Читать книгу Alles op alles - Джек Марс - Страница 15

DEEL EEN
Hoofdstuk 13

Оглавление

07:05 uur

Baltimore, Maryland – ten zuiden van Fort McHenry Tunnel


Eldrick Thomas werd wakker uit een droom. In de droom bevond hij zich in een kleine hut hoog in de bergen. De lucht was schoon en koud. Hij wist dat hij aan het dromen was omdat hij nog nooit in een berghut was geweest. Er was een stenen open haard waarin een vuur brandde. Het vuur was warm en hij hield zijn handen voor de vlammen. In de kamer ernaast kon hij zijn oma een oude psalm horen zingen. Ze had een prachtige stem.

Hij opende zijn ogen voor het daglicht.

Hij had veel pijn. Hij raakte zijn borst. Het was plakkerig van het bloed maar de pistoolschoten hadden hem niet gedood. Hij was ziek van de radioactieve straling. Dat herinnerde hij zich. Hij keek om zich heen. Hij lag in een modderpoel en was omringd door dichte struiken. Links van hem zag hij water, een rivier of een soort haven. Hij kon ook een snelweg ergens dichtbij horen.

Ezatullah had hem tot hier achtervolgd. Maar dat was een hele tijd geleden. Ezatullah was waarschijnlijk allang vertrokken.

“Kom op, man,” piepte hij. “Je moet je bewegen.” Het zou te gemakkelijk zijn om daar te blijven liggen. Maar als hij dat deed dan zou hij daar sterven. Hij wilde nog niet sterven. Hij wilde ook geen jihadi meer zijn. Hij wilde gewoon leven. Zelfs als dat voor de rest van zijn leven in een gevangenis was, dat zou oké zijn. Gevangenis was oké. Hij had er veel tijd doorgebracht. Het was niet zo slecht als men beweerde.

Hij probeerde op te staan maar hij kon zijn benen niet voelen. Ze waren gewoon weg. Hij rolde op zijn buik. Pijn schoot door hem heen als een elektrische schok. Hij vertrok naar een donkere plaats. De tijd tikte voorbij. Na een tijdje kwam hij weer bij. Hij was er nog.

Hij begon te kruipen, zijn handen grepen het zand en de modder om zich vooruit te kunnen trekken. Hij trok zichzelf omhoog, een hoge heuvel op. De heuvel waar hij gisternacht vallend vanaf gerold was. De heuvel die waarschijnlijk zijn leven gered had. Hij huilde van de pijn maar hij bleef doorgaan. De pijn kon hem niet schelen, hij probeerde alleen die heuvel op te komen.

Een lange tijd ging voorbij. Hij lag met zijn gezicht in de modder. De bosjes waren minder dicht. Hij keek weer rond. Hij was nu boven de rivier. Het gat in het hek was recht voor zijn neus. Hij kroop ernaar toe.

Toen hij zichzelf erdoorheen trok, kwam hij vast te zitten aan de onderkant. Hij schreeuwde het uit van de pijn.

Twee oude zwarte mannen zaten op witte emmers, niet al te ver weg. Eldrick zag ze met een surrealistische helderheid. Hij had nog nooit iemand zo duidelijk gezien. Ze hadden vishengels, een kist met visgerei en een grote witte emmer. Ze hadden ook een grote blauwe koelbox op wielen bij zich. Ze hadden witte papieren zakken en ontbijtmaaltijden in piepschuimverpakkingen van McDonalds. Achter hen stond een oude roestige Oldsmobile. Zij hadden een perfect leven.

God, laat me alstublieft een van hen zijn.

Toen hij schreeuwde, renden de mannen naar hem toe.

“Raak me niet aan!” riep hij. “Ik ben besmettelijk.”

Alles op alles

Подняться наверх