Читать книгу De Gave Van Strijd - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 20
HOOFDSTUK ACHT
ОглавлениеLoti en Loc wandelden naast elkaar onder de brandende woestijnzon. Ze waren aan elkaar geketend, terwijl ze door de Keizerlijke opzieners naast hen met de zweep geslagen werden. Ze trokken door de woestenij en Loti vroeg zich weer af waarom haar broer ze had opgegeven voor deze gevaarlijke, rugbrekende klus. Was hij gek geworden?
“Wat dacht je wel niet?” fluisterde ze tegen hem. Ze werden van achteren geduwd en Loc verloor zijn evenwicht en struikelde naar voren. Loti ving hem bij zijn goede arm op voordat hij viel.
“Waarom heb je ons opgegeven?’ vroeg ze.
“Kijk vooruit,” zei hij toen hij zijn evenwicht weer vond. “Wat zie je?”
Loti keek vooruit en zag niets dan de eentonige woestijn die zich voor hen uitstrekte. Het was vol met slaven en de grond was hard van rotsen; daarachter zag ze een helling die naar een bergkam liep, waar tientallen meer slaven aan het werk waren. Overal waren opzieners, het geluid van zwepen hing zwaar in de lucht.
“Ik zie niets,” antwoordde ze ongeduldig, “behalve meer van hetzelfde: slaven die zich dood werken.”
Loti voelde plotseling een brandende pijn over haar rug, alsof haar huid eraf gescheurd werd, en ze gilde het uit terwijl ze over haar rug werd afgeranseld. De zweep sneed in haar huid.
Ze draaide zich om en zag het dreigende gezicht van een opziener achter haar.
“Mond houden!” commandeerde hij.
Loti wilde huilen door de intense pijn, maar ze hield haar mond en liep verder naast Loc. Haar ketenen ratelden onder de zon. Ze maakte een belofte om al deze Keizerlijken zo snel als ze kon te doden.
Ze liepen in stilte door, het enige geluid was dat van hun laarzen die op de rotsen kraakten. Uiteindelijk kwam Loc dichter naast haar lopen.
“Het is niet wat je ziet,” fluisterde hij, “maar wat je niet ziet. Kijk goed. Daar boven, op de bergkam.”
Ze bestudeerde het landschap, maar zag niets.
“Er is maar één opziener daar boven. Eén. Voor twee dozijn slaven. Kijk achterom, in de vallei. Kijk hoeveel er daar zijn.”
Loti gluurde stiekem over haar schouder. In de vallei die onder ze uitgespreid lag, zag ze tientallen opzieners op slaven die rotsen braken en het land bewerkten. Ze draaide zich om en keek weer naar de bergkam. Voor het eerste begreep ze wat haar broer in gedachten had. Er was niet alleen maar één opziener, maar beter nog, er stond een zerta naast hem. Een ontsnappingsmiddel.
Ze was onder de indruk.
Hij knikte ter bevestiging.
“De bergtop is de gevaarlijkste klus,” fluisterde hij. “De heetste, de minst gewilde, zowel bij de slaven als bij de opzieners. Maar dat, mijn zuster, is een kans.”
Loti werd plotseling in haar rug geschopt en ze struikelde met Loc naar voren. Ze gingen allebei weer rechtop staan en liepen verder de bergkam op. Loti hijgde en probeerde onder de opkomende hitte op adem te komen terwijl ze klommen. Maar toen ze dit keer omhoog keek, maakte haar hart een sprongetje van optimisme. Haar hart klopte sneller: eindelijk hadden ze een plan.
Loti had nooit gedacht dat haar broer zo brutaal kon zijn, zo bereid zou zijn om een risico te nemen, om het Keizerrijk te trotseren. Maar nu ze naar hem keek kon ze de wanhoop in zijn ogen zien, zag ze dat hij uiteindelijk net als haar dacht. Ze zag hem in een nieuw daglicht en ze bewonderde hem er enorm om. Het was precies het soort plan dat zij bedacht zou kunnen hebben.
“En hoe zit het met onze ketenen?” fluisterde ze terug, ze had zich verzekerd dat de opzieners niet keken.
Loc gebaarde met zijn hoofd.
“Het zadel,” antwoordde Loc. “Kijk goed.”
Loti keek en zag het lange zwaard eraan bungelen; ze realiseerde zich dat ze het konden gebruiken om hun ketenen te verbreken. Ze konden daar vandaan ontsnappen.
Met een optimistisch gevoel voor het eerst sinds ze gevangen waren, bekeek Loti de andere slaven boven aan de top zorgvuldig. Het waren allemaal gebroken mannen en vrouwen, ze stonden stom gebocheld over hun taken. Geen van hen had nog enige trots in hun ogen over; ze wist meteen dat ze van geen van hen hulp kon verwachten. Dat vond ze prima – ze had hun hulp niet nodig. Ze hadden maar één kans nodig en al deze andere slaven dienden als een afleiding.
Loti voelde een laatste harde trap onder in haar rug. Ze struikelde naar voren en landde met haar gezicht in het vuil toen ze de top van de bergkam bereikten. Ze voelde hoe ze door ruwe handen overeind getrokken werd en ze draaide zich om en zag de opziener haar ruw een duw geven voordat hij zich omdraaide en terug naar beneden ging. Hij liet ze daar achter.
“Ga in een rij staan!” riep een nieuwe opziener, de enige bovenop de bergkam.
Loti voelde hoe zijn eeltige handen haar achter in de nek pakte en duwde; haar ketenen ratelden toen ze naar voren snelde, struikelend het werkveld in van de slaven. Ze kreeg een lange schoffel met een ijzeren einde en kreeg nog een laatste duw toen de Keizerlijke opziener wilde dat ze met de anderen aan het werk ging.
Loti draaide zich om en zag hoe Loc haar een betekenisvolle knik gaf. Ze voelde het in haar aderen branden; ze wist dat het nu of nooit was.
Loti gilde, hief de schoffel op, zwaaide het rond en bracht het uit alle macht neer. Ze schrok toen ze de dreun voelde, toen ze zag hoe het in de achterkant van het hoofd van de opziener boorde.
Loti was zo snel omgedraaid en zo besluitvaardig, hij had het duidelijk nooit verwacht. Hij had niet eens tijd om te reageren. Geen enkele slaaf hier, omgeven door al deze opzieners en met geen kant op te gaan, zou ooit zo iets proberen.
Loti voelde de trilling van de schoffel door haar handen en armen. Ze keek geschokt, daarna tevreden, toen de bewaker voorwaarts struikelde en viel. Met nog een brandende pijn in haar rug van de afranseling, voelde het als rechtvaardiging.
Haar broer stapte naar voren, hief zijn schoffel hoog en de opziener begon te kronkelen. Hij bracht het recht op de achterkant van zijn hoofd neer.
Eindelijk lag de opziener stil.
Hijgend, bedekt in zweet, haar hart nog steeds bonkend, liet Loti de schoffel in ongeloof vallen. Het zat onder het bloed van de man en ze wisselde een blik met haar broer uit. Ze had het gedaan.
Loti voelde de nieuwsgierige blikken van alle andere slaven rondom haar. Ze draaide zich om en zag dat ze allemaal met open mond staarden. Ze leunden op hun schoffels, stopten met werken en hadden een afschuwelijk blik van ongeloof.
Loti wist dat ze geen tijd te verliezen hadden. Ze rende met Loc naast haar, aan elkaar vast geketend, naar de zerta. Ze pakte met beide handen het grootzwaard uit het zadel, hief het hoog en draaide.
“Pas op!” riep ze naar Loc.
Hij zette zichzelf schrap terwijl ze het uit alle macht omlaag bracht en hun ketenen doorsloeg. Het vonkte en ze voelde de tevreden vrijheid van hun ketenen die verbroken waren.
Ze wilde weggaan toe ze een kreet hoorde.
“En wij dan!?” riep een stem.
Loti draaide zich om en zag de andere slaven eraan komen rennen met hun ketenen voor zich uit houdend. Ze zag de wachtende zerta en ze wist dat ze kostbare tijd verloor. Ze wilden naar het oosten zodra ze kon, naar Volusia, de laatste plek waarvan ze wist waar Darius heen was gegaan. Misschien zou ze hem daar vinden. Maar tegelijkertijd kon ze het niet uitstaan om haar broeders en zusters geketend te zien.
Loti rende naar voren, door de menigte slaven en sloeg links en rechts ketenen door, totdat ze allemaal vrij waren. Ze wist niet waar ze heen zouden gaan nu ze vrij waren – maar ze hadden nu tenminste hun vrijheid om te doen wat ze wilden.
Loti draaide zich om, steeg op de zerta en hield haar hand naar Loc uit. Hij gaf haar zijn goede hand en ze trok hem omhoog – toen gaf ze de zerta een flinke trap in de ribben.
Toen ze wegreden, werd Loti vrolijk van haar vrijheid. Ze kon in de verte al het geschreeuw van de Keizerlijke opzieners horen, ze konden haar nog net zien. Maar ze wachtte niet. Ze leidde de zerta van de bergkam af, langs de tegenoverliggende helling. Zij en haar broer stormden de woestijn in, weg van de opzieners – naar de andere kant van vrijheid.