Читать книгу Alles op alles - Джек Марс - Страница 3
DEEL EEN
Hoofdstuk 1
Оглавление5 juni, 01:15 uur
Fairfax County, Virginia – een buitenwijk van Washington DC
De telefoon ging. Luke Stone was ergens tussen slaap en waken in. Beelden vlogen door zijn hoofd. Het was nacht op een verlaten snelweg in de stromende regen. Er was iemand gewond. Een autowrak. In de verte naderde met hoge snelheid een ambulance. De sirenes loeiden.
Hij opende zijn ogen. Naast hem op het nachtkastje, in het donker van hun slaapkamer, ging de telefoon. Een digitale klok stond naast de telefoon. Hij tuurde naar de rode cijfers. “Jezus,” fluisterde hij. Hij had niet meer dan een halfuur geslapen.
Rebecca, zijn vrouw, zei met een slaperige stem: “Niet opnemen.” Een pluk blond haar stak onder de dekens uit. Het zwakke blauwe licht van een nachtlampje in de badkamer scheen de kamer in.
Hij nam de telefoon op.
“Luke,” zei een stem. Het was een diepe, norse stem met een spoortje van een zuidelijk accent. Luke herkende de stem meteen. Het was Don Morris, zijn oude baas van het Special Response Team, een geheime elite-eenheid binnen de FBI.
Luke wreef met zijn handen door zijn haar. “Wat is er?”
“Heb ik je wakker gemaakt?” zei Don.
“Wat denk je zelf?”
“Ik zou je niet thuis gebeld hebben, maar je mobieltje stond uit.”
Luke kreunde. “Omdat ik het uitgezet had.”
“We hebben een probleem, Luke. Ik heb je nodig.”
“Vertel op,” zei Luke.
Hij luisterde naar de stem van zijn oude baas. Al gauw kreeg hij het gevoel dat hij zo vaak kreeg: het gevoel dat zijn maag in een lift zat die razendsnel vijftig verdiepingen omlaagviel. Misschien was het daarom dat hij met dit werk gestopt was. Niet omdat hij te vaak ternauwernood aan de dood was ontsnapt of omdat zijn zoon zo snel opgroeide, maar omdat hij dit gevoel in zijn maag niet kon uitstaan.
Wat hem misselijk maakte was de kennis, de wetenschap, die was te moeilijk om te hanteren. Hij dacht aan al die miljoenen mensen die gelukkige levens leidden, zich heerlijk onbewust van alles wat er om hen heen gebeurde. Luke was jaloers op hun onwetendheid.
“Wanneer is het gebeurd?” vroeg hij.
“We weten nog niet veel. Een uur of twee geleden misschien. Ongeveer een kwartier geleden merkte het ziekenhuis dat er een probleem was met de beveiliging. Ze missen personeel, dus het lijkt erop dat het een interne klus is. Maar dat kan veranderen naarmate we betere inlichtingen binnenkrijgen. De politie van New York is door het dolle heen. Ze hebben tweeduizend extra agenten opgeroepen, maar volgens mij zal dat bij lange na niet genoeg zijn. De meesten zullen niet eens komen voordat hun dienst begint.”
“Wie heeft de NYPD gebeld?” vroeg Luke.
“Het ziekenhuis.”
“Wie heeft ons gebeld?”
“De korpschef van de politie.”
“Heeft hij nog iemand anders gebeld?”
“Nee. Wij zijn de enigen.”
Luke knikte. “Oké, goed. Laten we het zo houden. De politie moet de plaats delict afschermen en vergrendelen. Maar ze moeten zelf buiten het afgeschermde gebied blijven. We willen niet dat ze de boel daar verstoren. Ze moeten ook de media erbuiten houden. Als de kranten hier achterkomen, dan wordt het een circus.”
“Allebei al geregeld.”
Luke zuchtte. “Stel dat ze twee uur voorsprong hebben. Dat is niet goed. Dat betekent dat ze ons ver voor zijn. Ze kunnen god weet waar zijn.”
“Ik weet het, de NYPD houdt bruggen, tunnels, de metro en treinstations in de gaten. Ze gaan door de data van de tolpoortjes op de snelwegen, maar het is zoeken naar een naald in de hooiberg. Niemand heeft de mankracht om hiermee bezig te zijn.”
“Wanneer ga je ernaartoe?” zei Luke.
Don twijfelde geen seconde. “Nu. En jij gaat mee.”
Luke keek weer op de klok. Het was 01:23 uur.
“Ik kan over een halfuur bij het helikopterplatform zijn.”
“Ik heb al een auto gestuurd,” zei Don. “De chauffeur meldde zich net. Hij is over tien minuten bij je.”
Luke hing op.
Rebecca was half wakker en steunde op haar elleboog, terwijl ze naar hem staarde. Haar lange haar golfde over haar schouders. Haar ogen waren blauw, omlijst door volle wimpers. Haar mooie gezicht was smaller dan toen ze elkaar voor het eerst ontmoetten op de universiteit. Jaren van zorg en angst hadden hun sporen achtergelaten.
Daar had Luke spijt van. Het vreet aan hem dat zijn werk haar pijn veroorzaakte. Dat was nog een reden waarom hij ermee was gestopt.
Hij herinnerde zich hoe ze was toen ze nog jong waren, altijd vrolijk, altijd een glimlach op haar gezicht. Dat was in de tijd dat ze nog zorgeloos was. Het was lang geleden dat hij haar zo had gezien. Hij had gehoopt dat die kant weer naar boven zou komen nadat hij gestopt was met dit werk, maar helaas ging het langzaam. Natuurlijk waren er soms momenten dat de echte Becca terug was, maar die momenten waren zeldzaam.
Hij merkte dat ze de situatie niet vertrouwde. Ze vertrouwde hém niet. Ze wachtte op dat telefoontje midden in de nacht, het telefoontje dat hij zou moeten beantwoorden. Het telefoontje waarna hij nadat hij had opgehangen uit bed zou stappen en het huis uit zou lopen.
Ze hadden een goede avond gehad. Een paar uur lang leek het als vanouds.
En nu dit.
“Luke…” begon ze. Haar blik was niet vriendelijk. Hij voelde dat dit een moeilijk gesprek zou worden.
Luke stapte uit bed en haastte zich; gedeeltelijk vanwege de omstandigheden, gedeeltelijk omdat hij het huis uit wilde zijn voordat Becca haar gedachten op orde zou hebben. Hij ging de badkamer in, gooide water in zijn gezicht en bekeek zichzelf in de spiegel. Hij voelde dat hij wakker was, maar zijn ogen waren moe. Zijn lichaam was taai en sterk; nu hij zoveel vrije tijd had ging hij vier keer per week naar de sportschool. Negenendertig jaar oud, dacht hij. Niet slecht.
Van een hoge plank in de inloopkast pakte hij een langwerpige, stalen kist die afgesloten was met een cijferslot. Hij drukte de tiencijferige code in die hij uit zijn hoofd geleerd had. Het deksel sprong open. Hij nam zijn negen-millimeter Glock eruit en liet hem in een leren schouderholster glijden. Hij bukte en bond een klein kaliber .25 pistool aan zijn rechterkuit. Aan zijn linkerkuit bond hij een uitklapbaar gekarteld mes van 12 centimeter lang, waarvan het heft ook als boksbeugel diende.
“Ik dacht dat je geen wapens meer in huis zou bewaren.”
Hij keek op en natuurlijk stond Becca daar, met haar armen over elkaar naar hem te kijken. Ze droeg een badjas die strak om haar lichaam was getrokken. Haar haar was naar achteren gebonden. Haar gezicht was strak en haar ogen stonden alert. Weg was de sensuele vrouw van eerder die avond. Ver weg.
Luke schudde zijn hoofd. “Dat heb ik nooit gezegd.”
Hij stond op en begon zich aan te kleden. Hij deed een zwarte cargobroek aan en stopte een aantal extra magazijnen voor de Glock in de zakken. Hij trok een strak overhemd aan en gespte de Glock eroverheen. Hij deed laarzen met stalen neuzen aan. Daarna deed hij de stalen kist weer dicht en zette het op zijn plek boven in de kast terug.
“En stel dat Gunner die kist vindt?”
“Hij ligt zo hoog in de kast, die kan hij niet zien of pakken. Zelfs als het hem zou lukken om hem naar beneden te halen, dan zit er een digitaal cijferslot op waarvan alleen ik de combinatie ken.”
Een tas met kleren voor twee dagen hing aan een haak. Hij pakte hem. Een kleine overlevingstas gevuld met toiletartikelen, een leesbril, een voorraad energierepen en een stuk of vijf dexedrine-pillen lag op een van de planken. Die pakte hij ook.
“Altijd gereed, nietwaar, Luke? Je hebt je kist voor je wapens, je tassen voor je kleren en medicijnen, en je staat altijd paraat om je vaderland te allen tijde te dienen. Heb ik gelijk of niet?”
Hij zuchtte. “Ik weet niet wat je van me wilt horen.”
“Waarom zeg je niet: ‘Ik heb besloten om niet te gaan. Ik heb besloten dat mijn vrouw en zoon belangrijker zijn dan dit werk. Ik wil dat mijn zoon een vader heeft. Ik wil niet meer dat mijn vrouw elke nacht wakker ligt, zich afvragend of ik leef of dood ben of dat ik nooit meer terugkeer.’ Kun je dat zeggen alsjeblieft?”
Op dit soort momenten voelde hij de afstand tussen hen groeien. Hij zag het voor zich. Becca was een minuscuul figuurtje in een enorme woestijn dat langzaam aan de horizon verdween. Hij wilde haar wanhopig graag terughalen, maar hij wist niet hoe. Zijn plicht riep hem.
“Gaat pappa weer weg?”
Ze bloosden allebei. Daar stond Gunner op de bovenste trede van het trapje van zijn slaapkamer.
Heel even stokte Lukes ademhaling toen hij Gunner daar zag staan. Hij zag eruit als Christopher Robin uit de Winnie de Poeh-boeken, met zijn warrig blonde haar. Hij droeg een blauwe pyjamabroek vol met gele manen en sterren en een T-shirt van Walking Dead.
“Kom hier, monster.”
Luke zette zijn tassen neer, liep naar zijn zoon toe en pakte hem op. Het jongetje klemde zich vast aan zijn hals. “Jij bent het monster, papa, niet ik.”
“Oké, ik ben het monster.”
“Waar ga je naartoe?”
“Ik moet weg voor mijn werk. Het is maar voor een dag of twee, ik kom zo snel mogelijk terug.”
“Gaat mama nu bij je weg, zoals ze heeft gezegd?”
Luke hield Gunner op een armlengte afstand omhoog. De jongen begon groot te worden en Luke realiseerde zich dat hij hem spoedig niet meer op deze manier kon vasthouden. Maar zover was het nog niet.
“Luister. Mama gaat niet bij mij weg en we zullen alle drie nog een lange, lange tijd samen blijven. Oké?”
“Oké, papa.” Hij verdween de trap op naar zijn kamer.
Toen hij weg was staarden ze naar elkaar. De afstand leek kleiner nu. Gunner was de brug tussen hen.
“Luke…”
Hij hield zijn handen omhoog. “Voordat je iets zegt, wil ik dat je weet dat ik van je hou. En ik hou van Gunner, meer dan van wat dan ook in deze wereld. Ik wil bij jullie zijn, elke dag, nu en voor altijd. Ik ga niet weg omdat ik het wil. Ik wil het niet. Ik haat het. Maar dat telefoontje vannacht… Er staan zoveel mensenlevens op het spel. In al die jaren dat ik dit heb gedaan, midden in de nacht vertrekken, zoals nu… is de bedreiging slechts twee keer Niveau Twee geweest. Meestal was het Niveau Drie.”
Becca’s gezichtsuitdrukking verzachtte een heel klein beetje. “Wat is het niveau van deze bedreiging?” vroeg ze.
“Niveau Een.”