Читать книгу Opstandeling, Pion, Koning - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 10

HOOFDSTUK EEN

Оглавление

Thanos voelde een knoop in zijn maag terwijl het schip over de zee schommelde en de stroming hem steeds verder en verder van huis bracht. Er was al dagen geen land in zicht geweest. Hij stond op de boeg van de boot, uitkijkend over het water, wachtend op het moment dat hij eindelijk iets zou spotten. Alleen de gedachte aan waar hij naar toe ging, naar wie hij toe ging, weerhield hem ervan de kapitein te bevelen het schip om te laten keren.

Ceres.

Ze was daar ergens, en hij zou haar vinden.

“Je weet zeker dat je dit wil?” vroeg de kapitein, die naast hem kwam staan. “Niemand wil naar het Eiland der Gevangenen.”

Wat kon Thanos daarop zeggen? Dat hij het niet zeker wist? Dat hij zich een beetje voelde zoals de boot, voortgestuwd door de roeispanen, ondanks de wind die haar de andere kant op probeerde te duwen?

Maar de drang om Ceres te vinden overtrof al het andere. Het dreef Thanos, en het vooruitzicht dat hij haar zou vinden vulde hem met opwinding. Hij was er zo zeker van geweest dat ze dood was, dat hij haar nooit meer zou zien. Toen hij had gehoord dat ze misschien nog leefde, was hij overspoeld door opluchting. Hij had het gevoel gehad alsof hij zou instorten.

Toch kon hij niet ontkennen dat er ook gedachten aan Stephania door zijn hoofd spookten. Ze deden hem achteromkijken en zelfs, heel even, denken aan terug gaan. Ze was tenslotte zijn echtgenote, en hij had haar in de steek gelaten. Ze was in verwachting van zijn kind, en hij was bij haar weggelopen. Hij had haar achtergelaten op de steigers. Wat voor man deed dat nu?

“Ze heeft geprobeerd me te vermoorden,” herinnerde Thanos zichzelf.

“Wat zei je?” vroeg de kapitein, en Thanos besefte dat hij het hardop had gezegd.

“Niets,” zei Thanos. Hij zuchtte. “De waarheid is dat ik het niet weet. Ik ben naar iemand op zoek, en het Eiland der Gevangenen is de enige plek waar ze zou kunnen zijn.”

Hij wist dat Ceres’ schip onderweg naar het eiland was gezonken. Als ze het had overleefd, dan lag het voor de hand dat ze daar heen had gered, of niet? Dat zou ook verklaren waarom Thanos sindsdien niets meer van haar had vernomen. Als ze in staat was geweest om naar hem terug te komen, moest Thanos geloven dat ze dat wel gedaan zou hebben.

“Lijkt me een vreselijk groot risico om te nemen voor iets dat je niet weet,” zei de kapitein.

“Ze is het waard,” verzekerde Thanos hem.

“Ze moet wel heel speciaal zijn als ze beter is dan Vrouwe Stephania,” zei de smokkelaar met een blik die zorgde dat Thanos hem een stomp wilde verkopen.

“Je hebt het wel over mijn echtgenote,” zei Thanos, en zelfs hij moest het overduidelijke probleem met die uitspraak toegeven. Hij kon haar niet verdedigen als hij degene was die haar had achtergelaten, en zij degene was die het bevel tot zijn dood had gegeven. Waarschijnlijk verdiende ze alles wat ze over haar zeiden.

Als hij zichzelf daar nu maar van kon overtuigen. Als zijn gedachten aan Ceres nu maar niet steeds werden doorboord door gedachten aan Stephania, zoals ze met hem was geweest tijdens de feesten, zoals ze was geweest op stille momenten, zoals ze er de ochtend na hun huwelijksnacht uit had gezien…

“Weet je zeker dat je me veilig op het Eiland der Gevangenen kunt krijgen?” vroeg Thanos. Hij was er nog nooit geweest, maar het hele eiland was gebouwd als een goed-bewaakte vesting, onontkoombaar voor degenen die er werden heen gebracht.

“Oh, dat is makkelijk zat,” verzekerde de kapitein hem. “We gaan er zo nu en dan langs. De cipiers verkopen een aantal van de gevangenen die ze tot slaven hebben gemaakt. Ze binden ze aan de palen op de kust, zodat we ze kunnen zien als we in de buurt zijn.”

Thanos had al een tijdje geleden besloten dat hij deze man haatte. Hij liet het echter niet merken, want op dit moment was de smokkelaar zijn enige kans om naar het eiland te komen en Ceres te vinden.

“Ik wil liever geen wachters tegenkomen,” merkte hij op.

De andere man haalde zijn schouders op. “Dat is makkelijk. Als we in de buurt zijn laten we je in een kleine boot zakken, en gaan we door alsof het een normaal bezoek is. Dan wachten we voor de kust tot je terug bent. Maar niet lang. Als we te lang wachten, denken ze misschien dat we iets verdachts aan het doen zijn.”

Thanos twijfelde er niet aan dat de smokkelaar hem achter zou laten als zijn schip in gevaar was. Alleen het vooruitzicht op winst had hem zo ver gebracht. Een man als hij zou liefde niet begrijpen. Voor hem was het waarschijnlijk iets dat je per uur kon huren bij de havens. Maar hij had Thanos al ver gebracht. Dat was het belangrijkste.

“Je moet wel beseffen dat zelfs als je deze vrouw op het Eiland der Gevangenen kunt vinden,” zei de kapitein, “ze misschien niet degene is die je je herinnert.”

“Ceres zal altijd Ceres zijn,” benadrukte Thanos.

Hij hoorde de andere man snuiven. “Dat kun je wel zeggen, maar je weet niet wat er daar allemaal gebeurt. Van sommige van gevangenen die ze ons als slaven verkopen is nauwelijks nog wat over. Ze kunnen niets voor zichzelf doen tenzij we hen dat opdragen.”

“En daar heb jij zeker geen problemen mee,” beet Thanos.

“Je bent niet zo dol op me, of wel?” vroeg de kapitein.

Thanos negeerde zijn vraag en staarde naar de zee. Ze wisten allebei wat het antwoord was, en op dat moment had hij wel wat anders aan zijn hoofd. Hij moest een manier bedenken om Ceres te vinden, wat dat ook—

“Is dat land?” vroeg hij wijzend.

Eerst was het niets meer dan een stipje aan de horizon, vaag, omgeven door wolken en kolkende golven. Terwijl ze dichterbij kwamen voelde Thanos een broeierige angst in zich opwellen.

Het eiland rees op in een serie van grijze granieten spikes, als de tanden van één of ander enorm beest. Op het hoogstgelegen punt van het eiland lag een vesting, met een vuurtoren die constant brandde, als waarschuwing voor iedereen die langskwam. Aan één kant van het eiland kon Thanos bomen zien, maar voor de rest was het kaal en dor.

Terwijl ze dichterbij voeren kon hij ramen in de rotswanden van het eiland zien, alsof het hele eiland was uitgehold om de gevangenis groter te maken. Hij zag zwarte stranden die een scherp contrast vormden met de gebleekte witte botten die er lagen. Thanos hoorde geschreeuw, en trok bleek weg toen hij besefte dat hij niet wist of het zeevogels of mensen waren.

Thanos duwde zijn kleine boot het strand op, ineenkrimpend bij de aanblik van de boeien die net onder de vloedlijn dreven. Zijn verbeelding vertelde hem onmiddellijk waar ze voor waren: het martelen of executeren van gevangenen met behulp van de opkomende golven. Een hoopje achtergelaten botten op de kust vertelden hun eigen verhaal.

De kapitein van de smokkelboot draaide zich naar hem om en glimlachte.

“Welkom op het Eiland der Gevangenen.”

Opstandeling, Pion, Koning

Подняться наверх