Читать книгу Een Zee Van Schilden - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 16
HOOFDSTUK TIEN
ОглавлениеKarus en Falus, Tirus’ twee zoons, liepen snel de stenen wenteltrap af, steeds dieper, richting de kerker waar hun vader gevangen zat. Ze haatten het om naar deze plek te moeten afdalen om hun vader te zien. Een grote krijger die de rechtmatige Koning van de Hoge Eilanden was geweest. Ze hadden stilletjes gezworen dat ze wraak zouden nemen.
Maar deze keer brachten ze nieuws, nieuws dat alles zou kunnen veranderen. Nieuws dat hen eindelijk hoop gaf.
Karus en Falus liepen naar de soldaten die op wacht stonden bij de entree van de gevangenis, mannen waarvan ze wisten dat ze trouw waren aan de Koningin. Ze hielden halt, rood aangelopen. Ze haatten het om de vernedering te moeten doorstaan, om toestemming te moeten vragen om hun vader te zien.
Gwendolyns mannen bekeken hen, knikten naar elkaar en deden toen een stap naar voren.
“Strek je armen uit,” zeiden ze tegen Karus en Falus.
Karus en Falus deden wat hen werd gevraagd en de soldaten ontdeden hen van hun wapens.
Toen ontgrendelden ze de ijzeren poorten, duwden ze langzaam open, en lieten hen binnen, waarna ze de poorten weer achter hen sloten.
Karus en Falis wisten dat ze weinig tijd hadden; ze zouden hun vader slechts enkele minuten mogen bezoeken, zoals elke week het geval was geweest sinds hij gevangen was genomen. Daarna zouden Gwendolyns mannen hen bevelen om te vertrekken.
Ze liepen naar het einde van de lange gang. Alle cellen waren leeg, hun vader was de enige hier. Eindelijk bereikten ze de laatste cel aan de linkerkant, zwak verlicht door een flikkerende fakkel aan de muur, en ze tuurden door de tralies.
Tirus verscheen langzaam uit een donkere hoek en liep naar de tralies. Hij staarde hen aan, zijn gezicht uitgemergeld, zijn baard onverzorgd. Hij keek hen aan met de hopeloze uitdrukking van een man die wist dat hij nooit meer daglicht zou zien.
Het deed Karus en Falus pijn om het te zien. Het maakte hen nog vastberadener om een manier te vinden om hem te bevrijden, en om wraak te nemen.
“Vader,” zei Falus hoopvol.
“We hebben dringend nieuws,” zei Karus.
Tirus staarde hen aan en bemerkte een sprankje hoop in hun toon.
“We brengen dringend nieuws,” zei Karus.
“Eruit ermee,” gromde hij.
Falus schraapte zijn keel.
“Het lijkt erop dat onze zus weer verliefd is geworden op onze neef, Reece. Onze spionnen vertellen ons dat die twee van plan zijn om te trouwen. Reece is van plan om zijn bruiloft op het vasteland af te zeggen, en in plaats daarvan met Stara te trouwen.
“We moeten een manier vinden om het tegen te houden,” zei Karus verontwaardigt.
Tirus staarde hem uitdrukkingsloos aan, maar ze zagen zijn ogen glinsteren.
“Moeten we dat?” zei Tirus langzaam. “En waarom is dat?”
Ze keken hun vader verward aan.
“Waarom?” vroeg Karus. “We kunnen niet toelaten dat onze familie samensmelt met die van Reece. Het zou de Koningin recht in de hand spelen. Onze families zouden één worden, en ze zou de volledige controle krijgen.”
“Het zou het laatste schrijntje onafhankelijkheid dat we hebben doen verdampen,” viel Falus bij.
“De plannen zijn al in werking gezet,” voegde Karus toe. “En we moeten een manier vinden om hen te stoppen.”
Ze wachtten op een antwoord, maar Tirus schudde langzaam zijn hoofd.
“Domme, domme jongens,” zei hij langzaam, en hij bleef zijn hoofd schudden. “Waarom heb ik zulke domme jongens opgevoed? Heb ik jullie dan helemaal niets geleerd al die jaren? Jullie kijken alleen naar wat er voor je is, en niet naar wat erachter ligt.”
“We begrijpen het niet, Vader.”
Tirus grijnsde.
“En dat is waarom ik me in deze positie bevindt. Dat is waarom jullie nu niet regeren. Het tegenhouden van deze vereniging zou het domste zijn dat je ooit hebt gedaan, en het ergste dat er met ons eiland zou kunnen gebeuren. Als Stara met Reece trouwt, zou dat het beste zijn voor ons allemaal.”
Ze keken hem verward aan.
“Het beste? Hoezo dan?”
Tirus zuchtte ongeduldig.
“Als onze families samensmelten, dan kan Gwendolyn me hier niet vasthouden. Ze zou geen keus hebben dan me vrijlaten. Het zou alles veranderen. Het zou ons niet van onze macht strippen—het zou ons macht geven. We zouden rechtmatige MacGils zijn, met dezelfde rechten als de MacGils op het vasteland. Gwendolyn zou onlosmakelijk met ons verbonden zijn. Zie je dat niet?” vroeg hij. “Een kind van Reece en Stara zou net zo goed ons kind zijn als dat van hun.”
“Maar Vader, het is niet natuurlijk. Ze zijn neef en nicht.”
Tirus schudde zijn hoofd.
“Politiek is niet natuurlijk, mijn zoon. Maar deze vereniging gaat gebeuren,” hield hij vol. Hij klonk vastberaden. “En jullie twee gaan er alles aan doen om te zorgen dat het niet mis gaat.”
Karus schraapte zijn keel, nerveus, onzeker.
“Maar Reece is al weg gezeild richting het vasteland,” zei hij. “Het is te laat. Reece, zo horen we, heeft zijn beslissing al genomen.”
Tirus reikte omhoog en gaf een klap tegen de ijzeren spijlen, alsof hij Karus een klap wilde geven, en Karus sprong verschrikt naar achteren.
“Je bent nog dommer dan ik dacht,” zei Tirus. “Je gaat ervoor zorgen dat het gebeurd. Mannen zijn om mindere dingen dan dit van gedachten verandert. En je gaat ervoor zorgen dat Reece niet van gedachten veranderd.”
“Hoe?” vroeg Falus.
Tirus stond daar, denkend, en streek over zijn baard. Voor het eerst in vele manen gingen zijn hersenen weer malen, en hij formuleerde een plan. Voor het eerst stond er weer hoop en optimisme in zijn ogen.
“Dat meisje, Selese, waar hij mee gaat trouwen,” zei Tirus uiteindelijk. “Zoek haar. Je brengt haar bewijsmateriaal… bewijs van de liefde tussen Reece en Stara. Je zult het haar persoonlijk laten zien, voordat hij haar bereikt. Je zorgt ervoor dat ze weet dat Reece verliefd is op iemand anders. Op die manier, in het geval dat Reece van gedachten veranderd en toch met haar wil trouwen, is het te laat. Hun breuk zal zeker zijn.
“Maar wat voor bewijs hebben we van hun liefde?”
Tirus wreef nadenkend over zijn baard. Toen lichtten zijn ogen op.
“Herinner je je die rollen? De rollen die we hebben onderschept toen Stara jong was? De liefdesbrieven die ze Reece schreef? De brieven die hij terugschreef?”
Karus en Falus knikten.
“Ja,” zei Falus. “We hadden de valken onderschept.”
Tirus knikte.
“Ze liggen nog in mijn kasteel. Breng ze naar haar toe. Vertel haar dat ze recent zijn, en laat het overtuigend lijken. Ze zal hun leeftijd nooit raden—en alles zal voorbij zijn.”
Karus en Falus glimlachten, en beseften eindelijk hoe diep hun vaders sluwheid en wijsheid ging.
Tirus glimlachte terug, voor het eerst in zolang ze zich konden herinneren.
“Ons eiland zal weer herrijzen.”