Читать книгу Een Zee Van Schilden - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 14
HOOFDSTUK ACHT
ОглавлениеDe wachters gooiden de eeuwenoude eikenhouten deuren open, en Reece, doorweekt van de constante wind en regen op de Hoge Eilanden, haastte zich Srogs fort binnen. Terwijl de deuren achter hem dicht sloegen werd hij overspoeld met opluchting. Hij veegde het water uit zijn haar en gezicht en toen hij opkeek zag hij Srog naar hem toe komen om hem te omhelzen.
Reece omhelsde hem terug. Hij had altijd een zwak gehad voor deze geweldige krijger, deze man die Silesia zou goed had geleidt, die trouw was geweest aan Reece’ vader, en nog trouwer aan zijn zus. Srog, met zijn stijve baard, brede schouders en vriendelijke glimlach, deed hem aan zijn vader denken.
Srog legde een vlezige hand op Reece’ schouder.
“Hoe groter je wordt, hoe meer je op je vader gaat lijken,” zei hij warm.
Reece glimlachte.
“Ik hoop dat dat iets positiefs is.”
“Dat is het zeker,” antwoordde Srog. “Er was geen betere man dan hij. Ik zou door het vuur gaan voor hem.”
Srog draaide zich om en leidde Reece door de gang. Zijn mannen volgden hen terwijl ze het fort doorliepen.
“Het is fijn om een vertrouwd gezicht te zien op deze miserabele plek,” zei Srog. “Ik ben je zus dankbaar dat ze je heeft gestuurd.”
“Het lijkt erop dat ik een slechte dag heb uitgekozen om op bezoek te komen,” zei Reece terwijl ze langs een open raam liepen, waar de regen doorheen joeg.
Srog grijnsde.
“Elke dag is hier een slechte dag,” antwoordde hij. “Maar het weer kan ook op slag veranderen. Ze zeggen dat de Hoge Eilanden alle vier seizoen in één dag ervaren—en ik ben erachter gekomen dat dat klopt.”
Reece naar buiten, naar een kleine, lege binnenplaats, waar een handjevol oude stenen gebouwen stonden, grijs van kleur, net als het weer. Er waren maar weinig mensen buiten, en degenen die er waren bogen hun hoofden tegen de wind en haastten zich van de ene naar de andere plek. Dit eiland scheen een eenzame, troosteloze plek te zijn.
“Waar zijn alle mensen?” vroeg Reece.
Srog zuchtte,
“De Hoge Eilanders blijven zoveel mogelijk binnen. Ze zijn erg op zichzelf. Ze zitten verspreid. Deze plek is niet zoals Silesia, of het Koninklijk Hof. Men leeft hier verspreid over het hele eiland. Ze komen niet samen in steden. Het is een vreemd, teruggetrokken volk. Koppig en hard—net als het weer.”
Srog leidde Reece een gang door. Ze gingen een hoek om, en toen de Grote Zaal binnen.
In de ruimte zat een tiental van Srogs soldaten met hun laarzen en wapenrustingen aan somber aan een tafel bij het vuur. Er sliepen honden bij het vuur, en de mannen aten stukken vlees en gooiden de restjes naar de honden. Ze keken op naar Reece en begroetten hem met een grom.
Srog leidde Reece naar het vuur. Reece wreef in zijn handen, dankbaar voor de warmte van de vlammen.
“Ik weet dat je niet veel tijd hebt voor je schip weer vertrekt,” zei Srog. “Maar ik kan je op zijn minst wat warmte en droge kleren bieden.”
Er verscheen een bediende die Reece een set droge kleren en maliënkolder overhandigde, precies in zijn maat. Reece keek Srog verrast en dankbaar aan en begon zijn eigen natte kleren uit te trekken.
Srog glimlachte. “We behandelen onze mensen goed hier,” zei hij. “Ik dacht dat je het wel nodig zou hebben.”
“Dank je,” zei Reece. Hij begon zich al warmer te voelen. “Ik heb er nooit meer behoefte aan gehad dan nu.” Hij had er al tegenop gezien om terug te zeilen in natte kleren, en dit was precies wat hij nodig had.
Srog begon over politiek te praten, een lange monoloog, en Reece knikte beleefd terwijl hij deed of hij luisterde. Maar diep van binnen was Reece afgeleid. Hij werd nog steeds overspoeld met gedachten aan Stara, en hij kon haar maar niet uit zijn hoofd zetten. Hij kon alleen maar aan hun ontmoeting denken, en elke keer dat hij aan haar dacht, maakte zijn hart een sprongetje van opwinding.
Waar hij ook constant aan dacht, was de taak die op het vasteland op hem wachtte. Hij moest Selese—en alle anderen—vertellen dat de bruiloft niet doorging. Hij wilde haar geen pijn doen. Maar hij zag geen andere keus.
“Reece?” herhaalde Srog.
Reece knipperde met zijn ogen en keek hem aan.
“Hoorde je wat ik zei?” vroeg Srog.
“Het spijt me,” zei Reece. “Wat zei je?”
“Ik zei, ik neem aan dat je zus mijn berichten heeft ontvangen?” vroeg Srog.
Reece knikte en trachtte zich te concentreren.
“Inderdaad,” antwoordde Reece. “Dat is waarom ze me heeft gestuurd. Ze heeft me gevraagd om te zien hoe het met je gaat, om met eigen ogen te zien wat er gaande was.”
Srog zuchtte en staarde in de vlammen.
“Ik ben hier nu zes manen,” zei hij, “en ik kan je vertellen, de Hoge Eilanders zijn niet als wij. De naam MacGil is het enige dat ze met ons gemeen hebben. Ze missen de kwaliteiten van je vader. Ze zijn niet alleen koppig—ze zijn niet te vertrouwen. Ze saboteren dagelijks de schepen van de Koningin; sterker nog, ze saboteren alles wat we hier doen. Ze willen ons hier niet. Ze willen geen deel uitmaken van het vasteland—tenzij ze het binnenvallen, natuurlijk. Om in harmonie te leven, zo heb ik ondervonden, is niet hun manier van leven.”
Srog zuchtte.
“We verspillen onze tijd hier. Je zus zou zich moeten terugtrekken. Hen aan hun lot overlaten.”
Reece knikte bedachtzaam en hield zijn handen bij het vuur, toen ineens de zon door de wolken brak en het donkere, natte weer veranderde in een heldere, zonnige zomerdag. In de verte klonk een hoorn.
“Je schip!” riep Srog uit. “We moeten gaan. Je moet de zeilen hijsen voor het weer omslaat. Ik zal je uitzwaaien.”
Srog leidde Reece door een zijdeur in het fort naar buiten, en Reece moest tot zijn verbazing zijn ogen samenknijpen tegen het felle zonlicht. Het was ineens een perfecte zomerdag.
Reece en Srog liepen snel, zij aan zij, gevolgd door enkele van Srogs mannen. Steentjes knarsten onder hun laarzen terwijl ze door de heuvels naar de kust liepen. Ze passeerden grijze rotsen en rotswanden en kliffen waar geiten op graasden. Terwijl ze de kust naderden, klonken er bellen vanaf het water om de schepen te waarschuwen voor de optrekkende mist.
“Ik zie nu met eigen ogen met welke omstandigheden je te maken hebt,” zei Reece terwijl ze liepen. “Het is zeker niet makkelijk. Je hebt de zaken hier langer bij elkaar gehouden dan een ander zou zijn gelukt, dat weet ik zeker. Je hebt hier goed werk verricht. Ik zal het de Koningin vertellen.”
Srog knikte.
“Dat waardeer ik,” zei hij.
“Wat is de oorzaak van de ontevredenheid van deze mensen?” vroeg Reece. “Ze zijn tenslotte vrij. We willen ze geen kwaad doen—sterker nog, we bieden ze voorraden en bescherming.”
Srog schudde zijn hoofd.
“Ze zullen niet rusten tot Tirus vrij is. Ze beschouwen het als een persoonlijke schade dat hun leider gevangen is gezet.”
“Maar ze hebben geluk dat hij alleen gevangen zit, en niet is geëxecuteerd voor zijn verraad.”
Srog knikte.
“Dat is waar. Maar deze mensen begrijpen dat niet.”
“En als we hem zouden bevrijden?” vroeg Reece. “Zou dat hen tevreden stellen?”
Srog schudde zijn hoofd.
“Ik betwijfel het. Ik denk dat ze dan alleen maar een andere reden zouden vinden voor hun ontevredenheid.”
“Wat moeten we dan doen?” vroeg Reece.
Srog zuchtte.
“Verlaat deze plek,” zei hij. “En zo snel mogelijk. Het bevalt me maar niets. Ik voel een opstand aankomen.”
“Maar we zijn zwaar in de meerderheid, in troepen en schepen.”
Srog schudde zijn hoofd.
“Dat is slechts een illusie,” zei hij. “Ze zijn goed georganiseerd. We bevinden ons op hun grondgebied. Ze hebben een miljoen subtiele manieren om ons te saboteren waar we niet op kunnen anticiperen. We zitten hier in een huiskamer vol slangen.”
“Matus niet,” zei Reece.
“Dat is waar,” antwoordde Srog. “Maar hij is de enige.”
Er is nog een ander, dacht Reece. Stara. Maar hij hield zijn gedachten voor zichzelf. Nu hij dit allemaal hoorde wilde hij Stara redden, haar hier zo snel mogelijk vandaan halen. Hij zwoer dat hij haar zou redden. Maar eerst moest hij terugzeilen en zijn zaken regelen. Daarna kon hij voor haar terugkomen.
Terwijl ze het zand opliepen, zag Reece het schip voor zich opdoemen, waar zijn mannen op hem wachtten.
Hij stopte, en Srog draaide zich naar hem om en legde een warme hand op zijn schouder.
“Ik zal dit alles met Gwendolyn delen,” zei Reece. “Ik zal haar over je zorgen vertellen. Maar ik weet hoe vastbesloten ze is als het op deze eilanden aankomt. Ze ziet ze als onderdeel van een grotere strategie voor de Ring. Voor nu moet je de harmonie behouden. Hoe dan ook. Wat heb je nodig? Meer schepen? Meer mannen?”
Srog schudde zijn hoofd.
“Ik zou deze Hoge Eilanders nog niet kunnen veranderen met alle mannen en schepen in de wereld. Het enige dat dat kan doen is de rand van het zwaard.”
Reece keek hem vol afschuw aan.
“Gwendolyn zou nooit onschuldige mensen laten afslachten,” zei Reece.
“Dat weet ik,” antwoordde Srog. “En dat is ook waarom, zo vermoed ik, veel van onze mannen zullen sterven.”