Читать книгу Agent Nul - Джек Марс - Страница 11

HOOFDSTUK VIJF

Оглавление

Reid stond op met zo’n vaart dat zijn stoel bijna omviel. Zijn hand omklemde ogenblikkelijk de kolf van de Beretta, die warm was van zijn onderrug. Zijn gedachten schreeuwden hem paniekerig toe. Dit is een openbare ruimte. Er zijn hier mensen. Ik heb nog nooit eerder een pistool afgevuurd.

Voordat Reid zijn pistool kon trekken had de vreemdeling een portemonnee uit zijn achterzak gehaald. Hij grinnikte naar Reid, duidelijk geamuseerd door zijn nerveuze gedrag. Niemand anders in de kroeg leek het opgemerkt te hebben, behalve de serveerster met het rattennest op haar hoofd, die simpelweg een wenkbrauw optrok.

De vreemdeling liep naar de bar, schoof een briefje over de tafel, en mompelde iets tegen de barman. Toen begaf hij zich naar Reids tafeltje. Hij bleef een lang moment achter de lege stoel staan, met een kleine grijns op zijn lippen.

Hij was jong, niet ouder dan dertig, met zeer kort geknipt haar en een driedagenbaard. Hij was nogal slungelig en had een ingevallen gezicht, waardoor zijn scherpe jukbeenderen en uitstekende kin er bijna karikaturaal uitzagen. Zeer ontwapenend was de bril met een zwarte hoornen montuur die hij droeg, en deed denken dat Buddy Holly in de jaren tachtig was opgegroeid en cocaïne had ontdekt.

Hij was rechtshandig, kon Reid zien; hij hield zijn linkerelleboog dicht tegen zijn lichaam aan, wat er hoogstwaarschijnlijk op wees dat hij een pistool aan een schouderholster in zijn oksel had hangen, zodat hij die indien noodzakelijk met zijn rechterhand kon trekken. Zijn linkerarm hield zijn zwarte suède jasje dicht om het pistool te verbergen.

“Mogu sjediti?” vroeg de man tenslotte.

Mogu…?” Reid begreep het niet meteen, zoals met Arabisch en Frans. Het was geen Russisch, maar lag er dicht genoeg tegenaan om de betekenis uit de context op te maken. De man vroeg of hij mocht gaan zitten.

Reid wees naar de lege stoel tegenover hem, en de man ging zitten. Al die tijd hield hij zijn linkerelleboog tegen zich aan gedrukt.

Zodra hij zat, bracht de serveerster een glas donker, amberkleurig bier en plaatste het voor hem op het tafeltje. “Merci,” zei hij. Hij grijnsde naar Reid. “Je Servisch is niet zo goed?”

Reid schudde zijn hoofd. “Nee.” Servisch? Hij was er vanuit gegaan dat die hij zou ontmoette Arabisch zou zijn, net als zijn ontvoerders en de ondervrager.

“In English, then? Ou français?”

“Jij mag kiezen.” Reid was verrast hoe kalm en gelijkmatig zijn stem klonk. Zijn hart barstte bijna uit zijn borst van angst en…en hij moest toegeven, tenminste een sprankje nerveuze opwinding.

De grijns van de Servische man werd breder. “Ik hou van deze plek. Het is donker. Het is rustig. Het is het enige café dat ik ken in dit arrondissement dat Franziskaner serveert. Het is mijn favoriet.” Hij nam een lange teug van zijn glas, met zijn ogen dicht, en een kreun van genot ontsnapte aan zijn keel. “Que delicioso.” Hij opende zijn ogen en voegde toe, “Jij bent niet wat ik verwacht had.”

Een vlaag van paniek kwam op in Reids maag. Hij weet het, schreeuwde zijn gedachten hem toe. Hij weet dat je niet degene bent met wie hij eigenlijk een afspraak heeft, en hij heeft een pistool.

Rustig maar, zei de andere kant, de nieuwe kant. Je kan dit wel aan.

Reid slikte, maar wist op een of andere manier zijn ijzige houding te bewaren. “Jij ook niet,” antwoordde hij.

De Serviër grinnikte. “Eerlijk is eerlijk. Maar we zijn met velen, ja? En jij – jij bent Amerikaan?”

“Expat,” antwoorde Reid.

“Zijn we dat niet allemaal?” Weer gegrinnik. “Voor jou heb ik maar een andere Amerikaan in ons, eh…wat is het woord…conglomeraat? Ja. Dus voor mij, is het niet zo vreemd.” De man knipoogde.

Reid verstijfde. Hij kon niet opmaken of het een grapje was of niet. Wat als hij wist dat Reid deed alsof, en dat hij hem aan het lijntje hield of tijd aan het rekken was? Hij legde zijn handen op zijn schoot om zijn bevende vingers te verbergen.

“Je mag me Yuri noemen. Hoe mag ik jou noemen?”

“Ben.” Het was de eerste naam die hem te binnen schoot, de naam van een mentor van toen hij assistent-hoogleraar was.

“Ben. Hoe ben jij verzeild geraakt in werken voor de Iraniërs?”

“Met,” corrigeerde Reid. Hij vernauwde zijn ogen het effect te versterken. “Ik werk met hen.”

De man, deze Yuri, nam nog een slokje bier. “Prima. Met. Hoe ben je erin terecht gekomen? Ondanks onze gemeenschappelijke belangen, zijn ze nogal een, eh…gesloten groep.”

“Ik ben betrouwbaar,” zei Reid zonder te knipperen. Hij had geen idee waar deze woorden vandaan kwamen, noch van de overtuiging waarmee ze werden uitgesproken. Hij sprak ze net zo gemakkelijk alsof hij ervoor had gerepeteerd.

“En waar is Amad?” vroeg Yuri achteloos.

“Kon niet komen,” antwoordde Reid op gelijkmatige toon. “Doet je de groeten.”

“Oké, Ben. Je zegt dat de daad verricht is.”

“Ja.”

Yuri leunde voorover, zijn ogen vernauwd. Reid kon de mout in zijn adem ruiken. “Ik moet het van jou horen, Ben. Zeg me, is CIA-man dood?”

Een moment zat Reid stokstijf in zijn stoel. CIA? Bedoelt hij de CIA? Plotseling vielen die agenten in het veld en de visioenen van terroristen aanhouden op luchthaventjes en in hotels op z’n plaats, ook al snapte hij het gehele plaatje nog niet. Toen herinnerde hij zich de ernst van zijn situatie en hoopte dat hij geen aanwijzingen had gegeven om zijn toneelspel te verraden.

Ook hij leunde voorover en zei langzaam, “Ja, Yuri. CIA-man is dood/”

Yuri leunde nonchalant achterover en grinnikte weer. “Mooi.” Hij pakte zijn glas op. “En de informatie? Je hebt het?”

“Hij heeft ons alles gegeven wat hij wist,” vertelde Reid hem. Hij merkte op dat zijn vingers onder de tafel niet langer beefden. Het was alsof er iemand anders nu de regie had overgenomen, alsof Reid Lawson op de achterbank van zijn eigen hersenen zat. Hij besloot zich er niet tegen te verzetten.

“De locatie van Mustafar?” vroeg Yuri. “En alles wat hij aan ze gezegd heeft?”

Reid knikte/

Yuri knipperde een aantal keer verwachtingsvol. “Ik wacht.”

Reid werd getroffen door een besef als een zwaargewicht, toen zijn hoofd de schaarse kennis die hij bezat begreep. De CIA was in het spel. Er was een of ander plan waarbij vele mensen om zouden komen. De sjeik wist er alles van en had hen – had hem – alles verteld. Deze mannen moesten weten wat de sjeik wist. Dat was wat Yuri wilde nemen. Wat het ook was, het voelde groots aan en Reid was er middenin verzeild geraakt…hoewel hij het gevoel had dat dat niet voor de eerste keer was.

Lange tijd zei hij niets, lang genoeg om de glimlach van Yuri’s lippen in een geforceerde, verwachtingsvolle, starende blik te zien veranderen. “Ik ken jou niet,” zei Reid. “Ik weet niet voor wie je werkt. Verwacht je echt dat ik je alles ga vertellen dat ik weet, en dan de deur uitloop, en er maar vanuit ga dat het op de juiste plek terecht komt?”

“Ja,” zei Yuri, “dat is precies wat ik verwacht, en precies de reden voor deze ontmoeting.”

Reid schudde zijn hoofd. “Nee. Kijk, Yuri, ik denk dat deze informatie te belangrijk is om het hier en daar rond te fluisteren en dan maar hopen dat het de juiste oren in de juiste volgorde bereikt. Daarbij is er wat jou betreft maar een plek waar het bestaat – hier.” Hij tikte tegen zijn eigen linkerslaap. Het was waar; de informatie die ze nodig hadden was, waarschijnlijk, ergens in zijn achterhoofd, klaar om opgeroepen te worden. “Ik denk ook,” vervolgde hij. “Dat onze plannen zullen moeten veranderen, nu ze deze informatie hebben. Ik ben er klaar mee boodschappertje te spelen. Ik wil meedoen. Ik wil een echte rol.”

Yuri staarde een tijd alleen maar naar hem. Toen liet hij een scherpe, balkende lach horen en tegelijkertijd sloeg hij zo hard op het tafeltje dat enkele gasten om hen heen opschrokken. “Jij!” riep hij uit, zwaaiend met een vinger. “Jij mag dan een expat zijn, maar jij hebt nog steeds die Amerikaanse ambitie!” Hij begon weer te lachen, en klonk precies als een ezeltje. “Wat wil je weten, Ben?”

“Laten we beginnen met voor wie je werkt.”

“Hoe weet je dat ik voor iemand werk? Misschien ben ik wel de baas. Het brein achter het geniale plan!” Hij hield beide handpalmen omhoog met een groots gebaar en lachte weer.

Reid grijnsde. “Dacht ’t niet. Ik denk dat jij in dezelfde positie verkeert als ik, informatie heen en weer verslepen, geheimen uitwisselen, mensen ontmoeten in kutkroegjes.” Ondervragingstactiek –benadruk overeenkomsten tussen jullie beiden. Yuri was duidelijk meertalig, en leek niet dezelfde geharde houding te hebben als zijn ontvoerders. Maar ook al zat hij op de laagste rangen van de organisatie, hij wist nog altijd meer dan Reid. “Wat dacht je van een deal? Jij vertelt me wat jij weet, en ik vertel je wat ik weet.” Hij dempte zijn stem tot hij bijna fluisterde. “En geloof me maar. Je wilt weten wat ik weet.”

Yuri streelde bedachtzaam zijn kin. “Ik mag jou, Ben. Dat is, hoe zeg je ook alweer, eh…tegenstrijdig, want van Amerikanen word ik meestal misselijk.” Hij grinnikte. “Jammer voor jou, kan ik je niet vertellen wat ik niet weet.”

“Geef me dan een duwtje in de richting van iemand die dat wel kan.” De woorden stroomden uit hem terwijl ze aan zijn hersenen voorbij gingen en rechtstreeks naar zijn keel vloeiden. Het logische deel van hem (of liever gezegd, het Lawson-deel van hem) protesteerde luidkeels. Waar ben je me bezig?! Pak wat je pakken kan en maak je uit de voeten!

“Wil je een ritje met me gaan maken?” Yuri’s ogen flitsten. “Ik breng je naar mijn baas. Daar kan jij hem vertellen wat je weet.”

Reid aarzelde. Hij wist dat hij het niet moest doen. Hij wist dat hij het niet wilde doen. Maar dat bizarre gevoel van verplichting was er nog steeds, evenals die stalen koelbloedigheid in zijn achterhoofd die weer tegen hem zei, Rustig maar. Hij had een pistool. Hij had kennelijk bepaalde vaardigheden. Hij was tot dit punt gekomen, en gebaseerd op wat hij wist, leek dit een stuk verder te gaan dan een paar Iraniërs in een Parijse kelder. Er was een plan, en de CIA was ergens bij betrokken, en op een of andere manier wist hij dat er uiteindelijk veel gewonden of erger zouden vallen.

Hij knikte eenmaal, zijn kaken stijf op elkaar geklemd.

“Mooi.” Yuri sloeg zijn glas achterover en stond op. Zijn linkerelleboog was nog steeds tegen zijn lichaam gedrukt. “Au revoir.” Hij zwaaide naar de barman. Toen leidde de Serviër hem naar de achterkant van Féline, door een kleine, bedompte keuken, en door een stalen deur die uitkwam op een keistenen steegje.

Reid volgde hem de nacht in, verbaasd dat het zo snel zo donker was geworden terwijl hij in de kroeg zat. Aan het eind van de steeg stond een zwarte terreinwagen, met ramen die zo donkergetint waren dat het leek alsof ze beschilderd waren. De achterdeur opende nog voor Yuri hem bereikte, en twee gorilla’s stapten uit. Reid kon hen op geen andere manier beschrijven; ze waren beiden breedgeschouderd, indrukwekkend, en deden niets om hun TEC-9 volautomatische pistolen te verbergen, die aan okselharnassen schommelden.

“Rustig maar, vrienden,” zei Yuri. “Dit is Ben. We nemen hem mee naar Otets.”

Otets, fonetisch Russisch voor “vader.” Of, op het meest technische niveau, “maker.”

“Kom,” zei Yuri vriendelijk. Hij deed een hand op Reids schouder. Het is een heel mooi ritje. We zullen onderweg champagne drinken. Kom.”

Reids benen weigerden dienst. Het was riskant – te riskant. Als hij in deze auto met deze mannen stapte en ze kwamen erachter wie hij was, of zelfs maar dat hij niet was wie hij zei dat hij was, kon hij het met de dood bekopen. Zijn dochters zouden weeskinderen zijn, en ze zouden hoogstwaarschijnlijk nooit weten wat er uiteindelijk met hem gebeurd was.

Maar welke keuze had hij? Hij kon niet bepaald doen alsof hij plotseling van gedachten veranderd was; dat zou veel te verdacht zijn. Waarschijnlijk had hij al twee stappen genomen voorbij de grens van geen weg terug door Yuri hierheen te volgen. En als hij de poppenkast lang genoeg kon volhouden, kon hij misschien de bron vinden – en erachter komen wat er in zijn eigen hoofd aan de gang was.

Hij nam een stap in de richting van de terreinwagen.

“Ah! Un momento, por favor.” Yuri zwaaide met een vinger naar zijn gespierde begeleiders. Een van hen dwong Reids armen omhoog terwijl de andere hem fouilleerde. Allereerst vond hij de Beretta, in de achterkant van zijn spijkerbroek gestoken. Toen groef hij met twee vingers in Reids zakken en haalde de rol euro’s en de burnertelefoon tevoorschijn, en gaf alle drie aan Yuri.

“Dit mag je houden.” De Serviër gaf hem het geld terug. “Deze daarentegen houden we. Veiligheid. Je begrijpt het wel.” Yuri stak de telefoon en het pistool in de binnenzak van zijn suède jas, en heel even zag Reid de bruine kolf van een pistool.

“Ik begrijp het,” zei Reid. Nu was hij ongewapend en zonder middelen om om hulp te bellen als hij het nodig had. Ik moet vluchten, dacht hij. Begin gewoon te sprinten en kijk niet om…

Een van de gorilla’s dwong zijn hoog omlaag en duwde hem vooruit, op de achterbank van de terreinwagen. Beiden klommen er na hem in en Yuri volgde. Hij trok de deur achter zich dicht. Hij zat naast Reid. De gekromde gorilla’s gingen op een aangepaste bank direct achter de chauffeur tegenover hen zitten met hun gezichten naar hen toe. Hun schouders raakten elkaar bijna.

Een van de twee klopte met twee knokkels op de scheidingswand met de chauffeur. “Otets,” zei hij kortaf.

Een zware, veelzeggende klik vergrendelde de achterdeuren. Toen drong het grimmige besef tot Reid door van wat hij had gedaan. Hij was in een auto gestapt met drie gewapende mannen zonder enig idee waar hij heen ging, en vrijwel geen idee als wie hij zich moest voordoen. Het was niet zo moeilijk geweest om Yuri voor de gek te houden, maar nu werd hij naar een of andere leider gebracht…zouden ze weten dat hij niet was wie hij zei dat hij was? Hij vocht tegen de drang om naar voren te springen, de deur open te rukken en zich uit de auto te laten vallen. Hieruit was geen ontsnapping mogelijk, in ieder geval niet op dit moment; hij zou moeten wachten tot ze op hun bestemming arriveerden en dan hopen dat hij er in een stuk uit kon komen.

De terreinwagen begon zijn tocht door de straten van Parijs.

Agent Nul

Подняться наверх