Читать книгу Karl Marx en zijne voorgangers - Jos. Loopuit - Страница 8

Saint-Just.

Оглавление

Inhoudsopgave

Deze, die in 1794 na Danton’s val aan de regeering kwam, meende, dat zoolang er nog armen en behoeftigen waren, de zaak van de vrijheid, van de Republiek, in gevaar was. „Duldt in den Staat noch eene ongelukkige, noch eene arme: alleen tot dien prijs zult gij eene ware republiek kunnen in stand houden!” De economische gelijkstelling is de levensvoorwaarde voor de republiek; de rijkdom der „aristokratie” is voor de republiek evenzoo gevaarlijk als de ellende des volks. „Er behooren noch rijken, noch armen te bestaan.... Daar waar er te groote bezitters bestaan daar vindt men louter armen.... De rijkdom is een infamie”, enz., ziedaar zijn meeningen.

De ellende, die wel het naast, volgens Saint-Just, een gevaar oplevert voor de republiek, moest in de eerste plaats dan ook uitgeroeid worden. Dit was te vinden door zeer strenge agrarische wetten: „Ten einde de zeden te hervormen en den nood te bevredigen, moest men beginnen, met een ieder wat land te geven. Het bedeldom moet worden tegengegaan door verdeeling van de nationale goederen onder de armen.”

Voorál moest het volk zich op den landbouw kunnen toeleggen, daar alleen een landbouwend volk een „deugdzaam” en een vrij volk kan wezen.

De mogelijkheid om de maatschappij gelukkig te maken, zag Saint-Just, evenals zoovele hervormers uit het midden der 18e eeuw dan ook gelegen in de wetgeving en die wel uitsluitend van uit een streng gecentraliseerden Staat. Saint-Just viel echter spoedig met Robespierre, wiens handlanger en vriend bij was, en hiermede ging ook zijn plan te gronde.

Maar het eerst en het voornaamst werden communistische denkbeelden, te midden van de Fransche Revolutie verkondigd door een man, die niet aarzelde, zelfs niet onder het Schrikbewind, met zijn meeningen voor den dag te komen. Die man was:

Karl Marx en zijne voorgangers

Подняться наверх