Читать книгу Opstandeling, Pion, Koning - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 17

HOOFDSTUK ACHT

Оглавление

Thanos voelde zich gespannen als een dier dat op het punt stond te vluchten terwijl hij tussen het trio gevangenen richting de vesting van het eiland liep. Hij betrapte zichzelf erop dat hij bij elke stap zocht naar een ontsnappingsroute. Maar op het open terrein, met de bogen van zijn gijzelnemers gespannen, vond hij er geen.

“Wel zo verstandig,” zei Elsius achter hem. “Ik wil niet beweren dat je beter af bent als je doet wat we zeggen, maar je zult langer leven. Je kunt op dit eiland nergens heen behalve naar de Verlatenen, en als je dat probeert jaag ik je op.”

“Misschien moet ik het dan maar snel doen,” zei Thanos. Hij probeerde zijn verrassing over het feit dat de andere man zijn intenties had doorzien te verhullen. “Een pijl in de rug kan zo erg niet zijn.”

“Niet erger dan een zwaard,” zei Elsius. “Oh ja, zelfs hier hebben we erover gehoord. De cipiers brengen ons nieuws wanneer ze ons nieuwelingen brengen. Maar geloof me, als ik je opjaag zal je geen snelle dood te wachten staan. Doorlopen nu, gevangene.”

Thanos deed wat hij zei, maar hij wist dat hij niet in de vesting terecht kon komen. Als dat gebeurde zou hij nooit meer daglicht zien. De beste tijd om te ontsnappen was altijd vroeg, als je de kracht er nog voor had. Dus bleef Thanos om zich heen kijken. Hij trachtte het terrein te beoordelen, zijn moment in te schatten.

“Het zal niet werken,” zei Elsius. “Ik weet hoe mannen in elkaar zitten. Ik weet wat ze zullen doen. Het is ongelofelijk wat je over mensen kunt leren terwijl je ze in stukken snijdt. Ik denk dat je dan echt in hun ziel kunt kijken.”

“Weet je wat ik denk?” vroeg Thanos.

“Vertel het eens. Ik weet zeker dat je belediging mijn dag zal maken. En de jouwe zal verpesten.”

“Ik denk dat je een lafaard bent,” zei Thanos. “Ik heb over je misdaden gehoord. Je hebt een paar mensen vermoord die niet in staat waren om terug te vechten. Je hebt een tijdje een bende boeven geleid die voor je vochten. Je bent zielig.”

Thanos hoorde gelach achter zich.

“Oh, is dat alles?” zei Elsius. “Ik voel me beledigd. Wat probeerde je te doen, me dichterbij lokken zodat je kon aanvallen? Denk je nu echt dat ik zo dom ben? Jullie twee, hou hem vast. Prins Thanos, als je beweegt, krijg je een pijl op een zeer pijnlijke plek.”

Thanos voelde de handen van de twee cipiers zich rond zijn armen sluiten en hem stevig op zijn plek houden. Het waren sterke mannen, duidelijk gewend aan de omgang met opstandige gevangenen. Thanos voelde hoe hij werd omgedraaid, en toen stond hij oog in oog met Elsius. Die hield zijn boog perfect recht, klaar om te vuren.

Precies zoals Thanos had gehoopt.

Thanos verzette zich tegen de cipiers die hem vasthielden, en hij hoorde Elsius lachen.

“Zeg niet dat ik je niet gewaarschuwd heb.”

Hij hoorde de twang van de boogpees, maar in tegenstelling tot wat ze dachten probeerde Thanos niet om los te breken. Hij draaide om zijn as en sleurde één van de wachters in de baan van de pijl. Hij voelde de schok door het lichaam van de man gaan terwijl er een pijlpunt door zijn borst naar buiten kwam.

Thanos voelde de greep van de man verslappen toen de cipier naar de pijl graaide, en hij aarzelde geen seconde. Hij beukte tegen de andere cipier aan, griste een mes van zijn riem en duwde hem tegen Elsius aan. Ze raakten verstrikt in elkaars wapens, en hij greep de boog van de stervende wachter, en zoveel mogelijk pijlen.

Thanos rende zigzaggend over gebroken rotsen richting de dichtstbijzijnde schuilplaats. Het feit dat hij richting de bomen rende in plaats van richting zijn boot redde nu waarschijnlijk zijn leven.

“Daar is niets behalve de Verlatenen!” schreeuwde Elsius hem na.

Thanos dook toen een pijl vlak langs zijn hoofd suisde. Hij voelde dat hij dichtbij genoeg was om zijn haar te doen opwaaien. De killer die op hem joeg was veel te goed.

Thanos vuurde terug maar keek nauwelijks. Als hij lang genoeg zou stoppen om goed te richten, zou hij zonder twijfel gedood worden door één van de pijlen die langs hem heen suisden. Of erger, hij zou dusdanig gewond raken dat Elsius hem zou kunnen inhalen en hem alsnog naar de vesting mee zou kunnen sleuren.

Thanos dook achter een rots en hoorde er een pijl van af stuiteren. Hij vuurde weer, rende, pauzeerde. Zijn instinct liet hem wachten terwijl er weer een pijl voorbij suisde.

Nu rende hij weer, sprintend naar de bomen. Hij probeerde zijn vlucht onvoorspelbaar te maken, maar concentreerde zich vooral op snelheid. Hoe sneller hij tussen de bomen kon komen, hoe beter. Hij vuurde nog een pijl af zonder te kijken, stapte instinctief opzij terwijl een ander pijl hem miste, en gooide zichzelf achter de dichtstbijzijnde boom, precies toen een pijlpunt zich door de stam boorde.

Thanos pauzeerde even en luisterde. Boven het harde kloppen van zijn hart hoorde hij Elsius bevelen roepen.

“Ga meer cipiers halen,” commandeerde hij. “Ik zal zelf achter onze prins aangaan.”

Thanos begon tussen de bomen door te sluipen. Hij wist dat hij nu zoveel mogelijk afstand moest afleggen, voor er nog meer gewapende cipiers achter hem aan zouden komen. Als ze met genoeg waren, zouden ze hem makkelijk kunnen omsingelen. En dan zou hij niet kunnen ontsnappen, hoe goed hij ook vocht. Maar hij moest nog altijd voorzichtig zijn. Hij kon Elsius ergens achter zich horen, tussen het ritselen van de bladeren en het incidentele breken van takken. De oudere man had zijn boog nog steeds bij zich, en hij had al bewezen hoe gewillig hij was om hem te gebruiken.

“Ik weet dat je me kunt horen,” zei Elsius achter hem. Zijn toon was ontspannen, alsof het de gewoonste zaak in de wereld was om zo te praten tegen een man die hij probeerde te vermoorden. “Je zult ongetwijfeld gejaagd hebben, als prins zijnde.”

Thanos gaf geen antwoord.

“Oh, ik weet het,” zei Elsius. “Je wilt je locatie niet verraden. Je wil verborgen blijven, en je hoopt dat je me voor kunt blijven. Dat probeerden de mensen die ik vroeger stalkte ook. Bij hen lukte het ook niet.”

Er kwam een pijl tussen de bomen door die Thanos op een haar na miste. Hij vuurde terug en zette het op een rennen.

“Dat lijkt er meer op,” antwoordde Elsius. “Zorg dat de Verlatenen je niet te pakken krijgen. Voor mij zijn ze bang. Jij… jij bent slechts een prooi.”

Thanos negeerde hem en rende verder. Hij nam willekeurige bochten tot hij zeker wist dat er voldoende afstand zat tussen hem en zijn achtervolger.

Hij stopte even. Hij kon Elsius niet meer horen. Wat hij echter wel hoorde was het geluid van iemand die tegen zichzelf vloekte, half woedend, half huilend. Voorzichtig liep hij naar voren. Hij vertrouwde het niet. Hij vertrouwde niemand hier.

Hij kwam bij de rand van een kleine open plek. Daar zag hij tot zijn schok een vrouw ondersteboven aan haar enkel hangen, die vast zat in een strik. Haar donkere haar was vastgebonden in een vlecht en bungelde over de grond. Ze droeg de ruwe kniebroek en tuniek van een zeeman, vastgebonden met een sjerp. Ze vloekte in elk geval als een zeeman terwijl ze probeerde zichzelf los te maken, zonder enig waarneembaar succes.

Thanos’ instinct zei hem dat dit deel was van een grotere valstrik. Misschien was het opzet, een list om hem te vertragen. In ieder geval zou het gevloek van de vrouw snel de aandacht van de Verlatenen trekken.

Toch kon hij haar niet zo laten hangen. Thanos liep de open plek op en haalde zijn mes tevoorschijn.

“Wie ben je?” wilde de vrouw weten. “Blijf weg, jij geiten-lastigvallend Verlatenen tuig! Als ik mijn zwaard had—”

“Ik denk dat je beter je mond kunt houden voordat alle gevangenen als vliegen op deze plek afkomen,” zei Thanos terwijl hij haar bevrijdde. “Ik ben Thanos.”

“Felene,” antwoordde de vrouw. “Wat doe je hier, Thanos?”

“Vluchten van mannen die me proberen te vermoorden, en proberen om terug te keren naar mijn boot,” zei Thanos. Hij kreeg een idee, en hij begon de strik opnieuw te spannen.

“Je hebt een boot?” zei Felene. Thanos merkte dat ze op afstand bleef. “Een manier om van deze godvergeten rots af te komen? Ik ga met je mee.”

Thanos schudde zijn hoofd. “Je wil niet bij me in de buurt blijven. De mensen die me achtervolgen zullen spoedig hier zijn.”

“Kan niet erger zijn dan wat ik tot dusver heb meegemaakt.”

Weer schudde Thanos zijn hoofd. “Het spijt me, maar ik ken je niet. Je kunt om allerlei redenen op dit eiland zitten. Voor hetzelfde geld steek je me in mijn rug zodra je de kans krijgt.”

De vrouw zag eruit alsof ze hem wilde tegenspreken, maar een geluid uit het bos deed haar opkijken als een geschrokken hert, en ze sprintte dieper het bos in.

Thanos volgde haar voorbeeld en glipte weer tussen de bomen door. Hij zag Elsius de open plek oplopen, zijn boog gespannen. Thanos reikte naar de boog die hij had meegenomen, maar besefte dat hij geen pijlen meer had. Zonder een andere optie kwam hij achter de boom vandaan.

“Ik had gedacht dat je wel een betere prooi zou zijn,” zei Elsius.

“Kom dichterbij, en je zult erachter komen hoe gevaarlijk ik kan zijn,” antwoordde Thanos.

“Oh, zo werkt dit niet,” antwoordde Elsius, maar hij deed toch een stap naar voren.

Thanos hoorde de knak toen de strik dichtsloeg, en zag Elsius omhoog getrokken worden. Pijlen vielen uit zijn pijlkoker. Thanos griste ze van de grond en haastte zich weer het bos in. Hij kon de anderen al horen naderen; Verlatenen of cipiers, het deed er niet toe.

Thanos haastte zich tussen de bomen door. Nu hij niet meer werd gevolg, kon hij eindelijk richting zijn boot gaan. Hij dacht dat hij figuren tussen de bladeren door zag, en achter zich hoorde Thanos een schreeuw die alleen maar van Elsius af kon komen.

Eén van de Verlatenen verscheen ineens vanuit de bomen vlakbij Thanos en dook op hem af. Thanos had kunnen weten dat hij ze niet allemaal kon ontlopen. De man zwaaide met een bijl die gemaakt leek te zijn van de beenderen van een dode vijand. Thanos stapte in de cirkel van de zwaai en stak hem neer. Hij duwde hem weg en rende door.

Hij kon er nu meer horen. Hun strijdkreten galmden tussen de bomen door. Hij kwam op een open plek en zag een groep van Elsius’ cipiers vanaf de andere kant naderen. Thanos’ hart ging hevig tekeer toen achter hem een groep van zeker twaalf figuren in gefragmenteerde wapenrustingen het bos uit raasden. Thanos ging naar rechts, ontweek een aanvallende figuur, en bleef rennen terwijl de twee groepen met elkaar in botsing kwamen.

Sommigen bleven hem achtervolgen, maar Thanos zag de meesten het gevecht met de andere groep aangaan. Hij zag de Verlatenen als een golf tegen de cipiers aan slaan. De Verlatenen waren woeste vechters, maar de cipiers uit de vesting hadden echte wapenrustingen en betere wapens. Thanos betwijfelde of ze een kans hadden om te winnen, en hij wist niet zeker of hij dat wilde.

Hij dartelde over de rotsen van het eiland en probeerde zijn weg terug naar zijn boot te vinden. Als hij het zou halen… wel, het zou lastig worden als de smokkelaars hem verraden hadden, maar hij zou een manier vinden om van het eiland af te komen.

Het meest lastige was om zijn weg te vinden. Als hij terug was gegaan via de route die hij op de heenweg had genomen en gewoon zijn eigen sporen terug had gevolgd, was het makkelijk te vinden geweest. Maar dan had hij de mannen die hem opjoegen niet kunnen ontlopen. Thanos durfde ook niet te stoppen, ondanks het feit dat de geluiden van de achtervolging waren getransformeerd in de geluiden van een gevecht.

Hij dacht dat hij het begin van het pad herkende dat naar het strand leidde, en hij haastte zich verder terwijl hij zijn ogen openhield voor mogelijke overvallers. Er leek niemand te zijn. Nog een klein stukje verder en hij zou bij zijn boot zijn, en dan—

Hij ging de bocht om naar het strand en hield abrupt halt. Daar stond één van de Verlatenen, een enorme en gespierde man. Hij stond over Thanos’ boot gebogen, of wat ervan over was. Terwijl Thanos toekeek zag hij hoe de gevangene met zijn zwaard op de boot inhakte alsof het een lucifer was. De laatste planken verbrijzelden.

Thanos’ hart viel.

Nu was er geen uitweg meer.

Opstandeling, Pion, Koning

Подняться наверх