Читать книгу Sprookjes: Tweede verzameling - Братья Гримм - Страница 4

XXXVIII.
De bruiloft van vrouw Vos

Оглавление

Eerste Sprookje

Er was eens een oude vos met negen staarten, die meende, dat zijn vrouw hem niet trouw was, en daarom wilde hij haar eens op de proef stellen. Hij ging lang uit onder de bank liggen, en hield zich zoo dood als een pier. Vrouw vos ging naar haar slaapkamer, deed de deur op slot, en de meid juffer poes, zat bij het vuur en kookte. Toen het nu bekend werd, dat de oude vos gestorven was, begonnen de vrijers op te dagen. De meid hoorde eens, dat er aan de huisdeur geklopt werd; zij deed open, en er stond een jonge vos; hij sprak:

»Juffer poes wat doe je toch,

Ben je wakker of slaap je nog?«


zij antwoordde:

»Slapen niet, ik ben niet moe,

Wil je weten wat ik doe?

Boter doe ’k in ’t warme bier,

Komt mijnheer te gast hier?«


»Dank u wel, juffer,« zei de vos, »wat doet vrouw Vos?« De meid antwoordde:

»Op haar kamer zit ze maar,

Met de handen in het haar,

En zij schreit haar oogen rood,

Want mijnheer de vos is dood.«


»Ga haar dan zeggen, juffer, dat er een jonge vos is, die graâg met haar trouwen woû.« »Goed jongeheer.»

Toen ging poesje trip, trap,

Sloeg de deuren klip, klap,

»Vrouw vos is u daar wel?«

»»Och ja, mijn poesjenel!««

»Een vrijer is gekomen,»

»»Heb j’m goed opgenomen?««


»Heeft hij ook wel negen zulke mooie pluimstaarten als mijn zalige heer Vos?« »O, neen,« zei het poesje, »hij heeft er maar één.« »Dan wil ik hem niet hebben.»

Juffer poes ging naar buiten en stuurde den vrijer de laan uit. Heel spoedig daarop werd er weêr geklopt; er was weêr een andere vos voor de deur, die om vrouw Vos kwam vrijen. Hij had twee staarten, maar het ging hem niet beter dan den eersten. Toen kwamen er weer anderen, ieder met een staart meer; zij werden allemaal afgewezen; maar eindelijk kwam er een, die had negen staarten precies zooals de zalige heer Vos. Toen de weduwe dat hoorde, zeide zij heel verheugd tegen het poesje:

»Nu poorten en deuren opensluiten,

En smijt wij den ouden heer Vos naar buiten,«


Maar toen de bruiloft zou beginnen begon ook de oude heer Vos te bewegen, en strafte het heele zootje duchtig af; maar vrouw Vos joeg hij de deur uit.

Tweede Sprookje

Toen de oude heer Vos dood was, kwam de wolf als vrijer en klopte aan de deur, en de kat die dienstmeisje was bij vrouw Vos, deed open. De wolf groette en zei:

»Dag vrouw poes van schuiermaar,

Zit je nu alléén daar?

Wat voor lekkers maak je klaar?«


De kat antwoordde:

»’k Drink mijn melk en bak mijn brood,

Is mijnheer te gast genood?«


»Dat niet juffer poes, is vrouw Vos niet thuis?«

»Zij zit op haar kamer in zorg en nood,

Want mijnheer de Vos is dood!«


De wolf antwoordde:

»Wil zij soms een anderen man,

Laat ze gauw maar komen dan.«

De kat liep op de trap,

Haar staartje ging: wip wip,

En haar oogjes gingen rond,

Tot zij juffrouw Vos vond,

Zij klopte met haar vijf gouden ringen:

»Juffrouw vos is u daarbinnen?

Wil je soms een anderen man?

Gauw maar naar beneden dan!«


Vrouw Vos vroeg: »heeft hij een rood broekje aan, en een spits snoetje?« »Neen,« zei de kat. »Dan kan ik hem niet gebruiken.« Toen de wolf weggestuurd was, kwam er een hert, een haas, een beer, een leeuw en vele dieren de een voor den ander. Maar er ontbrak altijd een van de goede eigenschappen van den ouden heer Vos, en de kat moest iedere keer de vrijers weêr wegsturen. Eindelijk kwam er een jonge vos. Toen zei vrouw Vos: »heeft hij een rood broekje aan en een spits snoetje?«

»Ja, dat heeft hij!« zei de kat. »Dan moet hij boven komen,« zei vrouw Vos, en de meid moest het bruiloftsmaal bereiden.

»Katje veeg de kamer aan.

En smijt den ouden Vos maar uit het raam,

Een dikke vette muis,

Bracht hij zoo dikwijls thuis,

Maar at ze op alléén,

Gaf er mij nooit één.«


Toen werd er bruiloft gehouden met den jongen heer Vos, er werd gezongen en gedanst, en als ze niet opgehouden hebben dansen ze nog.

Sprookjes: Tweede verzameling

Подняться наверх