Читать книгу Agent Nul - Джек Марс - Страница 12

HOOFDSTUK ZES

Оглавление

Yuri, die zo praatgraag en levendig was geweest in de Franse kroeg, hield zich ongebruikelijk stil gedurende de autorit. Hij opende een vakje naast zijn stoel en pakte er een versleten boek met een gescheurde kaft uit – Machiavelli’s De Heerser. De hoogleraar die Reid ook was wilde hem hardop uitlachen.

De twee gorilla’s tegenover hem zwegen ook. Hun ogen staarden direct naar voren alsof ze gaten door Reid probeerden te staren. Hij prentte snel hun kenmerken in zijn geheugen: de man links was kaal, blank, met een donkere getrimde snor en varkensoogjes. Onder zijn schouder zat een TEC-9 en in een enkelholster een Glock 27. Een gekarteld, bleek litteken boven zijn linkerwenkbrauw leek te wijzen op slordig uitgevoerd oplapwerk (een beetje zoals wat Reid waarschijnlijk te wachten stond wanneer zijn superlijmhechting genas). Hij kon de nationaliteit van de man niet opmaken.

De tweede gorilla was een paar tinten donkerder, had een volle, onverzorgde baard, en een stevig buikje. Zijn linkerschouder leek enigszins te hangen, alsof hij problemen had met zijn rechterheup. Ook hij had een automatisch pistool onder een arm, maar geen andere wapens die Reid kon zien.

Wat hij wel kon zien was het merkteken op zijn nek. De huid was daar opgezwollen en roze, iets uitpuilend door verbranding. Het was hetzelfde teken dat hij op de Arabische woesteling had gezien, in de kelder in Parijs. Een of ander letterteken, dat wist hij zeker, maar niet een die hij herkende. De man met de snor leek er geen te hebben, hoewel veel van zijn nek bedekt was door zijn hemd.

Yuri had ook geen merkteken – tenminste niet een dat Reid kon zien. De kraag van het suède jasje van de Serviër zat hoog in de nek. Zou een statussymbool kunnen zijn, dacht hij. Iets dat je moet verdienen.

De chauffeur stuurde de auto de A4 op, liet Parijs achter zich en ging richting het noordoosten naar Reims. De getinte ramen maakten de nacht nog donkerder; toen ze eenmaal de Lichtstad verlaten hadden was het moeilijk voor Reid om oriëntatiepunten te vinden. Hij moest afgaan op de wegmarkeringen en borden om uit te vinden waar ze heen gingen. Het landschap veranderde langzaam van goed belicht stadsgebied naar een luierende plattelandsomgeving. De snelweg viel en rees lichtjes als het land en de boerderijen aan weerszijden.

Na een uur in totale stilte gereden te hebben, schraapte Reid zijn keel. “Is het nog veel verder?” vroeg hij.

Yuri legde een vinger tegen zijn lippen en grinnikte toen. “Oui.”

Reid brieste, maar hij zei niets meer. Hij had moeten vragen hoe ver weg ze hem brachten; wat hem betrof zouden ze misschien zelfs in België kunnen eindigen.

Route A4 werd A34, die op zijn beurt veranderde in A304 terwijl ze verder naar het noorden gingen. De bomen in het pastorale platteland werden breder en dichter op elkaar, brede paraplu-achtige sparren die het weidse boerenland opslokten en ondoordringbare bossen werden. De hellingsgraad van de weg liep op terwijl de heuveltjes tot kleine bergen werden.

Deze plek kende hij. Of liever gezegd, hij kende de regio, en niet vanwege flitsvisioenen of geïmplanteerde herinneringen. Hij was hier nog nooit geweest, maar hij wist uit zijn boeken dat ze de Ardennen hadden bereikt, een bergachtige strook bossen die gedeeld werd door het noordoosten van Frankrijk, het zuiden van België en het noorden van Luxemburg. Het was in de Ardennen dat het Duitse leger in 1944 had geprobeerde om hun gepantserde divisies door het dichtbeboste gebied te sturen om te proberen de stad Antwerpen in te nemen. Dit werd verijdeld door Amerikaanse en Britse legertroepen bij de rivier de Maas. De daaropvolgende strijd stond bekend als de Slag om de Ardennen, en was het laatste grote offensief van de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog.

Hoe benepen zijn situatie ook was of zou worden, om een of andere reden vond hij wat troost in de gedachten aan geschiedenis, zijn voormalig leven, en zijn studenten. Maar toen dacht hij weer aan zijn dochters die zo alleen en angstig waren, en geen idee hadden waar hij was of wat hij had gedaan.

Inderdaad zag Reid al gauw een bord dat aangaf dat ze de grens naderden. Belgique, stond op het bord, en daaronder Belgien, België, Belgium. Nog geen drie kilometer verder minderde de terreinwagen vaart en kwam tot stilstand bij een enkel klein loket met een betonnen luifel. Een man met een dikke jas en een wollen, gebreide muts keek de auto in. Grenscontrole tussen Frankrijk en België was heel anders dan de meeste Amerikanen gewend waren. De chauffeur rolde een raam naar beneden en sprak met de man, maar de woorden werden gedempt door de gesloten scheidingswand en ramen. Reid spiedde door de tint en zag de arm van de chauffeur naar buiten reiken en iets aan de grensbewaker geven – een briefje. Smeergeld.

De man met de muts wuifde hen door.

Een paar kilometer verder op de N5 voegde de terreinwagen uit en sloeg een smal weggetje in dat parallel liep met de hoofdweg. Er was geen bord voor de afslag en de weg zelf was nauwelijks geasfalteerd; het was een aanvoerweg, waarschijnlijk eentje gemaakt voor houtkapvoertuigen. De auto schokte over de diepe groeven in de aarde. De twee gorilla’s tegenover Reid botsten tegen elkaar aan, maar bleven nog altijd recht vooruit naar hem staren.

Hij keek op het goedkope horloge dat hij in de drogist had gekocht. Twee uur en zesenveertig minuten waren ze al onderweg. Gisteravond was hij in Amerika geweest, en toen wakker geworden in Parijs, en nu was hij in België. Rustig maar, suste zijn onderbewuste. Je bent hier al eens geweest. Blijf je aandacht erbij houden en hou je mond dicht.

Aan weerszijden van de weg was er niets anders dan brede bomen. De terreinwagen vervolgde zijn weg, op en neer de zijkant van een berg op. Reid keek de hele tijd uit het raam. Hij deed alsof hij maar wat voor zich zat te suffen, maar zocht naar een oriëntatiepunt of een bord dat hem kon vertellen waar ze zich bevonden – liefst iets dat hij later aan de autoriteiten kon doorgeven als nodig.

In de verte waren lichtjes, hoewel hij met deze hoek niet de bron kon ontwaren. De terreinwagen minderde weer vaart en kwam zachtjes tot stilstand. Reid zag een zwart ijzeren hek met aan elke spijl een gevaarlijke punt, dat zich aan beide kanten uitstrekte en in de duisternis verdween. Naast hun voertuig was een klein bewakershuisje van glas en donker baksteen, binnenin verlicht door een tl-buis. Een man verscheen. Hij droeg een nette broek en een wollen jas, met de kraag omhoog over zijn nek en een grijze sjaal om zijn keel geknoopt. Hij deed geen poging om de MP7 met geluiddemper, die aan een band over zijn rechterschouder hing, te verbergen. Sterker nog, toen hij naar de auto liep klemde hij het automatisch geweer vast, hoewel hij de loop niet optilde.

Heckler & Koch, productievariant MP7A1, sprak een stem in Reids hoofd. Zeven-punt-een-inch geluiddemper. Elcon reflexvizier. Magazijn van dertig kogels.

De chauffeur rolde zijn raam naar beneden en sprak een paar secondenlang met de man. Toen liep de bewaker om de terreinwagen en trok de deur aan Yuri’s zijde naar boven. Hij boog voorover en keek de auto in. Reid rook whisky en voelde ijskoude lucht die met een ruk de auto binnenkwam bijten. De man keek elk van hen aan, en zijn blik bleef op Reid steken.

“Kommunikator,” zei Yuri. “Chtoby uvidet’ nachal’nika.” Russisch. Boodschapper, hier voor de baas.

De bewaker zei niets. Hij sloot de deur weer en ging terug naar zijn post. Daar drukte hij op een knopje op een klein bedieningspaneel. De zwarte poort zoemde terwijl het aan de kant rolde, en de terreinwagen reed erdoor.

Reids keel kneep zich samen toen de volle ernst van zijn situatie op hem begon te drukken. Hij was naar deze ontmoeting gekomen met de bedoeling informatie te vergaren over wat er gaande was – niet alleen met hem, maar met al die praat over plannen en sjeiks en buitenlandse steden. Hij was in de auto gestapt met Yuri en de twee gorilla’s toen hij vol vuur zat om een bron te vinden. Hij had hen hem uit het land laten brengen naar deze dichtbeboste regio, en nu waren ze achter een hoog, bewaakt, puntig hek. Hij had geen idee hoe hij zich hieruit zou werken als er iets mis ging.

Rustig maar. Je hebt dit eerder gedaan.

Dat heb ik helemaal niet! dacht hij wanhopig. Ik ben een hoogleraar uit New York. Ik weet niet wat ik aan het doen ben. Waarom heb ik dit gedaan? Mijn meisjes…

Geef je er maar gewoon aan over. Als het erop aan komt, zal je weten wat te doen.

Reid ademde diep in, maar het deed weinig om zijn zenuwen te kalmeren. Hij staarde uit het raam. In het donker kon hij nog maar net zijn omgeving ontwaren. Achter het hek waren geen bomen, maar een enorm aantal rijen korte dikke wijnranken, die door roosters klommen en weefden…het was een wijngaard. Of het daadwerkelijk een wijngaard was of slechts iets anders moest verbergen wist hij niet, maar in ieder geval was het iets herkenbaars, iets dat gezien kon worden door een helikopter of een drone.

Mooi. Dat zal later goed van pas komen.

Als er een later is.

De terreinwagen reed nog zo’n anderhalve kilometer langzaam over het grindweggetje voor de wijngaard eindigde. Voor hen was een paleiselijk gebouw, bijna een kasteel, van grijs steen met gewelfde ramen en klimop aan de zuidelijke façade. Heel eventjes stond Reid de prachtige architectuur te bewonderen; het was waarschijnlijk wel tweehonderd jaar oud, misschien ouder. Maar ze stopten er niet; in plaats daarvan cirkelde de auto om het grootse huis en er achterlangs. Na nog een kilometer parkeerden ze op een kleine parkeerplaats en deed de chauffeur de motor uit.

Ze waren gearriveerd. Maar waar ze gearriveerd waren, daarvan had hij geen idee.

De gorilla’s stapten eerst uit, toen Reid gevolgd door Yuri. De bittere koude benam hem de adem. Hij klemde zijn kaken opeen zodat zijn tanden niet klapperden. Zijn twee grote begeleiders leken er hoegenaamd geen last van te hebben.

Zo’n vijftig meter van hen vandaan was een uitgestrekte, lage constructie, twee verdiepingen hoog en verscheidene malen breder; zonder ramen en gemaakt van gegolfd staal dat beige geschilderd was. Een soort voorziening, beredeneerde Reid – misschien voor het maken van wijn. Maar hij betwijfelde het.

Yuri rekte zijn ledematen kreunend uit. Toen grijnsde hij naar Reid. “Ben, ik begrijp dat we nu hele goede vrienden zijn, maar toch…” Hij haalde een dunne strook zwart textiel uit zijn jaszak. “Ik moet erop aandringen.”

Reid knikte eenmaal kordaat. Welke keuze had hij? Hij draaide zich om zodat Yuri de blinddoek om zijn ogen kon binden. Een sterke, vlezige hand greep zijn bovenarm – ongetwijfeld een van de gorilla’s.

“Zo dan,” zei Yuri. “Op naar Otets.” De sterke hand trok hem voorwaarts en leidde hem terwijl ze in de richting van het stalen gebouw liepen. Hij voelde een andere schouder tegen de zijne bewegen aan de andere kant; hij had aan iedere zijde een van de grote gorilla’s.

Reid ademde gelijkmatig door zijn neus en probeerde zijn best om kalm te blijven. Luister, zeiden zijn gedachten tegen hem.

Ik luister.

Nee, luister. Luister, en ga erin mee.

Iemand bonsde driemaal op een deur. Het geluid was dof en zo hol als een trommel. Hoewel hij niets kon zien, beeldde Reid zich in dat Yuri met zijn vuist op de zware stalen deur bonsde.

Katsjunk. Een dwarsbalk schoof voorbij. Een woesj, een vlaag van warme lucht toen de deur opende. Ineens, een collage van geluid – het klinken van glas, het klotsen van vloeistof, het zoemen van transportbanden. Zo te horen de werktuigen van een wijnboer. Vreemd; hij had van buiten niets gehoord. De buitenmuren van het gebouw zijn geluidsdicht.

De zware hand leidde hem naar binnen. De deur ging weer dicht en de dwarsbalk werd op zijn plaats geschoven. De vloer onder hem voelde aan als glad beton. Zijn schoenen sloegen tegen een kleine plas. De zurige lucht van fermentatie was het sterkst, en vlak daaronder de zoetere, bekende geur van druivensap. Ze maken hier daadwerkelijk wijn.

Reid telde zijn passen over de vloer van het gebouw. Ze gingen door een tweede set deuren, en daarmee kwam een assortiment aan nieuwe geluiden. Machines – hydraulische pers. Drilboor. De klinkende ketting van een transportband. De geur van fermentatie werd vervangen door smeervet, motorolie, en…Poeder. Ze zijn hier iets aan het maken; hoogstwaarschijnlijk munitie. Er was iets anders, iets bekends, naast de olie en de poeder. Het was iets zoets, als amandelen… Dinitrotoluene. Ze maken explosieven.

“Trap,” zei Yuri’s stem dicht bij zijn oor, toen Reids scheenbeen tegen de onderste trede botste. De zware hand bleef hem leiden terwijl vier paar voetstappen de stalen trap beklom. Dertien stappen. Degene die dit gebouwd heeft is kennelijk niet bijgelovig.

Bovenaan was er weer een stalen deur. Toen die eenmaal achter hen gesloten was, was er geen geluid meer van de machines te horen – weer een geluidsdichte kamer. Klassieke pianomuziek speelde vlakbij. Brahms. Variaties op een thema van Paganini. De melodie was niet klankrijk genoeg om van een echte piano te komen; een of andere stereo.

“Yuri.” De nieuwe stem was een strenge bariton die lichtelijk schor was, van teveel schreeuwen misschien, of van teveel sigaren. Aan de geur van de kamer af te lezen was het het laatste. Misschien allebei.

“Otets,” zei Yuri onderkruiperig. Hij sprak snel in het Russisch. Reid deed zijn best om Yuri’s accent te volgen. “Ik breng u goed nieuws uit Frankrijk…”

“Wie is deze man?” eiste de bariton. De manier waarop hij sprak leek erop te wijzen dat Russisch zijn moedertaal was. Reid vroeg zich af wat de connectie zou kunnen zijn tussen de Iraniërs en deze Russische man – of zelfs met de gorilla’s in de terreinwagen, of de Servische Yuri. Misschien wapenhandel, zei de stem in zijn hoofd. Of iets ergers.

“Dit is de boodschapper van de Iraniërs,” antwoordde Yuri. “Hij heeft de informatie die we nodig hebben voor –“

“Je hebt hem hiernaartoe gebracht?” viel de man hem in de rede. Zijn diepe stem schreeuwde nu. “Je moest naar Frankrijk gaan en de Iraniërs ontmoeten, niet mannen naar mij slepen! Je stelt alles in gevaar met deze stomheid!” Er was een scherpe krak – de achterkant van een harde hand in een gezicht – en een luide ademteug van Yuri. “Moet ik je taakomschrijving op een kogel schrijven om het door je dikke schedel te laten doordringen?!”

“Otets, alstublieft…” stamelde Yuri.

“Noem me niet bij die naam!” brulde de man. Een pistool werd gespannen – een zwaar pistool, aan het geluid te horen. “Noem me bij geen enkele naam in bijzijn van deze vreemdeling!”

“Hij is geen vreemdeling!” jammerde Yuri. “Hij is Agent Nul! Ik heb je Kent Steele gebracht!”

Agent Nul

Подняться наверх