Читать книгу De complete werken van Joost van Vondel. Vorstelijke warande der dieren - Joost van den Vondel - Страница 5

VOORREDEN
AAN
DEN KONSTLIEVENDEN LEZER,
AANGAANDE DE STICHTIGE VERMAKELIJKHEID EN NUTTIGHEID DER FABELEN.

Оглавление

Inhoudsopgave

De treffelijkheid en nuttigheid der fabelen, verstandige lezer! is zoo groot, dat ze met geene woorden kan uitgedrukt noch beschreven worden; 't welk alsins door hem zelven[3] klaar is: want onder de zelven leît de wijsheid, als onder een schorse, verborgen. Waarover ook de ouden geoordeeld hebben, dat niemand ze te recht konde verstaan, ten ware hij met een doorluchtig verstand van God was begaafd. Want Plato, die onder de Heidenen de Godlijke genaamd wordt, oordeelde dat men van de eerlijke fabelen behoorde te beginnen: dat ook de voedsters de teêre en buigzame verstanden met zoodanige lieflijkheid meer behoorden te koesteren en op te kweeken, als zij hare lichamen gewoon zijn te cieren en op te pronken. Wie is het niet bekend, dat alle geheimnissen der ouden hier onder hebben gescholen? want zij gaven daar mede de domme wereld te verstaan, datter most[4] eenige Gods-dienst zijn, om alzoo de herten af te schrikken van de ondeugden, en ter wederzijden een spore of prikkel te geven, de deugden te omhelzen. Dionysius Halicarn. heeft zeer klaarlijk der fabelen noodwendigheid te kennen gegeven, als hij zeît: "wie is' er, die niet en zoude meenen, dat der Grieken fabelen den menschen hoognoodig zijn? eenige zijnder, die de werken der nature onder zekere verbloemde redenen voorstellen; andere, die der menschen droefheden en ellendigheden boven maten vertroosten, andere drijven van haar weg vreeze en allerlei verstoringen des gemoeds, en verjagen de oneerlijke gedachten; ja, een iegelijk is tot hare bijzondere nuttigheid gevonden." 't Is ook zeker, dat de fabelen den menschen aanbrengen een vaste overtuiginge tot scherpzinnigheid en opmerkinge des verstands, want zoo haast en wordt de fabel niet voorgesteld, of 't kloeke vernuft let terstond op 't oogmerk. Zoo dat in 't voorstellen en begrijpen een zonderlinge[5] aardigheid gelegen is.

Daar en is bijna geene zake, die iemand mocht overkomen, of men vindt daarinne stoffe, 'tzij ter leeringe of ter waarschouwinge voorgesteld: ja, met zoodanige vermakelijkheid, dat velen geoordeeld hebben, de vinding der zelve te wezen een lieflijke en verheuglijke confiture van 't menschen leven, en geen kleine vertroostinge onzer zwarigheden, waartoe die ook (zonder twijfel) vanden[6] ouden zijn bedacht en gevonden. De edele en treffelijke verstanden scheppen hier uit een groote nuttigheid en scherpzinnigheid: maar den genen, die slechts bij haar[7] neuze heenzien, schijnen deze dingen belachelijk, ja, kunnen[8] niet[9] godlijks daar uit merken en verstaan; gelijk de onverstandigen, die alleen op de schorse, en niet op de deugd en vruchten des booms letten: deze zijn den kinderen gelijk, die bij den viere[10] een deel poëtische kluchten vertellen, en letten niet eenmaal op de heilige en over-treflijke nuttigheid die daar onder verborgen is.

De oudheid dezer fabelen is zoodanig, dat de tijd daarvan schijnt haar register verloren te hebben. Zij worden gemeenlijk Aesopo toegeschreven (hoe wel die ook bij[11] veel andere geleerde mannen verdicht zijn), omdat zijne harssenen veerdiger en bekwamer waren, waarover hij ook, als de konstigste meester, daarvan alleene den naam heeft bekomen.

De H. Schrifture wordt van hare Godlijke heiligheid niet ontluisterd, als wij menschlijker wijze deze fabelen, naar 't zeggen der Ouden, verheffen; doch elke moet men in haren zin aanmerken: met een ander geest is deze, met een ander geest is de ander beschreven. De H. Schrifture voert ons met verscheiden exemplen en aanwijzingen, zoo tot dieren, vogelen, enz. als tot verbloemde en allegorische manieren van spreken, die niet als met eenen verlichten geest kunnen verstaan en begrepen worden, waar in de H. Geest zelve schijnt een vermaken genomen te hebben. Zoo dat men deze (zoo veel een zedelijk, burgerlijk en eerlijk leven belangt) niet behoort te verachten en onteeren.

Verzoeken daarom, dat niemand onze vlijt beschuldige, omdat wij deze Heidensche fabelen uit het boek der vergetenheid wederom voor den dag brengen, als zijnde genoegzaam van andere gedicht en beschreven, maar letten inzonderheid op de geest-rijke hand dezes konst-rijken schilders[12], die zoo aardig en levendig het wezen der dingen heeft nagebootst, dat de nature zelve schijnt ontluisterd te zijn. Waar over hij ook eenen onstoffelijken lof bij alle konst-beminders verkregen, en met den lauren-kroon, naar zijne waardigheid, vereerd is.

Van de dichten, zal aan den verstandigen lezer staan, die zelve naar zijne beleefdheid te verschoonen en ten besten uit te leggen: maar van den onverstandigen kan noch Apellis beeld, noch Homeri rijmen, niet ongelasterd noch ongetadeld[13] blijven. Tot meerder verlichtinge en verlustinge dezes werks, hebben wij op een ieder fabel gepast en geëigend een oude historie[14], zoo uit de Latijnsche als Grieksche schrijvers, om met de nieuwe historiën geene ergenisse of aanstoot te geven, alzoo dit tot niemands hoon noch smaad, maar alleen tot aller waarschouwinge geschreven is.

Neemt hiermede onzen arbeid in dank, en verwacht hierna (met des Heeren hulpe) wat anders.

De complete werken van Joost van Vondel. Vorstelijke warande der dieren

Подняться наверх