Читать книгу Agent Nul - Джек Марс - Страница 14

HOOFDSTUK ACHT

Оглавление

Reid kon geen hand voor zijn ogen zien. Er waren geen ramen in het gebouw. De arbeiders in de ander ruimte hadden kennelijk de zekeringen uitgeschakeld, want zelfs de geluiden van de machines in de andere ruimte vielen stil.

Hij voelde snel naar waar hij wist dat Otets stond, en greep de kraag van de Rus voor hij de benen kon nemen. Otets maakte een zacht stikgeluid toen Reid hem naar achteren trok. Op hetzelfde moment ging een rood noodlicht aan, niets meer dan een kaal peertje aan de muur net boven de deur. Het baadde de kamer in een zachte, spookachtige gloed.

“Deze mannen zijn niet dom,” zei Otets zacht. “Je komt hier niet levend vandaan.”

De gedachten tolden door zijn hoofd. Hij moest weten waar ze waren – of nog beter, hij moest hen naar hem laten komen.

Maar hoe?

Het is heel eenvoudig. Je weet wat je moet doen. Hou op je ertegen te verzetten.

Reid ademde diep in door zijn neus, en toen deed hij het enige zinnige dat op dat moment mogelijk was.

Hij schoot op Otets.

Het scherpe geluid van de Beretta galmde door de verder lege ruimte. Otets gilde van de pijn. Beide handen vlogen naar zijn linkerdij – de kogel was alleen maar langs hem gescheerd, maar het bloedde behoorlijk. Hij gooide er een lange, woedende lijst van Russische scheldwoorden uit.

Reid greep Otets weer bij de kraag en rukte hem naar achteren, bijna van zijn sokkel, en dwong hem omlaag achter de transportband van de flessen. Hij wachtte. Als de mannen nog altijd binnen waren, zouden ze zonder twijfel het schot gehoord hadden en naar hen toe rennen. Als er niemand kwam, waren ze hem ergens buiten aan het opwachten.

Een paar seconden later kreeg hij zijn antwoord. De dubbele klapdeuren werden vanaf de andere kant hard genoeg opengetrapt om tegen de muur achter hen te slaan. De eerste door de deuren was de man met de AK. Met ruime zwaaibewegingen richtte hij snel de loop links en rechts. Direct achter hem volgden twee anderen, beiden gewapend met pistolen.

Otets kreunde van de pijn en klemde zijn been vast. Zijn mensen hoorden het; ze kwamen om de hoek van de flesmachine met hun getrokken wapens, om alleen Otets daar op de grond te zien zitten, door zijn tanden sissend met zijn gewonde been op de grond.

Maar Reid was daar niet.

Hij glipte snel met om de andere kant van de machine, steeds hurkend. Hij stak de Beretta in zijn zak en greep een lege fles van de transportband. Voor ze zich ook maar konden omdraaien had hij de fles op het hoofd van de dichtstbijzijnde arbeider, een Midden-Oosterse man, kapotgeslagen, en stak toen de gekartelde flessennek in de keel van de tweede. Warm bloed stroomde over zijn hand terwijl de man sputterde en op de grond viel.

Een.

De Afrikaan met de AK-47 draaide zich met een ruk om, maar niet snel genoeg. Reid gebruikte zijn onderarm om de loop weg te schuiven terwijl een fusillade van kogels door de lucht vloog. Hij stapte naar voren met de Glock, drukte die tegen de kin van de man, en haalde toen de trekker over.

Twee.

Nog een schot maakte een einde aan de eerste terrorist – want dat was duidelijk wat de man was, besloot hij – die nog steeds bewusteloos op de grond lag.

Drie.

Reid ademde snel. Hij probeerde met wilskracht het bonzen van zijn hart te vertragen. Hij had geen tijd om zich schuldig te voelen over wat hij zojuist aangericht had, noch wilde hij er echt over nadenken. Het was alsof Professor Lawson in shock was geraakt, en het andere deel van hem volledig bezit van hem had genomen.

Beweging. Rechts.

Otets kwam vanachter de machine gekropen en greep naar de AK. Reid draaide zich snel om en gaf hem een schop in zijn maag. De kracht daarvan deed de Rus omrollen, kreunend met zijn handen tegen zijn zij gedrukt.

Reid pakte de AK op. Hoeveel kogels waren er afgevuurd? Vijf? Zes. Dit was een magazijn van tweeëndertig kogels. Als de klip vol had gezeten, had hij nog zesentwintig kogels.

“Blijf waar je bent,” zei hij tegen Otets. En toen, tot verbijstering van de Rus, liet Reid hem daar achter en ging terug door de dubbele deuren naar de andere kant van het gebouw.

De ruimte waar de explosieven gemaakt werden was gevuld met dezelfde rode gloed van het noodlicht. Reid trapte de deur open en viel meteen op een knie – voor het geval iemand een geweer op de ingang gericht had – en richtte rechts en links. Er was hier niemand, hetgeen betekende dat er een achterdeur moest zijn. Hij vond hem snel, een stalen veiligheidsdeur tussen de trap en de muur op het zuiden. Waarschijnlijk kon het alleen van binnen worden opengemaakt.

De andere drie stonden hem ergens daarbuiten op te wachten. Het was een gok – hij had geen mogelijkheid erachter te komen of ze hem vlak achter de deur opwachtten, of dat ze hadden geprobeerd naar de voorkant van het gebouw te cirkelen. Hij moest iets verzinnen om zich in te dekken.

Hier werden, per slot van rekening, explosieven gefabriceerd…

In een hoek aan de andere kant van de ruimte, voorbij de transportband, vond hij een houten krat pakweg ter grootte van een doodskist, en gevuld met schuimchips. Hij rommelde erdoor tot hij iets hards voelde. Hij haalde het eruit. Het was een matzwart plastic koffertje, en hij wist direct wat erin zat.

Hij plaatste het voorzichtig op het plastic tafeltje en opende het. Meer geïrriteerd dan verrast herkende hij het onmiddellijk als een kofferbom met een timer die voor de zekerheid kon worden omzeild met een dodemansschakelaar.

Zweet parelde op zijn voorhoofd. Ga ik dit echt doen?

Nieuwe visioenen flitsten door zijn hoofd – Afghaanse bommenmakers die vingers en hele ledematen misten door slechtgemaakte brandbommen. Gebouwen die in rook opgingen door een verkeerde beweging, een enkele verkeerd verbonden draadje.

Welke keuze heb je? Je kan dit doen, of worden neergeschoten.

De dodemansschakelaar was een kleine, groene rechthoek, ongeveer zo groot als een zakmes, met een schakelaar aan een kant. Hij pakte het met zijn linkerhand op en hield de adem in.

Toen drukte hij het in.

Er gebeurde niets. Dat was een goed teken.

Hij droeg er zorg voor dat hij de schakelaar ingedrukt in zijn vuist hield (het loslaten zou ogenblikkelijk afgaan van de bom tot gevolg hebben) en hij zette de timer van de koffer op twintig minuten – zo lang zou hij toch niet nodig hebben. Toen pakte hij de AK op met zijn rechterhand en maakte zich uit de voeten.

Hij kromp ineen; de scharnieren van de achterdeur knarsten toen hij hem openduwde. Hij sprong de duisternis in met de loop van de AK recht vooruit. Er was daar niemand, niet aan de achterkant van het gebouw, maar het kon niet anders dan dat ze het veelzeggende geknars van de deur hadden gehoord.

Hij had een droge keel en zijn hart bonsde als een trommel, maar hij hield zijn rug tegen de stalen façade en begaf zich langzaam naar de hoek van het gebouw. Zijn hand met de dodemansschakelaar in een ijzeren greep zweette. Als hij het nu losliet, zou hij vrijwel zeker direct sterven. De hoeveelheid C4 die in die bom gestouwd was zou de muren van dit gebouw opblazen en hem verpletteren, als hij niet eerst gevangen kwam te zitten.

Gisteren was mijn grootste probleem dat ik negentig minuten lang de aandacht van mijn studenten moest vasthouden. Vandaag was hield hij uit alle macht de schakelaar van een bom vastgeklemd terwijl hij Russische terroristen probeerde te ontlopen.

Concentreer je. Hij bereikte de hoek van het gebouw en spiedde erom, zich zo goed hij kon in schaduwen verhullend. Daar waren de contouren van een man met een geweer in zijn hand, die de wacht hield over de oost-façade.

Reid zorgde ervoor dat hij de schakelaar goed beet had. Je kan dit. Toen stapte hij het volle zicht in. De man draaide zich snel om en begon zijn geweer omhoog te richten.

“He,” zei Reid. Hij tilde zijn eigen hand op – niet die met het geweer, de andere. “Weet jij wat dit is?”

De man pauzeerde en hield zijn hoofd schuin. Toen werden zijn ogen zo groot van angst dat Reid het oogwit in het maanlicht kon zien. “Schakelaar,” prevelde de man. Zijn blik fladderde heen en weer tussen de schakelaar en het gebouw. Hij kwam kennelijk tot dezelfde conclusie als Reid eerder – als hij de schakelaar losliet, waren ze allebei binnen een tel morsdood.

De bommenmaker kwam terug op zijn plan om Reid dood te schieten, en rende in plaats daarvan naar de voorkant van het gebouw. Reid volgde haastig. Hij hoorde in het Arabisch roepen – “Schakelaar! Hij heeft de schakelaar!”

Hij ging de hoek van de voorkant van het gebouw om met de AK naar voren gericht. De kolf rustte tegen de binnenkant van zijn elleboog, en zijn andere hand hield de dodemansschakelaar hoog boven zijn hoofd. De sprintende bommenmaker was niet gestopt; hij was doorgerend, over het grindpad dat van het gebouw leidde, en schreeuwde zich hees. De andere twee bommenmakers stonden bij de voordeur, duidelijk klaar om naar binnen te gaan en Reid af te maken. Ze stonden in verbijstering te staren terwijl hij de hoek om kwam.

Reid bekeek het plaatje snel. De andere twee mannen hadden pistolen – Sig Sauer P365, capaciteit van dertien kogels met volledig uitgebreide grips – maar geen van beiden richtte die. Zoals hij had verwacht, was Otets door de voordeur ontsnapt, en was op dat moment halverwege naar de terreinwagen. Hij hinkte terwijl hij zijn gewonde been vasthield, en werd onder een schouder ondersteund door een korte, dikke man met een zwarte pet op – de chauffeur, veronderstelde Reid.

“Pistolen neer,” commandeerde Reid, “of ik blaas de zaak op.”

De bommenmakers zetten voorzichtig hun wapens op de grond. Reid kon in de verte horen roepen, meer stemmen. Er kwamen anderen vanuit de richting van het oude landhuis. Waarschijnlijk had de Russische vrouw hen op de hoogte gesteld.

“Rennen,” zei hij tegen hen. “Ga ze maar vertellen wat er zometeen gaat gebeuren.”

De twee mannen lieten zich dat niet een tweede keer zeggen. Ze gingen op draf dezelfde richting op waarin hun kompaan eerder was verdwenen.

Reid vestigde zijn aandacht op de chauffeur die de manke Otets vooruit hielp. “Stop!” brulde hij.

“Niet stoppen!” schreeuwde Otets in het Russisch.

De chauffeur aarzelde. Reid liet de AK vallen en trok de Glock uit zijn jaszak. Ze waren iets voorbij halverwege naar de auto – zo’n vijfentwintig meter. Eitje.

Hij deed een paar stappen dichterbij en riep, “Voor vandaag, dacht ik niet dat ik ooit een pistool had afgevuurd. Blijk ik een prima schutter te zijn.”

De chauffeur was een redelijke man – of misschien een lafaard, of misschien allebei. Hij liet Otets los, waardoor zijn baas zonder pardon op het grind plofte.

“Sleutels,” eiste Reid. “Laat ze op de grond vallen.”

De handen van de chauffeur beefden terwijl hij de sleutels van de terreinwagen uit de binnenzak van zijn jas pakte. Hij gooide ze neer bij zijn eigen voeten.

Reid gebaarde met de loop van zijn pistool. “Wegwezen.”

De chauffeur rende weg. De zwarte pet vloog van zijn hoofd af maar hij negeerde het.

“Lafaard!” spuugde Otets in het Russisch.

Reid pakte eerst de sleutels, en ging toen over Otets staan. De stemmen in de verte kwamen dichterbij. Het landhuis was een bijna een kilometer ver weg; het zou de Russische vrouw ongeveer vier minuten hebben geduurd om het te voet te bereiken, en dan nog een paar minuten voordat de mannen hier arriveerden. Hij bedacht dat hij minder dan twee minuten de tijd had.

“Sta op.”

Otets spuugde ter antwoord op zijn schoenen.

“Wat jij wil.” Reid stak de Glock in zijn zak, greep Otets aan de achterkant van zijn blazer en sleepte hem naar de terreinwagen. De Rus gilde van de pijn toen zijn gewonde been over het grind sleepte.

“Instappen,” beval Reid, “of ik schiet je in je andere been.”

Otets mokte binnensmonds, siste door de pijn, maar hij klom de auto in. Reid sloeg het portier dicht, rende naar de andere kant, en ging achter het stuur zitten. Zijn linkerhand hield nog altijd de dodemansschakelaar vast.

Hij duwde de versnellingspook van de terreinwagen naar D en trapte op het gaspedaal. De wielen sponnen, lieten grind en aarde door de lucht vliegen, en toen maakte de wagen een sprongetje naar voren. Zodra hij weer op de nauwe toevoerweg was begon het schoten te regenen. Kogels sloegen tegen de passagierszijde. Het raam – net rechts van Otets’ hoofd – versplinterde tot een spinnenweb van gebarsten glas, maar hield stand.

“Imbecielen!” gilde Otets. “Hou op met schieten!”

Kogelvrij, dacht Reid. Allicht. Maar hij wist dat het niet lang zou duren. Hij trapte het gaspedaal tot de vloer en de terreinwagen sprong weer op, en denderde voorbij de drie mannen aan de kant van de weg terwijl ze op de auto schoten. Reid deed zijn raam omlaag terwijl ze voorbij de twee bommenmakers reden, die nog altijd aan renden voor hun leven.

Toen gooide hij de schakelaar uit het raam.

De terreinwagen schokte heen en weer door de ontploffing, zelfs op deze afstand. Hij kon de ontsteking niet zozeer horen danwel voelen, diep in zijn binnenste, en zijn ingewanden daverden. Een blik in de achteruitkijkspiegel toonde niets anders dan intens fel geel licht, alsof je rechtstreeks de zon in keek. Even zwommen vlekken door zijn zicht en hij dwong zichzelf vooruit te kijken, naar de weg. Een oranje vuurbal rolde in de lucht en trok een gigantische rookwolk mee.

Otets liet een stotende, kreunende zucht horen. “Je hebt geen idee wat je daar hebt aangericht,” zei hij stil. “Dit is je doodvonnis, Agent.”

Reid zei niets. Hij realiseerde zich wel wat hij had aangericht – hij had een enorme hoeveelheid bewijs vernietigd, bewijs in wat voor zaak ook tegen Otets kon worden opgebouwd wanneer hij eenmaal naar de autoriteiten was gebracht. Maar Otets zag het verkeerd; hij was niet dood, nog niet in ieder geval, en de bom had hem geholpen te ontsnappen.

Tot dusverre, tenminste.

Verderop doemde het landhuis op, maar ditmaal was er geen tijd om even te stoppen om de architectuur te bewonderen. Reid hield zijn ogen recht vooruit en vloog er voorbij terwijl de terreinwagen over de gaten in de weg stuiterde.

Een sprankje licht in de spiegel trok zijn aandacht. Twee paar koplampen kwamen in zicht vanuit de oprijlaan van het huis. Ze waren dicht bij de grond en hij kon het hoge gejammer van de motoren boven het gebrul van de zijne horen. Sportauto’s. Hij trapte weer op het gaspedaal. Zij zouden sneller zijn, maar de terreinwagen was beter bestand tegen de ongelijke weg.

Meer schoten klonken in de lucht en kogels daalden neer op de achterbumper. Reid klemde het stuur met twee handen stevig vast. De aderen op zijn handen waren gezwollen van de spanning in zijn spieren. Hij beheerste dit. Hij kon dit. De ijzeren poort kon niet ver meer zijn. Hij ging met negentig door de wijngaard; als hij deze snelheid kon vasthouden, kon het genoeg zijn om de poort te rammen.

Agent Nul

Подняться наверх