Читать книгу Langs lijnen van geleidelijkheid - Louis Couperus - Страница 7
IV.
ОглавлениеDe eerste dagen in Rome vermoeiden Cornélie zeer. Zij deed te veel, als een ieder, die pas in Rome is; zij wilde de geheele stad in eens omhelzen, en de afstanden, schoon met rijtuig afgelegd, de eindelooze galerijen der muzea braken haar van vermoeidheid. Daarbij ondervond zij telkens teleurstellingen, in schilderijen, in beelden, in gebouwen. Eerst dorst zij zich die teleurstellingen niet bekennen, maar op een middag, doodmoê, na een smartelijke teleurstelling in de Sixtijnsche kapel, bekende zij het zich. Alles wat zij zag en reeds kende van studie, was haar eene teleurstelling. Toen nam zij een besluit vooreerst niets meer te gaan zien. En na hare vermoeiende dagen van 's morgens-uit, 's middags-uit, was het een wellust zich aan den onbewusten stroom der dagen over te geven. Zij bleef 's morgens thuis, in een peignoir, in haar gezellig hoog vogelkooitje van een zitkamer, schreef brieven, droomde wat, de armen om het hoofd gebogen, las in Ovidius, in Petrarca, hoorde naar een paar straatmuzikanten, die, met trillende tenorstemmen, bij het snerpend gejammer van hun guitaren, de stille straat vervulden met een snikkenden hartstocht van muziek. Aan het lunch vond zij, dat zij het getroffen had met haar pension, met haar hoekje aan tafel: de baronin Von Rothkirch, met hare onverschillige aristocratische neêrbuigendheid tegen Rudyard, vond zij interessant, omdat zij zag hoe reizen iemand rukken kan uit het cirkeltje van côterie-begrip. De jonge baronesse, die zich niets van het leven aantrok en maar schilderde en maar schetste, interesseerde haar in haar gefluister met Rudyard, dat zij niet begreep. Miss Hope was zoo naïef, zoo kinderlijk dol, dat Cornélie niet inzag hoe de oude Hope, de rijke tricot-fabrikant daar ginds in Chicago, dit kind maar alleen liet reizen met haar al te ruim maandgeld en haar totaal gemis aan wereld- en menschenkennis; en Rudyard zelve, hoewel zij soms afschuw van hem had, boeide haar ondanks dien afschuw. Hoewel zij dus in geen van die tafelgenooten gevonden had diepere vriendschap, waren het menschen om haar heen, met wie zij spreken kon, en de tafelconversatie was een afleiding in haar eenzaamheid van den geheelen dag.
Want 's middags ging zij deze dagen van moêheid en teleurstelling alleen een kleine wandeling maken in het Corso, of op den Pincio, keerde dan thuis, zette zelve haar thee in haar zilveren trekpotje, en droomde bij het houtvuur, in den donker, tot zij zich kleeden moest voor het diner.
En de goed verlichte eetzaal met het plafond van Guercino was vroolijk. Het pension was vol: de marchesa sliep in de badkamer en had hare eigen kamer afgestaan. Een gegons van stemmen ruischte aan tafel, de kellners draafden, lepels en vorken klakkerden. De melancholieke stemming van zoovele table-d'hôtes was hier niet. Men kende elkaâr, en de drukte van Rome's leven, de zuurstof van Rome's lucht, scheen een levendigheid te geven aan gebaar en gesprekken. In die levendigheid vielen de twee groezelige esthetische dames op door haar onveranderlijke houding: altijd de evening-dress, de Jaegers, de kralen, de lectuur in het dikke boek; de booze blik omdat er gesproken werd.
En na, het eten zat men in het salon, in den hall, maakte kennis hier, daar, en sprak men over Rome, Rome, Rome.... Een groote agitatie was steeds om de muziek in de verschillende kerken: men raadpleegde den Herald, men vroeg Rudyard, die alles wist, omringde hem en hij glimlachte, dik en beleefd, en deelde kaartjes uit en zeide de dagen, de uren, waarop er een gewichtige dienst plaats greep in die en die kerk. Aan Engelsche dames, niet op de hoogte, gaf hij nu en dan, terloops, inlichtingen omtrent de ingewikkelde formaliteiten en hierarchieën van den Katholieken eeredienst: hij vertelde welke nationaliteiten de verschillende kleuren der seminaristen aanwezen, die men 's middags bij troepen op den Pincio ontmoette, starende naar Sint-Pieter, in extaze om Sint-Pieter, machtig symbool van hunnen machtigen godsdienst; hij vertelde wat het onderscheid was tusschen een kerk en een baziliek; hij vertelde intimiteiten uit het leven van Leo XIII. De wijze, waarop hij over dit alles sprak, had iets boeiend insinueerends: de Engelsche dames, gretig op informatie, hingen aan zijne lippen, vonden hem allerliefst, vroegen hem duizend détails.
Deze dagen waren dus rust voor Cornélie. Zij bekwam van hare vermoeidheid, zij werd onverschillig om Rome. Maar zij dacht niet aan eerder weggaan. Of zij hier was of ergens anders, het was het zelfde: zij moest ergens zijn. Daarbij, het pension was goed, hare tafelgenooten gezellig, vroolijk. Zij las niet meer "Hare's Walks through Rome," en niet meer de Metamorfozen van Ovidius, maar zij las Ariadne over van Ouida. Zij vond het boek niet zoo mooi meer, als zij het drie jaar geleden gevonden had in Den Haag, en las nu niets meer. Maar zij amuzeerde zich met de dames Von Rothkirch een geheelen avond over de cachetverzameling en het stalenalbum van Miss Hope. Hoe die Amerikanen toch tuk waren op adel en vorstelijkheid. De baronin, goedig, drukte in het album haar wapen af. En de stalen werden zeer bewonderd, goudbrokaat, zilverzware zij, tulle met loovers. Miss Hope vertelde hoe zij er aan kwam: een van de kameniers van de koningin kende zij, doordat deze vroeger gediend had bij eene Amerikaansche en tegen een hoogen prijs wist die kamenier haar nu de stalen te bezorgen: een kostbaar lapje, opgeraapt als de koningin paste, soms zelfs afgeknipt van een breeden naad. Het kind was trotscher op hare verzameling staaltjes dan een Italiaansche prins op zijn schilderijen, zeide de baronin Von Rothkirch. Maar niettegenstaande die belachelijkheid, die ijdelheid, werd het mooie Amerikaansche meisje Cornélie sympathiek om het spontane en eerlijke van haar natuur. Zij zag er 's avonds allerliefst uit, in een zwarte gedecolleteerde japon of in een blouse van roze chiffon. Trouwens, het was iederen avond iets anders. Het was een kaleidoscoop van toiletten, van blouses, van juweelen. Door de ruïnes van het Forum wandelde zij in een tailorpak van bijna wit laken, met oranje zij gevoerd, en hare witte kanten onderrok tipte luchtig over de grondvesten van de Basilica, Julia of den tempel van Vesta. Hare druk opgemaakte hoeden gaven kleurvlekjes van de Avenue de l'Opéra of Regentstreet midden in den tragischen ernst van het Colosseum of in de paleisruïnes van den Palatijn. De jonge baronesse plaagde haar met haar oranje zijden voering, zoo in toon met het Forum; met hare hoeden, zoo in toon met den ernst van een Christenmartelplaats, maar zij werd nooit boos. 't Is toch een lieve hoed! antwoordde zij met haar Yankee-accent, dat hare mooie tanden telkens goed liet zien, maar haar mondje opensperde, of zij hazelnooten kraakte. En het kind genoot, genoot van de "baronin" en de "baronesse," genoot van te zijn in een pension, gehouden door een vervallen Italiaansche markiezin. En zoodra zij den grijzen leeuwenkop van de marchesa Belloni in het oog kreeg, verliet zij de anderen, vloog zij op haar toe—mevrouw Von Rothkirch zeide, omdat een markiezin meer is dan een barones—trok la Belloni meê in een hoekje en behield haar daar als monopolie, zoo mogelijk den geheelen avond. Rudyard voegde zich dan bij haar beiden, de marchesa en miss Hope, en Cornélie, dit ziende, vroeg zich weêr af, wat Rudyard was, wie hij was, en wat hij wilde. Maar het interesseerde de baronin niet, die pas een kaartje gekregen had voor een mis in de Pauselijke kapel, en de jonge baronesse zeide alleen, dat hij aardig vertellen kon, legenden van Heiligen, om haar enkele schilderijen te verklaren in Doria en Corsini.