordeeld waren.
"Wat betreft de formele introducties: dit is SAC Lee Grant," zei het man met het pak, wijzend op Adele's baas. "Zij heeft de leiding over het onderzoek. Agent Sharp ken je natuurlijk. En Sam Green werkt voor tech." De lange man met de pen achter zijn oor, die achter de anderen zat, zwaaide beleefd, maar zweeg.
Foucault knikte hen om beurten beleefd toe. Vervolgens zei hij: "Jammer dat we elkaar niet ontmoeten onder betere omstandigheden. Ik heb wat meer informatie sinds de laatste keer dat we elkaar spraken. Het vermiste meisje heet Marion Lucas. Vierentwintig jaar oud. We wachten nog op enkele tests, maar ik kan je met relatieve zekerheid vertellen dat het lichaam dat we gisteren hebben gevonden overeenkomt met de foto's die we van de moeder van Marion hebben gekregen."
"Tijdens het gesprek zei je iets over ondiepe sneden," zei agent Lee. Haar stem klonk afwachtend, en ze liet de stilte de ruimte tussen haar en de tv overnemen.
Voor het eerst vormden Foucaults lippen zich tot een dunne, grimmige lijn. "Ik zal iemand van het kantoor het rapport laten doorsturen." Hij schudde zijn hoofd lichtjes, waardoor er een lok glad haar over zijn ogen viel die hij met één hand weer achterover streek. Hij zuchtte erbij. "Ik moet jullie wel waarschuwen. Het is geen prettig gezicht."
Adele schraapte haar keel. "Weet u zeker dat ze vierentwintig was?"
Iedereen keek Adele aan alsof het hen verbaasde dat ze tussenbeide kwam. Een onuitgesproken ritme beheerste dit soort gesprekken, waarin een soort hiërarchie het tempo van het gesprek en de toestemming om te spreken bepaalde. Maar het laatste waar Adele op dit moment aan dacht, was kantooretiquette.
"Heel zeker," antwoordde Foucault. "Hebben we nog maar een paar uur geleden geverifieerd."
Adele schudde haar hoofd en streek haar mouwen glad, zoals ze vaak deed als ze overstuur of boos was. "De moordenaar – heeft iemand hem gezien?"
"Zoals ik al zei, we sturen het rapport door. Het is belangrijk dat we allemaal…"
"Heeft u het lijk gevonden?"
Foucault fronste zijn wenkbrauwen naar Adele. "Ja, dat hebben we. Hij liet haar achter op de plek waar hij haar vermoordde. Onder een tunnel bij de Pont d'Arcole."
Agent Lee trok een goed verzorgde wenkbrauw op, en verstrooid met haar hand over de vlek op haar zak. Vaak bracht Lee hele dagen op kantoor door. Ze was een beruchte slapeloze en bracht het grootste deel van haar tijd door met werken of nadenken over werk. Ze schraapte nu haar keel en wierp een vragende blik op haar ondergeschikte.
"Een brug," legde Adele uit. "In Parijs. Doodsoorzaak?" Deze vraag was aan het scherm gericht.
"Ze is doodgebloed." Dezelfde grimmige lijn rimpelde Foucaults mond. "Kleine snijwonden over het hele lichaam. Geen schoenen of blouse. We denken dat hij die heeft meegenomen. Sneden aan het web tussen haar tenen, langs haar armen, haar wangen, haar borsten. Het is allemaal in het rapport opgetekend."
Adele hoorde haar eigen ademhaling. De lucht van het kantoor voelde opeens ijskoud aan en ze kreeg kippenvel. "Hij heeft haar laten doodbloeden." Ze draaide zich scherp om naar agent Lee. "Dezelfde werkwijze als de Benjamin Killer."
"Het lichaam is gevonden door een paar toeristen," voegde Foucault eraan toe.
Adele klemde haar tanden op elkaar en schudde wild met haar hoofd. "Ik snap het niet. Wat moet hij ineens in Frankrijk?"
"Het is een maand geleden", antwoordde agent Lee. "Misschien zat je hem te dicht op de hielen."
"Maar dat zat ik helemaal niet!" Adele keek naar het scherm en schudde haar hoofd. "We hebben geen idee wie hij is."
Grant stond omrand door het raamkozijn, naast de man met het pak en de haakneus, en keek heen en weer tussen Adele en Foucault. Grant zei: "Misschien was je dichterbij dan je denkt. Misschien heeft iets anders hem de stuipen op het lijf gejaagd. Hoe het ook zij, het is niet onwaarschijnlijk dat hij vanuit de VS naar Parijs is gevlucht."
"Maar om in een ander land te gaan moorden? Zo snel na vertrek? De meeste moordenaars hebben tijd nodig om te acclimatiseren. Hij zou zich nog niet helemaal op zijn gemak voelen in de nieuwe omgeving. Waarom zou hij zo snel toeslaan?"
Lee Grant tikte met haar vingers op haar tanden. De nog niet bij naam genoemde man met het pak aan het raam keek zwijgend heen en weer tussen de vrouwen, als een toeschouwer bij een tenniswedstrijd.
"Het is niet altijd lastig om te acclimatiseren", zei Grant. "Vakantiegangers kunnen meedogenloos zijn. Herinner je je het incident in het resort in Tijuana?"
Adele trok haar neus op. "Maar we weten toch niet of het een vakantieganger is. Wat als… Wat als hij Parijzenaar is?" zei ze langzaam. Ze proefde even de gedachte. "Wat als hij juist in Amerika op vakantie was?"
Grant tuitte haar lippen en drukte haar rug tegen het hoge raam. "Interessante gedachte. Misschien. Hoe dan ook, de reis naar Parijs heeft hem de impuls gegeven die hij nodig had om opnieuw toe te slaan."
"Als hij zo denkt, wordt hij alleen maar erger", zei Adele.
Foucault had de laatste paar minuten stil zitten luisteren. Maar bij deze laatste opmerking doorbrak hij zijn zwijgen. "Precies. En dat is het onderwerp van de dag, agent Sharp."
Ditmaal was het Adele's beurt om een wenkbrauw naar haar leidinggevende op te heffen. Agent Lee zuchtte. "Ik had er even mee willen wachten – om het je persoonlijk te vertellen." Ik weet dat je drie dagen verlof hebt – ik weet hoe het je de afgelopen maand vergaan is. Het zal vast moeilijk zijn geweest voor jou en Angus." Ze maakte een sympathiek gebaar met haar lippen. "Maar je weet alles van deze klootzak, Adele. Hij gaat weer toeslaan. Jij weet het en ik weet het."
"Wat vraag je van me?"
"Ze hebben je nodig in Parijs," zei Grant. "Ik heb het al besproken met de afdelingsmanagers."
Adele schudde echter al haar hoofd, draaide haar rug naar het scherm en ijsbeerde de kamer door voordat ze zich weer tot Foucault richtte. Maar nu keek ze naar Lee, haar vriendin, die contrasteerde tegen het lichtgevende scherm als achtergrond.
"Niemand kent deze man beter dan jij, Adele," zei Grant. "De DGSI wil je ter plekke hebben. Je heb banden met beide instanties en met je dubbele nationaliteit…"
"Driedubbele," zei Adele zacht.
"Sorry?"
"Drievoudig burgerschap. Ik ben ook Duits."
Grant knikte snel. "Ja, natuurlijk. "Drievoudig burgerschap. Je bent in een unieke positie, Adele."
"Is dit een bevel?"
Agent Lee schudde onmiddellijk haar hoofd, waardoor haar kastanjebruine haar, dat ze altijd in een simpele paardenstaart droeg, heen en weer slingerde. "Nee. De keuze is aan jou. Maar als je ermee instemt, moet je nu vertrekken. Tijd om te wachten is er niet. Je moet maar een andere keer vakantiedagen opnemen."
Een statische ruis kraakte vanuit de richting van de tv door de kamer. Foucaults lippen bewogen, maar ze kon niet horen wat hij zei.
"Jezus, Sam," snauwde Adele. "We zijn toch godverdomme de FBI. Zou je niet verwachten dat we een duidelijk hoorbaar gesprek konden hebben?"
De lange techneut – die tijdens dit alles op zijn stoel was blijven zitten en zwijgend zat mee te kijken – haastte zich al, draaiend aan knopjes van de tv.
Even later verdween de statische ruis. Foucault testte de microfoon en toen hij door de kamer tuurde, zijn ogen een beetje uit het midden – hoewel Adele vermoedde dat hij haar op zijn scherm recht aankeek – zei hij: "Nou, agent Sharp? Frankrijk neemt je terug. Kom je naar Parijs?"
"Nee," zei Adele. Onmiddellijk welde bezorgdheid in haar op. De woorden waren haar onwillekeurig over de lippen gekomen, opgeroepen uit haar binnenste, het restant van beslissingen uit het verleden dat opborrelde.
Ze kon niet naar Frankrijk gaan. Niet nu. Niet zo snel na…
Ze keek de kamer rond en realiseerde zich dat alle ogen op haar gericht waren. De lichten aan het plafond leken opeens erg helder, haar eigen ademhaling klonk luid in haar oren. Ze wreef over een elleboog maar weigerde naar de grond te staren, hoewel ze zich vreselijk moest inhouden om niet haar blik af te wenden.
Jezus, Sharp, je zou echt een carrière naar de prullenbak verwijzen alleen om te vermijden dat… Om wat precies te vermijden? Lee Grant zei niets en bestudeerde haar ondergeschikte met een meelevende uitdrukking. Foucault en de diplomaat fronsten, maar Adele keek weg en richtte haar blik op Lee.
Als enige in de kamer stond agent Lee zonder twijfel aan haar kant. Maar toch, het weigeren van een dergelijk verzoek van hogergeplaatsten zou niet zonder gevolgen blijven.
Adele hield haar kaak stijf en rechtte haar houding. "Ik… ik kan daar niet naar teruggaan. Nog niet…" Waarom niet, Cara? Kom naar huis.
Adele huiverde en schudde haar hoofd nog halsstarriger. "Nee. Ik kan het gewoon niet…ik…" Haar stem stierf weg, en beelden uit haar dromen flitsten door haar hoofd. Herinneringen aan een jeugd, aan een leven dat ze ooit had geleid, speelden als schaduwpoppen in haar hoofd. Ze dacht aan Doug van de beveiliging. Misschien was dat wel waar ze uiteindelijk zou eindigen: zittend naast een metaaldetector met haar eigen bordje, Pas op voor Sharp: weigert medewerking.
Carrière was één ding… Maar dit… Dit kwam te dichtbij. Ze ademde langzaam in en probeerde haar hoofd leeg te maken. Het hoefde natuurlijk niet zoals de laatste keer te zijn, toch? Het onderzoek naar de dood van haar moeder was op een dood spoor. Ze zou zich er niet in verliezen. Niet ditmaal. Dit ging over de Benjamin Killer. Dit ging over dat meisje, Marion, en over het volgende slachtoffer, wie dat ook wezen moge.
Kon ze echt nee zeggen? Wat had ze hier eigenlijk om voor te blijven? Angus was niet gebleven. Waarom zou zij dat wel doen?
"Denk er eens over na," zei Foucault terwijl hij haar bestudeerde. "Ik stuur het dossier en het doktersrapport. Misschien heb je een inzicht dat we over het hoofd hebben gezien, hmm?"
Adele knikte. Een rapport kon ze nog wel lezen. Hoeveel schade kon dat nu aanrichten? Een enkel lullig rapportje.
"Prima," zei Adele. "Sam, kun je het naar mij doorsturen?"
Een klein, miserabel dossiertje. Wie weet zou er toch een aanwijzing in te vinden zijn. Adele blies haar wangen op en ademde zachtjes uit, in een poging haar zenuwen te bedaren.
Waarom doodde hij alleen op basis van leeftijd? Wat was daar toch de betekenis van? Bloeden, bloeden, voor eeuwig bloeden…
Weer een plaats delict, weer een moordenaar, weer een moord. Alles flitste door Adele's hoofd en prikte koud op haar huid terwijl ze resoluut uit de hoge glazen ramen staarde. Wanneer zou de Benjamin Killer stoppen? Het was als een aftelling – een uitdaging.
Hij zou er niet op eigen houtje mee uitscheiden. Dat was een verkeerde vraag. De echte vraag galmde in Adele's hoofd: wanneer zou iemand hem aanhouden?
Ze voelde de ogen in de kamer naar haar staren, kijken, beschuldigen, wachten…