Читать книгу Het voedsel der Goden en hoe het op Aarde kwam - Герберт Уэллс, Герберт Джордж Уэллс - Страница 11
Boek I.
De ontdekking van het voedsel
Hoofdstuk II.
De Proef-Hoeve
VII
ОглавлениеZoover als ik kan nagaan, kwamen de kuikens in Hickleybrow ’s middags tegen drie uur. Hun komst schijnt heel wat levendigheid meegebracht te hebben, hoewel er toevallig niemand op straat was om ze te zien aankomen. Het geweldige gekrijsch van den kleinen Skelmersdale schijnt de eerste aanduiding te zijn geweest dat er iets niet in den haak was. Juffrouw Durgon van het postkantoor stond als gewoonlijk voor het raam, en zag de kip, die het ongelukkige kind beetgepakt had, met groote passen de straat afrennen met haar slachtoffer, dicht op de hielen gezeten door twee anderen. Ge kent wel die waggelende groote passen van het geïmproviseerde athletische kuiken van heden ten dage! Gij kent wel het vinnige vasthouden van de hongerige kip! Er zat bloed van Plymouth Rocks in deze kippen, heb ik hooren zeggen, en zelfs zonder Herakleophorbia, is dit een mager, hardloopend ras.
Het is mogelijk dat juffrouw Durgon niet zoo heel erg verrast was. Niettegenstaande het aandringen van den heer Bensington op geheimhouding, liep er toch reeds sinds eenige weken in het dorp een gerucht rond omtrent het groote kuiken, dat Skinner aan het opfokken was. „Goeie hemel!” riep zij uit, „net wat ik dacht.”
Zij schijnt zich met groote tegenwoordigheid van geest gedragen te hebben. Zij greep den verzegelden zak met brieven, die lag te wachten om door te gaan naar Urshot, op, en rende hiermede onmiddellijk de deur uit. Bijna op hetzelfde oogenblik verscheen de heer Skelmersdale, een gieter krampachtig bij de tuit houdend, en erg bleek. En het spreekt vanzelf, dat binnen een minimum van tijd iedereen in het dorp naar de deur of het venster holde.
Het schouwspel dat juffrouw Durgon aanbood, den weg afhollend, met de geheele correspondentie van dien dag in de hand, bracht het kuiken, dat in bezit was van den jongenheer Skelmersdale, tot nadenken. Het bleef één oogenblik besluiteloos staan, en wendde zich toen naar het open hek van de plaats van Fulcher. Dit oogenblik was noodlottig. Het tweede kuiken kwam gezwind aanloopen, kreeg het kind te pakken door een goedgerichte pik, en vloog over den muur in den tuin van den dominé.
„Charawk, chawk, chawk, chawk, chawk, chawk!” riep de achterste hen, netjes geraakt door den gieter van den heer Skelmersdale, en fladderde in wilde haast over het landhuis van mevrouw Glue, en zoo op het terrein van den dokter, terwijl de overige van die Gargantuaansche vogels dwars over het grasveld der pastorie het kuiken achtervolgden, dat op dàt oogenblik in bezit was van het kind.
„Goeie hemel!” riep de hulpprediker uit (zooals enkelen beweren, zei hij iets veel manlijkers) en liep toe, zijn crocket-hamer zwaaiend en schreeuwend om de jacht te keeren.
„Halt, schurk!” riep de hulpprediker, alsof reuzen-kippen doodgewone dingen waren.
En toen, bevindende dat hij het met geen mogelijkheid kon tegenhouden, wierp hij zijn hamer met alle macht het dier achterna, en in een sierlijken boog vloog hij rakelings langs het hoofd van jongenheer Skelmersdale en door de glazen lantaarn van de broeikas. Krak! De nieuwe broeikas! De prachtige nieuwe broeikas van de domineesche!
De kip schrok er van. Iederéén zou er van geschrokken zijn. Zij liet haar slachtoffer vallen in een Portugeeschen laurierstruik, (waaruit het een oogenblik later te voorschijn gehaald werd, gehavend doch heelshuids, op zijn minder fijne kleêren na), sprong fladderend naar het dak van Fulcher’s stal, zakte met den poot door een zwakke plaats in de pannen, en daalde, om het zoo maar eens uit te drukken, uit de oneindige ruimte, in de contemplatieve rust van den heer Bumps, de lamme, die – en het is nu boven allen twijfel verheven door de bewijzen die voorhanden zijn – bij deze speciale gelegenheid in zijn leven, de geheele lengte van zijn tuin afliep, en zoo naar binnen zonder eenige hulp, de deur achter zich grendelde en toen zich onmiddellijk weder overgaf aan Christelijke berusting en algeheele afhankelijkheid van zijn vrouw…
De overige kuikens werden tegengehouden door andere crocketspelers, en gingen door den moestuin van den predikant het veld van den dokter in, waar de vijfde zich ook bij hen voegde, mistroostig klokkend na een mislukte poging om over de komkommerkassen te loopen in den tuin van meneer Witherspoon. Ze schijnen daar bij elkaar gestaan te hebben, zooals kippen dat doen kunnen, en een beetje gekrabd en peinzend geklokt te hebben, en toen pikte er een naar een bijenkorf van den dokter en wierp hem omver, en hierop gingen ze aan den haal met een zotten, hortenden, onregelmatigen gang, dwars de velden door in de richting van Urshot, en de straat te Hickleybrow zag ze niet weder. Bij Urshot schijnen ze werkelijk aan hun vraatzucht geëvenredigd voedsel gevonden te hebben in een veld koolrapen, en pikten hier een tijd met smaak aan, tot hun roem hen achterhaalde.
De voornaamste onmiddellijke reactie op dezen verbazingwekkenden inval van reuzen-hoenders op den menschelijken geest was het plotseling ontwaken van een eigenaardige onweerstaanbare neiging om te schreeuwen en hard te draven en met allerlei dingen te gooien, en in een bijzonder korten tijd was nagenoeg de geheele beschikbare mannelijke bevolking van Hickleybrow en verscheidene dames, er op uit met een merkwaardige verzameling van ratelende en klapperende dingen in de hand – om het verdrijven der reuzenkippen aan te vangen. Ze dreven ze Urshot binnen, waar een Landelijk Feest gehouden werd, en Urshot beschouwde ze als de kroon op een gelukkigen dag. Men begon op ze te schieten dicht bij Findon Beeches, doch in het begin slechts met een vogelroer. Natuurlijk kunnen vogels van deze grootte een onbeperkte hoeveelheid kleine hagel in zich opnemen zonder eenige nadeelige gevolgen. Zij raakten dicht bij Sevenoaks van elkaar en bij Tonbridge liep er een, al klokkend, een tijdlang buitengewoon opgewonden, naast den namiddagboot-express, en een eindje er voor uit, – tot groote verbazing van alle passagiers.
En tegen half vijf werden er twee zeer handig gevangen door een circuseigenaar te Tunbridge Wells, die ze in een kooi, welke leegstond door den dood van een tot weduwe geworden drommedaris, lokte, door koekjes en brood te strooien…